ECLI:NL:RBOVE:2014:1336

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
08/955304-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door niet verlenen van voorrang aan fietser

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeluk op 20 maart 2013 te Delden. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto (Skoda Octavia) reed, heeft geen voorrang verleend aan een fietser, mevrouw [slachtoffer], die op dat moment het kruispunt overstak. De verdachte heeft verklaard dat zij het slachtoffer niet had opgemerkt, wat leidde tot een aanrijding waarbij het slachtoffer is overleden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gereden, ondanks dat het zicht ter plaatse niet werd belemmerd. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zou worden vrijgesproken, en dat voor het subsidiair tenlastegelegde een geldboete van € 500,00 zou worden opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de betrokkenheid van de verdachte bij de nabestaanden. De rechtbank heeft ook de lange tijd tussen het feit en de berechting in overweging genomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955304-13
Datum vonnis: 19 maart 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 in [geboorteplaats] (Frankrijk),
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 maart 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Verheul en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman
mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat te Nijmegen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met haar personenauto een verkeersongeluk heeft veroorzaakt waarbij het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], is overleden dan wel dat zij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij zij mevrouw [slachtoffer] heeft aangereden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op of omstreeks 20 maart 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Skoda Octavia, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende over de
weg, de Greekerinckskamp, ter hoogte van het kruispunt van deze weg met de
Hengelosestraat, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin
bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of gehinderd,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor haar gelegen gedeelte
van voormeld kruispunt en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven
letten, en/of
bij het naderen van dit kruispunt haar snelheid niet, althans in onvoldoende
mate heeft verminderd en/of heeft aangepast, en/of
(daarbij) een bestuurder van een fiets, welke van links over de
Hengelosestraat naderde, niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) het voormelde kruispunt zonder te stoppen is op en/of
overgereden, en/of
(daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod
inhoudt, namelijk geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een
fiets op die Hengelosestraat, terwijl op de Greekerinckskamp voor voormeld
kruispunt een bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens 1990 was geplaatst, en/of terwijl op de Greekerinckskamp
voor voormeld kruispunt haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voornoemd
reglement waren aangebracht, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een
bestuurder van een fiets, welke dat kruispunt overstak, althans wilde
oversteken,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat zij,
verdachte, geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een fiets;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
zij op of omstreeks 20 maart 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Skoda Octavia, kenteken
[kenteken]), daarmee heeft gereden over de weg, de Greekerinckskamp, ter hoogte
van het kruispunt van deze weg met de Hengelosestraat,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of gehinderd,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor haar gelegen gedeelte
van voormeld kruispunt en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven
letten, en/of
bij het naderen van dit kruispunt haar snelheid niet, althans in onvoldoende
mate heeft verminderd en/of heeft aangepast, en/of
(daarbij) een bestuurder van een fiets, welke van links over de
Hengelosestraat naderde, niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(vervolgens) het voormelde kruispunt zonder te stoppen is op en/of
overgereden, en/of
(daarbij) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken, dat een gebod
inhoudt, namelijk geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een
fiets op die Hengelosestraat, terwijl op de Greekerinckskamp voor voormeld
kruispunt een bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens 1990 was geplaatst, en/of terwijl op de Greekerinckskamp
voor voormeld kruispunt haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voornoemd
reglement waren aangebracht, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een
bestuurder van een fiets, welke dat kruispunt overstak, althans wilde
oversteken,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en voor het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PLO5QB 2013027627. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 maart 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 25 maart 2013, pagina’s 6, 7, 10 tot en met 16 en 19.
5.2
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 20 maart 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Skoda Octavia, kenteken [kenteken]) daarmee heeft gereden over de weg, de Greekerinckskamp, ter hoogte van het kruispunt van deze weg met de Hengelosestraat, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en gehinderd, niet op het voor haar gelegen gedeelte van voormeld kruispunt en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, een bestuurder van een fiets, welke van links over de Hengelosestraat naderde, niet (tijdig) heeft waargenomen en het voormelde kruispunt zonder te stoppen is op gereden en geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod inhoudt, namelijk geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een fiets op die Hengelosestraat, terwijl op de Greekerinckskamp voor voormeld kruispunt een bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en terwijl op de Greekerinckskamp voor voormeld kruispunt haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voornoemd reglement waren aangebracht, en vervolgens in aanrijding is gekomen met een bestuurder van een fiets, welke dat kruispunt overstak door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 5 WVW1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding: Overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging stelt dat sprake is geweest van zogenaamde dode-hoekproblematiek, waarbij de linker A-stijl van de door verdachte bestuurde auto het zicht naar links heeft belemmerd, ondanks het tot twee maal toe naar links kijken voordat zij afsloeg naar rechts. Uitgaande van dit feitencomplex zou er sprake kunnen zijn van afwezigheid van alle schuld, te meer omdat niet duidelijk is hoe snel het slachtoffer heeft gereden en waar zij precies vandaan kwam.
