ECLI:NL:RBOVE:2014:1022

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
08/955546-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel

Op 4 maart 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man die op 13 november 2012 in Paasloo, gemeente Steenwijkerland, een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De verdachte, bestuurder van een BMW, reed met een snelheid die aanzienlijk hoger was dan de toegestane 80 km/h en verloor de controle over zijn voertuig, waardoor hij in aanrijding kwam met een tegemoetkomende auto, bestuurd door een vrouw die zwaar lichamelijk letsel opliep. Na het ongeval verliet de verdachte de plaats van het ongeval en toonde hij geen zorg voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een werkstraf op van 180 uur en ontzegde de verdachte de rijbevoegdheid voor een periode van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer, de omstandigheden van het ongeval en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor snelheidsovertredingen. De verdachte toonde spijt en leek zich de gevolgen van zijn daden te realiseren, wat de rechtbank als enigszins strafmatigend beschouwde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Locatie Zwolle
Parketnummer: 08/955546-13 (P)
Uitspraak: 4 maart 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats],
wonende althans ingeschreven te [adres 1],
volgens opgaaf van verdachte feitelijk verblijvende te [adres 2].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014.
De verdachte is in persoon verschenen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.E. Postma.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 november 2012 te Paasloo, gemeente Steenwijkerland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, BMW, kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, de
Paasloërweg, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig
en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van
een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
en/of
terwijl het uitzicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd,
op die weg met een hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane
snelheid van 80 km/h,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte
van die Paasloërweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven
letten,
en/of
(vervolgens) een in die weg gelegen (flauwe) bocht naar rechts met zeer hoge
snelheid, in elk geval met een, gezien de omstandigheden ter plaatse, (veel)
te hoge snelheid is ingereden en/of doorgereden en/of (daarbij) in die bocht
zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of
aangepast,
en/of (daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad,
en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn
verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
en/of (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het weggedeelte bestemd voor het
tegemoetkomend verkeer is terecht gekomen,
en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een
hem op dat weggedeelte tegemoetkomende personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten
[slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8,
tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 november 2012 te Paasloo, gemeente Steenwijkerland,
als bestuurder van een voertuig (personenauto, BMW, kenteken [kenteken 1]),
daarmee rijdende op de weg, de Paasloërweg,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van
een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
en/of
terwijl het uitzicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd,
op die weg met een hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane
snelheid van 80 km/h,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte
van die Paasloërweg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven
letten,
en/of
(vervolgens) een in die weg gelegen (flauwe) bocht naar rechts met zeer hoge
snelheid, in elk geval met een, gezien de omstandigheden ter plaatse, (veel)
te hoge snelheid is ingereden en/of doorgereden en/of (daarbij) in die bocht
zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of
aangepast,
en/of (daarbij) dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad,
en/of (daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn
verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
en/of (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het weggedeelte bestemd voor het
tegemoetkomend verkeer is terecht gekomen,
en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een
hem op dat weggedeelte tegemoetkomende personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 13 november 2012 te Paasloo, gemeente Steenwijkerland,
als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 415 microgram, in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op of omstreeks 13 november 2012 te Paasloo, gemeente Steenwijkerland,
als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door
wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Paasloërweg, de
plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer])
letsel en/of schade was toegebracht.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN [1]

