ECLI:NL:RBOVE:2014:1300

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
08.770226-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in inbraakzaak bij juwelier door onvoldoende bewijs van DNA-sporen

Op 17 maart 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van inbraak bij Lucardi Juweliers B.V. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde inbraak, omdat de aangetroffen DNA-sporen onvolledige profielen waren die niet met voldoende zekerheid aan de verdachte konden worden gekoppeld. De rechtbank oordeelde dat de DNA-sporen, die op verplaatsbare voorwerpen waren aangetroffen, onvoldoende bewijs boden voor een veroordeling. De verdachte was niet in persoon verschenen tijdens de terechtzitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.M. van Dam. De officier van justitie, mr. S.J.S. Koekkoek, had veroordeling van de verdachte gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat het bewijs niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank concludeerde dat de wetenschappelijke bewijswaarde van de onvolledige DNA-profielen lager was dan die van volledige profielen, en dat er onvoldoende objectieve aanknopingspunten waren die wezen op de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak. De rechtbank achtte het feit dat de verdachte en een medeverdachte elkaar leken te kennen niet doorslaggevend voor de bewijsvoering.

De benadeelde partij, Lucardi Juweliers B.V., werd in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het hem ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter kon aanbrengen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. E.J.M. Bos, en de uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.770226-13 (P)
Uitspraak: 17 maart 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1], [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2014.
De verdachte is niet in persoon verschenen. De verdachte is ter terechtzitting verdedigd door mr. J.M. van Dam, advocaat te ‘s-Gravenhage, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
Als officier van justitie was aanwezig mr. S.J.S. Koekkoek.

TENLASTELEGGING

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 25 december 2012 te Kampen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand, gelegen op/aan de [adres 2], heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Lucardi juwelier, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van wat verdachte is ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken.

Het oordeel van de rechtbank

De verdachte zal van het ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Met name acht de rechtbank de uit het onderzoek door het NFI naar voren komende bevindingen omtrent de aangetroffen DNA-sporen onvoldoende om als bewijs te kunnen dienen aangezien het hier gaat om onvolledig DNA-profielen. De wetenschappelijke bewijswaarde van een match met een dergelijk profiel is immers lager dan die van een match met een volledig DNA-profiel. Ten aanzien van een van deze sporen (AAFT3526NL#01) heeft het NFI zelfs niet meer kunnen vaststellen dan: ”
onvolledig DNA-profiel van minimaal één man- onbekende man B (gekoppeld aan [verdachte]) kan niet worden uitgesloten”. Van dat spoor kon geen matchkans berekend worden. Voorts acht de rechtbank van belang dat de betreffende DNA-sporen zijn aangetroffen op verplaatsbare voorwerpen. Dat verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht, doet daaraan niet af, te meer niet nu de broer van verdachte heeft verklaard dat verdachte hem soms helpt bij kabels trekken of kozijnen plaatsen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, het hanteren van een (vuist)moker – waarop een van de DNA-sporen is aangetroffen – niet behoeft uit te sluiten.
Daarnaast geldt dat het dossier naar het oordeel van de rechtbank in de overigens aanwezige informatie onvoldoende objectieve aanknopingspunten bevat die overtuigend wijzen op enige feitelijke betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit. Het uit het dossier naar voren komende gegeven dat verdachte en de medeverdachte, die inmiddels voor het plegen van de inbraak is veroordeeld, elkaar lijken te kennen, acht de rechtbank niet doorslaggevend.

Benadeelde partij

De benadeelde partij Lucardi Juweliers B.V. zal in diens vordering niet-ontvankelijk worden verklaard nu de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij Lucardi Juweliers B.V. in haar vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2014.