De rechtbank stelt voorop dat diegene die zich in het verkeer van een gevaar bewust hoort te zijn, zichzelf in de gelegenheid moet stellen vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet. De enkele omstandigheid dat indien als gevolg van een inrichting van een voertuig medeweggebruikers onder bepaalde omstandigheden voor de bestuurder onzichtbaar zijn, brengt mee dat de bestuurder met dat beperkte zicht rekening moet houden.
Vast staat dat het slachtoffer zich op enig moment voorafgaand aan het ongeval op de fietsstrook van de Hengelosestraat heeft bevonden. Hoe zij daar is gekomen, doet niet ter zake. Verdachte wist – zo heeft zij ter zitting verklaard – dat zij, rijdende over de Greekerinckskamp in de richting van de Hengelosestraat, een voorrangsweg naderde. Voor zover al moet worden aangenomen dat verdachte het slachtoffer niet heeft gezien voordat en terwijl zij rechts afsloeg, leidt dit niet tot de conclusie dat verdachte het slachtoffer niet heeft kunnen zien. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderhavig dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte het slachtoffer niet heeft gezien doordat het slachtoffer aan het zicht van verdachte werd onttrokken omdat zij zich voortdurend achter de raamstijl bevond op het moment dat verdachte het kruispunt naderde en rechtsaf wilde slaan. Zo dit wel het geval was geweest, is de rechtbank van oordeel dat de raadsman opgeworpen dode-hoekproblematiek veroorzaakt door een raamstijl verdachtes schuld aan het ongeval niet geheel kan wegnemen nu van een bestuurder van een personenauto in een verkeerssituatie als de onderhavige mag worden verwacht langs de raamstijl heen te kijken om volledig zicht op eventueel verkeer, waaraan voorrang moet worden verleend, te kunnen houden. Gelet hierop komt verdachte naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen beroep op afwezigheid van alle schuld toe. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte reed op 20 maart 2013 in haar personenauto op de Greerinckskamp in Delden in de richting van de Hengelosestraat. Ter hoogte van de kruising heeft verdachte het op de Hengelosestraat fietsende slachtoffer niet opgemerkt en heeft daardoor verzuimd voorrang aan haar te verlenen. Ten gevolge daarvan is een aanrijding ontstaan waarbij het slachtoffer ten val is gekomen en later in het ziekenhuis is overleden. Een relatief geringe verkeersfout heeft aldus dramatische gevolgen.
De rechtbank is ter terechtzitting gebleken dat de verdachte gebukt gaat onder de gevolgen van het door haar veroorzaakte ongeval. Zij heeft oprecht berouw en betrokkenheid bij de nabestaanden getoond.
Daarnaast houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met het feit dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en bovendien houdt de rechtbank rekening met de relatief lange tijd die sinds het tenlastegelegde is verstreken tot aan de berechting, te weten bijna een jaar.
De rechtbank overweegt verder dat voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf en de modaliteit daarvan aansluiting moet worden gezocht bij de gewoonlijk ingeval van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 opgelegde straf, te weten: een geldboete. De rechtbank realiseert zich dat een geldboete nimmer in verhouding staat kan staan tot het onomkeerbaar verlies. Om de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer en haar nabestaanden uit te drukken, zal de rechtbank deze geldboete hoger doen zijn dan door de officier van justitie is gevorderd. Om verdachte voor de toekomst een waarschuwing mee te geven zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
De rechtbank acht in dit geval een geldboete ter grootte van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden een passende sanctie.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 Sr en de artikelen 177, 178 en 179 WVW 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete,
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.
Buiten staat
Mr. Maresch-Evers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.