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde schuld erkend.
De verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde als verweer gevoerd dat hij direct na het ongeval een deel van een in de auto liggend flesje wodka heeft gedronken. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op de avond van 12 november 2012 wijn heeft gedronken, misschien wel een fles, maar dat hij op 13 november 2012 voorafgaande aan het ongeval geen alcoholhoudende drank heeft genuttigd.
De verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde als verweer gevoerd dat hij naar de plaats van het ongeval is gelopen, maar zich kennelijk vergist moet hebben in de hoedanigheid van de bestuurster van de door hem aangereden auto, aangezien hij heeft gemeend dat die bestuurster inmiddels naast haar auto stond en hij door een blikwisseling met haar gerustgesteld was over de afloop van het ongeval.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Op 13 november 2012, omstreeks 15.40 uur, heeft op de Paasloërweg te Paasloo, gemeente Steenwijkerwold een aanrijding plaatsgevonden tussen de door verdachte bestuurde personenauto, merk BMW, type M3, met kenteken [kenteken 1] en de door mevrouw [slachtoffer] bestuurde personenauto, merk Kia, type Carens, met kenteken [kenteken 2].
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen [2] ;
- het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 12 november 2012 [3] ;
- het proces-verbaal van getuige [getuige 1] d.d. 21 november 2012 [4] ;
- het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 3 januari 2013 [5] ;
- het proces-verbaal VerkeersOngevalAnalyse (VOA) [6] ;
- de uitslag van de ademanalyse d.d. 13 november 2012 [7] ;
- het rapport Herberekening ademalcoholgehalte d.d. 6 februari 2013 opgemaakt door K.S. Kruseman, NFI-deskundige Forensische Toxicologie;
de bekennende verklaring van verdachte [8] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2014 [9] .
De rechtbank staat in de eerste plaats voor de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals ten laste is gelegd, moet worden vastgesteld dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
Daartoe komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Op grond daarvan valt volgens de Hoge Raad niet in zijn algemeenheid aan te geven of één enkele verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet houdt naar vaste jurisprudentie in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank stelt vast dat verdachte:
- alcohol had gedronken;
- met veel te hoge snelheid een bocht naar rechts is ingereden en daarbij over de dubbele doorgetrokken streep op de linkerweghelft is terechtgekomen;
- daarbij niet heeft gelet op het vóór hem gelegen weggedeelte en eventueel tegemoet komend verkeer;
- vervolgens in aanrijding is gekomen met de door mevrouw [slachtoffer] bestuurde personenauto.
Verdachte heeft met zijn rijgedrag een verkeersongeval met ernstige gevolgen veroorzaakt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van de voor een bewezenverklaring van het primaire feit vereiste schuld in dit geval daarin bestaande dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende:
Verdachte heeft zich op 13 november 2012 te 17.40 uur onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder 1, van de Wegenverkeerswet 1994, hetgeen heeft geleid tot een, volgens de wettelijke voorschriften uitgevoerd, voltooid ademonderzoek. Het resultaat van het ademonderzoek bedroeg 415 ug/l. [10] [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij direct na het ongeval een deel van het in zijn auto liggende flesje wodka heeft gedronken. De rechtbank acht die verklaring ongeloofwaardig.
De rechtbank acht in dit verband van belang dat verdachtes verklaring niet strookt met de verklaring van mevrouw [getuige 2], inzittende van de auto van verdachte. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte het kleine flesje wodka leeg dronk toen zij in het bos waren. [12]
De rechtbank hecht voorts betekenis aan de verklaring van de getuige [getuige 3] (voetnoot met vindplaats) die tegenover de politie heeft verklaard dat hij, nadat hij de klap had gehoord, onmiddellijk naar de BMW is toe gerend, bij de auto kwam, twee personen in het wrak zag zitten, een man en een vrouw die zo te zien niet ernstig gewond waren, toen het bijrijdersportier geopend heeft en de inzittenden uit het wrak heeft geholpen. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat eventueel alcoholgebruik door verdachte direct na het ongeval niet waarneembaar zou kunnen zijn geweest voor de getuige [getuige 3] en/of dat hij daarover niet zou hebben verklaard.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 13 november 2012 te Paasloo een auto heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 415 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Verdachte heeft op 13 november 2012 tegenover de politie onder meer verklaard dat:
- hij op 13 november 2012 als bestuurder van zijn auto op de verkeerde weghelft terecht kwam en een tegemoet komende auto heeft geraakt;
- nadat hij was uitgestapt hij een andere auto zag staan die ook verongelukt was;
- hij een zijweg is ingelopen en dat hij daar op een zijpaadje is gaan liggen;
- dat hij weet dat het verlaten van een plaats van ongeval strafbaar en dat hij op dat moment niet anders kon. [13]
Uit de door mevrouw [getuige 2] tegenover de politie afgelegde verklaring blijkt onder meer dat zij en verdachte na het ongeval in het bos zijn gaan zitten, vervolgens weer zijn gaan lopen en ergens halverwege politie en honden zagen, waarna zij werden aangehouden. [14] Het verweer van verdachte ter terechtzitting dat hij naar de plaats van het ongeval is gelopen en door een blikwisseling met de (vermeende) bestuurster gerustgesteld was over de afloop van het ongeval, komt de rechtbank ongeloofwaardig voor. Het verweer is niet alleen in tegenspraak met de verklaring die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd, ook moet het, gezien de verklaringen van de verdachte en mevrouw [getuige 2], er veeleer voor worden gehouden dat zij bewust zijn weggelopen en hebben geprobeerd zich aan de politie te onttrekken. De rechtbank vindt hiervoor steun in de verklaring van getuige [getuige 4], die heeft gezien dat zij twee mensen zag komen aanlopen uit de richting van de BMW, dat deze heel rustig en gearmd liepen en dat zij verder zijn gelopen in de richting van het zwembad. De getuige dacht dat het wandelaars waren die uit Oldemarkt kwamen. Volgens de getuige hadden ze niet de intentie om de vrouw uit de KIA te vragen hoe het was.
Ook het feit dat tussen de aanrijding en het tijdstip waarop verdachte is aangehouden ruim een uur is verstreken, in combinatie met het feit dat de aanhouding het resultaat is van een zoekactie met een speurhond wijst erop dat verdachte de politie wilde ontlopen. (Voetnoot: proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 26 november 2012, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], dossierpagina 87-89). Er is daarom geen grond voor het oordeel dat verdachte heeft gedwaald ten aanzien van letsel bij mevrouw [slachtoffer].
Gelet op het vorenoverwogene kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat een ander letsel en/of schade was toegebracht.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 november 2012 te Paasloo, gemeente Steenwijkerland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, BMW, kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, de Paasloërweg, zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het uitzicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd,
op die weg met een hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane
snelheid van 80 km/h,
en
daarbij niet op het voor hem gelegen gedeelte van die Paasloërweg en het overige verkeer heeft gelet,
en
vervolgens een in die weg gelegen flauwe bocht naar rechts met zeer hoge
snelheid is ingereden en doorgereden en daarbij in die bocht zijn snelheid niet heeft verminderd,
en daarbij dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad,
en daarbij niet heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
en vervolgens geheel of gedeeltelijk op het weggedeelte bestemd voor het
tegemoetkomend verkeer is terecht gekomen,
en vervolgens in aanrijding is gekomen met een hem op dat weggedeelte tegemoetkomende personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten
[slachtoffer], zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8,
tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 13 november 2012 te Paasloo, gemeente Steenwijkerland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 415 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op 13 november 2012 te Paasloo, gemeente Steenwijkerland, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Paasloërweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist dat aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Van het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

