In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeluk op 20 maart 2013 te Delden. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto (Skoda Octavia) reed, heeft geen voorrang verleend aan een fietser, mevrouw [slachtoffer], die op dat moment het kruispunt overstak. De verdachte heeft verklaard dat zij het slachtoffer niet had opgemerkt, wat leidde tot een aanrijding waarbij het slachtoffer is overleden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gereden, ondanks dat het zicht ter plaatse niet werd belemmerd. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zou worden vrijgesproken, en dat voor het subsidiair tenlastegelegde een geldboete van € 500,00 zou worden opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de betrokkenheid van de verdachte bij de nabestaanden. De rechtbank heeft ook de lange tijd tussen het feit en de berechting in overweging genomen.