ECLI:NL:RBOVE:2014:144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2014
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
08.730736-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vader en zoon wegens geweld tegen politiemensen in Steenwijk

Op 13 januari 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader en zoon, die beschuldigd werden van geweld tegen politieagenten in Steenwijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 25 augustus 2013, tijdens een caféruzie, openlijk geweld hebben gepleegd tegen meerdere politieagenten, waaronder hoofdagent [slachtoffer 1]. De verdachten hebben de agenten belaagd en daarbij ernstig letsel toegebracht aan [slachtoffer 1], die onder andere een gebroken neus opliep. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn de verdachten veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat geweld tegen politieagenten niet getolereerd kan worden en dat extra bescherming voor deze functionarissen noodzakelijk is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachten hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 08.730736-13
Uitspraak: 13 januari 2014

Vonnis in de strafzaak van:

het openbaar ministerie

tegen

[verdachte 1],

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
De officier van justitie, mr. S. Leusink, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met daarbij oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, en/althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (hoofd)agent(en) van/bij de regiopolitie Ijsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- (met (zeer) veel kracht) meermalen die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd

heeft geslagen en/of gestompt en/of

- (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- (met (zeer) veel kracht) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek/keel heeft (vast)gegrepen en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] werd omstrengeld) (met (zeer) veel kracht) (op) die [slachtoffer 1] heeft (in)geslagen en/of gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- (met (zeer) veel kracht) meermalen die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- (met (zeer) veel kracht) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek/keel heeft (vast)gegrepen en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] werd omstrengeld) (met (zeer) veel kracht) (op) die [slachtoffer 1] heeft (in)geslagen en/of gestompt waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] een (of meermalen) in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (gebroken neus en/of gescheurde wenkbrauw en/of diverse blauwe plekken en/of zwellingen) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] tijdens zijn/haar/hun functie van de regiopolitie IJsselland, welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] en/of
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] en/of
- kapot trekken/scheuren van de kleding van die [slachtoffer 3] en/of
- duwen/gooien van die [slachtoffer 3] tegen/op de ingang van het café ([café]) en/of
- (telkens) inlopen op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] (zulks terwijl die politieambtena(a)r(en) geen mogelijkheid had(den) om weg te komen) en/of daarbij luid schreeuwden/scandeerden "vieze kankerlijkers laat ons naar binnen dan schop ik ze dood" en/of "wat wil jij nou doen dan, ook jou sla ik dood" en/of
- gooien met/van een fiets op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2]

