ECLI:NL:RBOVE:2014:1202

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
08.730182-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en TBS met voorwaarden na mishandeling en bedreiging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De verdachte, geboren in 1984, heeft op 26 maart 2013 in Deventer zijn ex-partner mishandeld door haar meerdere malen te schoppen en te slaan, en heeft haar bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zittingen op 19 augustus 2013, 12 november 2013 en 25 februari 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. A.R. Maarsingh. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 146 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en er een hoog recidiverisico bestaat. De rechtbank heeft de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, waarbij de verdachte zich aan verschillende voorwaarden moet houden, waaronder behandeling en begeleiding door Tactus Reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €2000,-- toegewezen aan de benadeelde partij, de ex-partner van de verdachte, die als gevolg van de mishandeling en bedreiging schade heeft geleden. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.730182-13 (P)
Uitspraak: 11 maart 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het Openbaar Ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden - na verwijzing naar de meervoudige kamer van de rechtbank door de politierechter op 26 juni 2013 - op 19 augustus 2013, 12 november  2013 en 25 februari 2014.
De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was op 19 augustus 2013 mr. M.M. Brunsveld aanwezig en op 12 november 2013 en 25 februari 2014 mr. P. de Jong.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2013 te Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meerdere malen (met kracht) tegen de benen, althans het been, en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens) heeft hij deze [slachtoffer] in een houdgreep genomen, althans is op haar gaan liggen, en/of is (vervolgens) één of meerdere malen met een (scherp) mes langs de hals van deze [slachtoffer] gegaan en/of heeft hij één of meerdere malen (met kracht) met een stofzuigerbuis in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de be(e)n(en) van deze [slachtoffer]
geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2013 te Deventer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in zijn hand in de richting van deze [slachtoffer] gelopen en/of heeft (vervolgens) met dit mes snijdende bewegingen langs de hals en/of het been van deze [slachtoffer] gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik vermoord je, ik vermoord je, die dag komt echt nog dat ik je vermoord", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in zijn belangen geschaad.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ter zake van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit
op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangeefster met een mes heeft mishandeld, nu niet is gebleken dat het bij aangeefster in de hals geconstateerde letsel is toegebracht met een mes. Gelet hierop dient de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 is sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid, waarbij ieder bewijsmiddel slechts is gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft:
 het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] [2] ;
 een letselverklaring d.d. 28 maart 2013 opgesteld door P.G. Kapsenberg, huisarts te
Deventer [3] ;
 het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] [4] ;
 de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2013. [5]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde onderdeel dat ziet op het met een mes langs de hals van aangeefster gaan, nu uit de in de tenlastelegging gebruikte bewoordingen niet blijkt dat aangeefster daadwerkelijk met het mes is geraakt en derhalve niet kan worden bewezen dat zij door de in de tenlastelegging beschreven handeling met het mes pijn heeft ondervonden of dat haar daardoor letsel is toegebracht.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 maart 2013 te Deventer opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meerdere malen met kracht tegen de benen en het lichaam heeft geschopt en geslagen en vervolgens heeft hij deze [slachtoffer] in een houdgreep genomen en heeft hij meerdere malen met kracht met een stofzuigerbuis tegen het gezicht en het hoofd en de benen van deze [slachtoffer] geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 26 maart 2013 te Deventer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in zijn hand in de richting van deze [slachtoffer] gelopen en heeft vervolgens met dit mes snijdende bewegingen langs de hals en het been van deze [slachtoffer] gemaakt en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord je, ik vermoord je, die dag komt echt nog dat ik je vermoord".
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
1.
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd dat ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit een gevangenisstraf voor de duur van de in voorarrest doorgebrachte tijd van 146 dagen zal worden opgelegd, met aftrek van die in voorarrest doorgebrachte tijd.
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) zal worden opgelegd, waarbij de voorwaarden dienen te gelden zoals deze in het reclasseringsrapport van Tactus Verslavingszorg van 20 februari 2014 zijn vermeld. Voorts heeft de officier van justitie op grond van het bepaalde in artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht gevorderd dat wordt bevolen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft voorgesteld om aan verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op te leggen waarvan 7 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het voornoemde reclasseringsrapport van 20 februari 2014.
De raadsman van verdachte heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de maatregel van TBS, gelet op de zwaarte van feit 2 alsmede het recidiverisico niet gerechtvaardigd is.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner, de moeder van zijn twee kinderen. Verdachte heeft door zijn handelwijze een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze vrouw en heeft daarbij een gevoel van onveiligheid bij haar teweeggebracht. Blijkens verdachtes justitiële documentatie is hij eerder op 26 augustus 2011 reeds ter zake van mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner veroordeeld. Gelet hierop kan gesproken worden van een patroon van huiselijk geweld. Bij de rechtbank bestaat de indruk dat het van kwaad tot erger wordt.