DE STRAFBAARHEID van het feit

Het bewezene levert op:
Feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 3:
Overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.

DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte gevorderd ter zake van het primair ten laste gelegde tot:
  • een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
  • een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.

Het standpunt van de verdediging

De verdachte heeft bepleit om aan hem een werkstraf op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het
bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan
heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het
onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft met zijn weggedrag, dat zeer laakbaar en, uitgaand van de verklaring van verdachte dat zijn gedrag voortkwam uit irritatie door een bumperklever, volstrekt onnodig is geweest, onder invloed van alcohol, een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Daarna heeft hij zich niet bekommerd om het slachtoffer maar is het bos ingelopen, zich daarbij enkel richtend op zijn eigen belang.
Het slachtoffer heeft zodanig lichamelijk letsel opgelopen, dat zij gedurende een aantal maanden arbeidsongeschikt is geweest.
Uit de slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer] blijkt dat zij niet alleen lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het door verdachte veroorzaakte ongeval, maar dat zij in de nasleep hiervan nog steeds lichamelijke klachten ondervindt. Daarnaast kampt zij met diverse angstgevoelens die een grote weerslag hebben op haar dagelijks functioneren en dat van haar gezin.
De rechtbank heeft voorts laten meewegen dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van snelheidsovertredingen. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het verkeersgedrag van verdachte dat een ernstig ongeval als het onderhavige heeft veroorzaakt het opleggen van een forse straf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is gezien de hiervoor genoemde oriëntatiepunten en gezien de aanwezigheid van strafmatigende omstandigheden in dit geval echter niet op zijn plaats.
Als strafmatigende omstandigheid dient naar het oordeel van de rechtbank in dit geval rekening te worden gehouden met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het tijdstip waarop het proces-verbaal van politie is gesloten, te weten 26 maart 2013, en het tijdstip van het onderzoek ter terechtzitting. Van bijzondere omstandigheden die aanleiding geweest kunnen zijn om de zaak pas in februari 2014 ter terechtzitting aan te brengen niet is gebleken.
De rechtbank heeft voorts als enigszins strafmatigende omstandigheid laten meewegen dat verdachte, gelet op zijn proceshouding ter terechtzitting, zich inmiddels ten volle de gevolgen van zijn rijgedrag lijkt te realiseren en spijt heeft betuigd aan het slachtoffer.
Alles afwegende acht de rechtbank termen aanwezig om in dit geval in plaats van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden aan verdachte een werkstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis op te leggen.
Naast het opleggen van een werkstraf acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, zoals is gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 januari 2014.
De oplegging van straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op:
- de artikelen 10, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht,
- artikel 178 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing

Het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
180 (zegge: honderdtachtig) uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank
ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 (zegge: twee) jaren.
Aldus gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mrs. F. van den Maden en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder proces-verbaalnummer PL04ST 2012098697, gesloten op 26 maart 2013.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2012, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dossierpagina 32-36
3.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 14 november 2012, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], dossierpagina 60-62
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 21 november 2012, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], dossierpagina 80-81
5.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 3 januari 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dossierpagina 63-64
6.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 11 januari 2013, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]
7.Print ademanalyse d.d. 13 november 2012, dossierpagina 37
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 november 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5], dossierpagina 18-20
9.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 18 februari 2014
10.Proces-verbaal misdrijf d.d. 26 april 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6], dossierpagina 37
11.Print van ademanalyse d.d. 13 november 2012 betreffende verdachte, dossierpagina 37
12.Proces-verbaal verhoor [getuige 2] d.d. 13 november 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7], dossierpagina 26-27
13.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 november 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5], dossierpagina 18-20
14.Proces-verbaal verhoor [getuige 2], d.d. 13 november 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7], dossierpagina 26-27