art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

BEWIJS

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de politieambtenaren [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] tijdens de inzet bij een caféruzie buiten door een groep personen zijn belaagd en daarbij zijn geconfronteerd met ernstige en langdurige agressieve uitingen waaraan zij zich niet konden onttrekken omdat zij door de groep waren ingesloten en met hun rug tegen de voorgevel van [café] stonden.
De rechtbank stelt voorts vast dat hoofdagent [slachtoffer 1] op enig moment in de groep is getrokken en daar vervolgens door een viertal personen op ernstige wijze is mishandeld waarbij zijn neus is gebroken en waarbij hij ook ander letsel heeft opgelopen, waaronder striemen in de nek.
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte van de tegen de politieambtenaren [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] gepleegde openlijke geweldpleging (feit 2) dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de dossierstukken weliswaar kan worden afgeleid dat verdachte heeft deelgenomen aan de tegen hoofdagent [slachtoffer 1] gepleegde gewelddadige handelingen (feit 1), maar dat niet is gebleken dat verdachte een grote rol heeft gespeeld bij het tegen de overige politieambtenaren gepleegde openlijke geweld.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen genoegzaam gebleken dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan zowel de onder 1 primair als de onder 2 ten laste gelegde gewelddadige gedragingen.
Verdachte maakte deel uit van de groep die de agenten belaagde, heeft zelf gewelddadige handelingen in de richting van hoofdagent [slachtoffer 1] gepleegd (feit 1) en heeft ook een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de tegen de (overige) agenten gepleegde openlijke geweldpleging (feit 2).
De stelling van de raadsman dat verdachte bij het openlijke geweld tegen de agenten geen grote rol zou hebben gespeeld, wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen. In dit verband wijst de rechtbank onder meer op de door verbalisant [slachtoffer 3] (dossierpagina 48) afgelegde verklaring dat verdachte, zijn zoon en een medeverdachte meerdere malen het voortouw in de groep namen om de agenten agressief te benaderen. Voorts wijst de rechtbank op de door verbalisant [slachtoffer 2] (dossierpagina 57) afgelegde verklaring dat verdachte vanuit de schreeuwende en duwende groep heeft gezegd
: “Je kunt wel politie op de jas hebben staan, maar daar ben ik niet bang voor hoor!”.
De omstandigheid dat verdachte zelf geen gewelddadige handeling in de richting van de overige verbalisanten zou hebben ondernomen doet aan een bewezenverklaring ter zake van openlijke geweldpleging niets af.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1
primair.
hij op 25 augustus 2013, te Steenwijk, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] hoofdagent bij de regiopolitie IJsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- met zeer veel kracht meermalen die [slachtoffer 1] tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en gestompt en
- met (zeer) veel kracht (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 augustus 2013, te Steenwijk, met anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] tijdens hun functie van de regiopolitie IJsselland, welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen van en indringen op die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] en
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] en
- kapot trekken/scheuren van de kleding van die [slachtoffer 3] en
- duwen/gooien van die [slachtoffer 3] tegen de ingang van het café ([café]) en
- (telkens) inlopen op die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] (zulks terwijl die politieambtenaren geen mogelijkheid hadden om weg te komen) en daarbij luid schreeuwden/scandeerden "vieze kankerlijers laat ons naar binnen dan schop ik ze dood" en/of "wat wil jij nou doen dan, ook jou sla ik dood" en
- gooien met een fiets tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en
- slaan en stompen tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2].
Van het 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Strafbaarheid VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:
1
primair.
Medeplegen van poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

motivering van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging gericht tegen een viertal politieagenten en dat hij heeft deelgenomen aan de poging tot zware mishandeling van één van deze politieagenten.
Deze feiten zijn tegen de politieagenten gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de politieagenten door hen pijn en letsel toe te brengen, maar heeft ook blijk gegeven van minachting voor deze functionarissen, waardoor tevens het openbaar gezag werd aangetast.
Functionarissen werkzaam in het publieke domein ten dienste van de burger, hoeven zich een dergelijke handelwijze niet te laten welgevallen en verdienen naar het oordeel van de rechtbank extra bescherming tegen agressieve of gewelddadige bejegening. Gelet hierop ligt een verhoging van de straf in de rede.
Blijkens de door de verbalisanten ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen heeft het voorval zeer ingrijpende gevolgen voor hen gehad. Daarnaast heeft het handelen van verdachte ook de gevoelens van onveiligheid in uitgaansgebieden bevorderd. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De omstandigheid dat verdachte kort voorafgaand aan onderhavig voorval door een cafébezoeker zou zijn neergeslagen en boos was op de politie omdat zij niet wilden ingrijpen kan niet als een dergelijke omstandigheid worden aangemerkt.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een beknopt reclasseringsrapport over de persoon van verdachte d.d. 11 december 2013 waarin staat vermeld dat geen reclasseringstoezicht is geïndiceerd omdat verdachte geen probleemgebieden heeft waarbij hij hulp nodig heeft.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 november 2013 waaruit blijkt dat verdachte strafrechtelijke documentatie heeft, ook voor wat betreft geweldsdelicten, zij het dat de laatste veroordeling dateert van 8 juni 2007.
De rechtbank acht alles afwegende termen aanwezig om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan een deel, als waarschuwing, in voorwaardelijke vorm.
De beslissing van de rechtbank berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.500,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.500,--.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 600,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,-.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 700,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 700,--. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 600,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,--.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

BESLISSING

Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot
5 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 600,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 700,-- (zegge: zevenhonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 700,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 600,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. M. Ferschtman en Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2014.
Mr. M. Ferschtman voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.