Uit de psychiatrische rapportage van 22 juni 2013, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, volgt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een reactieve hechtingsstoornis, cannabisafhankelijkheid, verstandelijke beperking en een gemengde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken.
De psychiater adviseert verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en acht
het risico op herhaling groot indien verdachte niet wordt behandeld.
De psychiater adviseert de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen.
Psycholoog drs. S. Wijga concludeert in haar rapport van 20 juni 2013 dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een cannabisafhankelijkheid, hechtingsstoornis, een intellectueel functioneren op licht verstandelijk gehandicapt niveau en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, schizotypische en narcistische trekken op de voorgrond.
Ook de psycholoog adviseert verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en acht het risico op herhaling groot indien verdachte niet wordt behandeld. De psycholoog heeft opname in een klinische setting ter observatie in het kader van een TBS met voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank neemt voormelde conclusies op de in de rapportages daarvoor uiteengezette gronden over en maakt het oordeel van de gedragsdeskundigen tot het hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde dus verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank concludeert dat er bij verdachte kan worden gesproken van een zekere mate van verwijtbaarheid voor de door hem gepleegde feiten, hetgeen er ook toe heeft geleid de verdachte strafbaar te achten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Op 12 november 2013 heeft de rechtbank bepaald dat verdachte zich met ingang van 14 november 2013 voor de duur van ten hoogste 8 weken klinisch zou laten opnemen in OBC Berkelland Trajectum te Rekken ten behoeve van observatie en diagnostiek. Dit met het oog op de in het kader van een eventueel op te leggen TBS-maatregel te bepalen voorwaarden.
Uit het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg d.d. 20 februari 2014 is gebleken dat voornoemde opname niet tot stand is gekomen, omdat OBC Berkelland niet akkoord is gegaan met de door de rechtbank bepaalde opnametermijn. De termijn zou volgens de kliniek te kort zijn. Ook is niet haalbaar gebleken om verdachte bij een andere kliniek te laten observeren.
Omdat behandeling en begeleiding vanwege de ernst van de problematiek en hoge recidivekans wel noodzakelijk blijven en eerdere ambulante hulpverleningstrajecten zijn mislukt, heeft Tactus Verslavingszorg in haar rapport d.d. 20 februari 2014 geadviseerd om TBS met voorwaarden op te leggen. Binnen het kader van TBS met voorwaarden wordt een behandeling namelijk gegarandeerd, ook als verdachte zich aan de voorwaarden onttrekt, omdat in dat geval tot dwangverpleging kan worden overgegaan.
Voor een bedreiging is het mogelijk om - naast een gevangenisstraf - TBS op te leggen, indien ook aan de overige voorwaarden uit artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Dat is hier het geval. Bij verdachte bestond blijkens de rapportages van de gedragsdeskundigen ten tijde van het plegen van de onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde bedreiging een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Het is zowel in het belang van verdachte als van anderen dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. Aangezien eerdere behandelingen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf steeds zijn mislukt, is nu, mede gelet op de ernst van de problematiek, de ernst van de bedreiging en het hoge recidiverisico, TBS met voorwaarden noodzakelijk, nu dit kader behandeling garandeert. De rechtbank zal de maatregel van TBS dan ook opleggen, waarbij de voorwaarden uit het maatregelenrapport van Tactus Verslavingszorg zullen worden overgenomen met dien verstande dat het elektronisch toezicht een maximale duur van 6 maanden zal hebben. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is de voorwaarden na te leven.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 januari 2014, waaruit volgt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van huiselijk geweld.
De rechtbank zal, zoals gevorderd, bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal voorts ambtshalve de vraag beantwoorden of in het geval van een omzetting naar dwangverpleging de TBS gemaximeerd is tot vier jaar of onbeperkt kan worden verlengd. Daartoe dient te worden vastgesteld of de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In dat geval is de TBS niet gemaximeerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaring, kwalificatie en strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, en met name gezien de samenhang tussen de bedreiging en de mishandeling sprake is van een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een gemaximeerde TBS. De totale duur van de maatregel kan daarom - indien de TBS met voorwaarden zou worden omgezet naar TBS met verpleging van overheidswege - een periode van vier jaar te boven gaan.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 38e en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 2000,-- gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat in de door haar op 7 mei 2013 ingediende vordering geen bedrag staat vermeld en voorts niet is gebleken dat de later op 13 juni 2013 ingekomen toevoeging daarop, door een daartoe gemachtigde is ingediend.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman van verdachte en ziet de door mr. V.J. Bouw ingediende brief als een aanvulling op en nadere onderbouwing van de door de benadeelde partij ingediende vordering waardoor van een uitdrukkelijke machtiging geen sprake hoeft te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken voldoende onderbouwd en komt de rechtbank redelijk voor. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

