Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure:
1 juli 2014 te ontbinden, zulks onder toekenning aan haar, ten laste van SIG Combibloc, van een vergoeding van € 200.000,00 bruto. Subsidiair verzoekt zij ontbinding per 1 april 2014 ook met een vergoeding van € 200.000,00. Meer subsidiair wordt ontbinding gevraagd per 1 juli 2014 met een vergoeding van € 159.643,90 bruto en nog meer subsidiair een ontbinding met ingang van 1 april 2014 ook met een vergoeding van € 159.943,90 bruto. SIG Combibloc heeft geen verweerschrift ingediend, maar, voor de mondelinge behandeling, een aantal stukken ter kennisneming naar de kantonrechter en [verzoekster] verzonden. Deze stukken zijn op 5 februari 2014 door de griffie ontvangen. [verzoekster] heeft, voordat de mondelinge behandeling die plaatsvond op 6 februari 2014, nog producties in het geding gebracht. De griffier heeft van de mondelinge behandeling proces-verbaal opgemaakt.
2.De feiten:
eine traurige Nachrichtvoor haar hebben. Het bericht komt erop neer dat [verzoekster] zal worden ontslagen en dat bij het UWV-Werkbedrijf inmiddels toestemming was gevraagd voor de beëindiging van arbeidsverhouding met haar. Voorts wordt meegedeeld dat haar een vaststellings-overeenkomst zal worden voorgelegd, waarin partijen de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst regelen. Bij mail van 17 januari 2014 wordt de conceptovereenkomst naar [verzoekster] verzonden en in de mail wordt vermeld dat [verzoekster] wordt geadviseerd zich over de inhoud van de overeenkomst te laten adviseren. In de conceptovereenkomst wordt als beëindigingsdatum 31 mei 2014 genoemd en wordt als vergoeding voor [verzoekster] de somma van € 65.823,83 vermeld. In de mail wordt ook vermeld dat het voorstel geldig is tot 24 januari 2014 en dat, indien [verzoekster] het niet accepteert, het voorstel komt te vervallen en de UWV-procedure zal worden vervolgd. [verzoekster] is niet tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst overgegaan. Het UWV-Werkbedrijf heeft tot op heden nog niet op voormeld verzoek van SIG Combibloc beslist. [verzoekster] is na 15 januari 2014 voor SIG Combibloc blijven werken.
3.Het standpunt van [verzoekster]:
SIG Combibloc en, conform de aanbevelingen van de kring van kantonrechters voor procedures ex artikel 7: 685 BW, dient daarom aan [verzoekster] een vergoeding te worden toegekend met in beginsel met toepassing van de correctiefactor 1. Er is voldoende aanleiding in het geval van [verzoekster] een correctiefactor van 1,25 toe te passen. Redengevend daarvoor is dat SIG Combibloc bij de ontslagaanzegging intimiderend is opgetreden met als gevolg dat [verzoekster] zich onder behandeling van een arts heeft gesteld en slaapmiddelen moet gaan gebruiken. SIG Combibloc heeft zich niet als een goed werkgever gedragen door na te laten [verzoekster] ervan in kennis te stellen dat zij een BBA-1945-procedure zou starten omdat haar arbeidsplaats op korte termijn zou komen te vervallen. [verzoekster] werkt ruim 36 jaar naar volle tevredenheid bij SIG Combibloc en er was geen enkele aanleiding te veronderstellen dat [verzoekster] door een ziekmelding een opzegging van de arbeidsovereenkomst zou gaan frustreren. De gang van zaken getuigt van misplaatst wantrouwen. De termijn waarbinnen [verzoekster] zich moest uitlaten over het al dan niet akkoord gaan met de vaststellingsovereenkomst is ongehoord kort. Daarbij komt dat SIG Combibloc in 2012 de directeur in Hengelo een vergoeding heeft toegekend waarbij wel een correctiefactor 1,25 is toegepast. Bij het bepalen van de vergoeding moet rekening worden gehouden met het salaris dat werd verdiend met het structureel extra werken.
4.Het verweer
SIG Combibloc hoopte dat met [verzoekster] een regeling – in de vorm van een vaststellingsovereenkomst – tot stand zou kunnen komen. SIG Combibloc heeft, voordat zij de UWV-procedure opstartte [verzoekster] niet ingelicht over de reorganisatie omdat zij door een ziekmelding van [verzoekster] niet geconfronteerd wilde worden met een opzegverbod. De verwachting is dat het UWV-werkbedrijf de door SIG Combibloc verzochte toestemming zal verlenen.
5.De beoordeling van het verzoekschrift:
11 december 2009 Van Hooff Elektra/Oldenburg werd door hen behandeld en uitgelegd en diverse arresten van de Hoge Raad werden tegen het licht gehouden. [verzoekster] vond de door SIG Combibloc aangehaalde literatuur en jurisprudentie niet relevant voor de beoordeling, terwijl SIG Combibloc de literatuur en de jurisprudentie waarop [verzoekster] zich beriep in veel gevallen achterhaald vond. Daarnaast werd uitvoerig lagere rechtspraak voor het voetlicht gebracht.
SIG Combibloc betwist dat en wil dat de BBA-1945-weg wordt bewandeld. [verzoekster] stelt dat veranderingen zijn gelegen in het gegeven dat haar arbeidsplaats door een reorganisatie op korte termijn zal komen te vervallen. Die stelling is in tegenspraak met haar primaire verzoek waarin ontbinding wordt gevraagd met ingang van 1 juli 2014. Waarom zo laat? Het antwoord zal zijn dat zij rekening houdt met de fictieve opzegtermijn van de arbeidsovereenkomst. Wat daarvan zij, de enkele stelling dat wegens een reorganisatie de functie is komen te vervallen levert voor de werknemer geen veranderingen van omstandigheden op als bedoeld in artikel 7: 685 lid 2 BW. Dat kan anders zijn indien er sprake is van bijzondere omstandigheden maar die zijn noch gesteld noch gebleken. De wet biedt de werkgever een keuze te maken uit de ontbindingsprocedure ex artikel 7: 685 BW en de BBA-1945-procedure. [verzoekster] heeft niet weersproken dat het aannemelijk is dat het UWV-werkbedrijf toestemming gaat verlenen voor de beëindiging van arbeidsverhouding en er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht, waarom zij de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet kan afwachten en niet van haar gevergd kan worden – na opzegging – door te werken tot datum einde dienstverband. Het door [verzoekster] gedane beroep op de toelichting op artikel 3.4 van de aanbevelingen van de Kring van kantonrechters in procedures ex artikel 7: 685 BW gaat niet op. Artikel 3.4 en de toelichting hebben betrekking op de omvang van de vergoeding en niet op de kwestie of zich veranderingen in de omstandigheden voordoen. De kantonrechter onderschrijft de kritiek van [verzoekster] die betrekking heeft op de wijze waarop SIG Combibloc de ontslagprocedure bij het UWV-werkbedrijf heeft ingeleid, maar constateert tegelijkertijd dat deze handelwijze niet is aangevoerd als een gewichtige reden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou kunnen rechtvaardigen. De door [verzoekster] gewraakte handelwijze is aangevoerd om een vergoeding te verkrijgen conform de kantonrechtersformule zulks met toepassing van correctiefactor 1.25. Hetgeen hiervoor is overwogen gaat ook op voor de verzoeken van [verzoekster] in subsidiair en meer subsidiair verband.