In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een schoonmaakbedrijf, eiseres, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder. Eiseres kreeg een boete van € 32.000 opgelegd wegens een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder, dat het bezwaar tegen de boete ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 17 januari 2014 heeft eiseres betoogd dat zij niet als werkgever kan worden aangemerkt, omdat de Bulgaarse werknemers als zelfstandigen werkten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres wel degelijk als werkgever moet worden aangemerkt, omdat zij de vreemdelingen feitelijk arbeid liet verrichten zonder de benodigde tewerkstellingsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Bulgaren onder gezag van eiseres werkten, wat betekent dat eiseres verantwoordelijk was voor het naleven van de Wav. De rechtbank heeft ook overwogen dat de boete onevenredig was, gezien de hoge kosten die eiseres had moeten maken door de doorbelaste boetes van andere bedrijven in de keten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het besluit van verweerder vernietigd en de boete op nihil gesteld. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 974. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open tegen deze beslissing.