Beslissing

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
146 dagen.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank gelast dat de
verdachte ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende voorwaarden:

Algemene voorwaarden

1.
Verdachte houdt zich aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door
of namens de toezichthoudende instantie, te weten Tactus Reclassering te Zwolle;
2.
Verdachte zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in situaties
begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen;
3.
Verdachte zal zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeven;
4.
Verdachte stelt zich voor Tactus Reclassering open en controleerbaar op en geeft
toestemming aan de reclassering om contact te hebben met alle personen en instellingen
uit zijn sociale netwerk, die in deze voorwaarden met name worden genoemd. Tevens
geeft hij aan deze personen/instellingen toestemming om informatie uit te wisselen met de
reclassering;
5.
Verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan.

Bijzondere voorwaarden

1.
Verdachte houdt zich aan de afspraken en de behandeling van forensische polikliniek
de Tender te Deventer. Hij werkt mee aan het voorgestelde behandelplan;
2.
Verdachte houdt zich aan de behandeling en begeleiding vanuit Trajectum. Hij werkt
mee aan het voorgestelde behandelplan;
3.
Verdachte dient zijn medewerking te verlenen aan medicamenteuze therapie,
voorgeschreven door de behandelend arts/psychiater van Trajectum. Deze medicatie zal
zo nodig onder controle ingenomen worden. Hij werkt mee aan onderzoeken naar zijn
bloedspiegel;
4.
Verdachte is abstinent van harddrugsgebruik en alcoholgebruik. Verdachte is open
over zijn cannabisgebruik. Wanneer het cannabisgebruik leidt tot problemen op de
leefgebieden of er is sprake van een dreigend afglijden, dan zal de reclassering bezien of
een interventie nodig is (bijvoorbeeld een time-out/behandeling) om verder afglijden te
voorkomen. Verdachte is er open over als hij trek ervaart in middelen. Verdachte werkt
mee aan wekelijkse controles op middelengebruik. Tevens werkt hij mee aan
steekproefsgewijze controles;
5.
Verdachte heeft een dagbesteding voor minimaal twaalf uur per week. Hij houdt zich
aan de afspraken rondom dagbesteding. Bij ziekte of afwezigheid meldt hij dit bij de
werkplek;
6.
Verdachte geeft toestemming voor bewindvoering zolang de reclassering dit nodig
acht. Hij houdt zich aan de afspraken die gemaakt worden in het kader van
bewindvoering. Hij geeft inzage in zijn financiën;
7.
Verdachte woont op een vast adres wat is goedgekeurd door de reclassering. Hij zal
niet zonder overleg met de reclassering van woonadres veranderen;
8.
Verdachte werkt mee aan een kennismakingsgesprek met de wijkagent;
9.
Verdachte geeft openheid van en inzage in zijn sociale netwerk en relaties;
10.
Verdachte zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of
hebben met [slachtoffer], ook niet in reactie op initiatief van [slachtoffer].
Contact met haar vindt alleen plaats als hier vooraf toestemming voor is gegeven door de
reclassering;
11.
Locatiegebod: verdachte wordt geboden om zich tussen 23.00 uur en 07.00 uur op
het woonadres aan de [adres] te [woonplaats] te bevinden. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van RFID
voor de duur van maximaal zes maanden - of zoveel korter als de reclassering nodig acht - vanaf de datum van onderhavige uitspraak;
12.
Verdachte heeft enkel contact met zijn kinderen als hierover uitdrukkelijke afspraken
zijn gemaakt met de William Schrikker Groep. Verdachte houdt zich hier ook aan;
13.
Indien verdachte een nieuwe partnerrelatie aangaat is hij hierover open in de
contacten met de reclassering. Indien nodig werkt hij mee aan relatiegesprekken;
14.
Verdachte onderhoudt contact met de reclassering volgens de contactfrequentie die
geïndiceerd is door de reclassering;
15.
Indien noodzakelijk wordt verdachte voor een time-out geplaatst in Trajectum of een
soortgelijke instelling. Deze time-outplaatsing duurt in ieder geval zolang als nodig is om
verdachte op verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de
omstandigheden voorafgaand aan de time-out, maar maximaal zeven weken. Deze
periode kan eenmaal met zeven weken worden verlengd. Tijdens de time-out zullen
partijen in overleg beslissen of en op welke wijze voortzetting van het traject al of niet
mogelijk en haalbaar is.
De rechtbank beveelt op grond van het bepaalde in artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Ten aanzien van de schadevergoeding:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 2000,-- (zegge: tweeduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2013 tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2000,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. J. de Ruiter-Kok, voorzitter, mrs. B.W.M. Hendriks en V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, team Deventer-Noord/Diepenveen, onder dossiernummer PL04DD 2013024663, opgemaakt op 28 maart 2013.
2.Dossierpagina’s 11 tot en met 14.
3.Dossierpagina 24
4.Dossierpagina 25 tot en met 27.
5.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 augustus 2013.