ECLI:NL:RBOVE:2014:1020

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
08/760264-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in penitentiaire inrichting

Op 4 maart 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een medegedetineerde in een cel heeft beroofd van zijn halsketting. De feiten vonden plaats op 5 mei 2013 in Zwolle, waar de verdachte en zijn medeverdachten de aangever met geweld hebben bedreigd en gedwongen om zijn ketting af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de aangever in de cel heeft vastgehouden, waarbij geweld is gebruikt, waaronder het drukken van een vork tegen de keel van de aangever. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger van de diefstal met geweld moet worden aangemerkt, gezien de nauwe samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Locatie Zwolle
Parketnr.: 08/760264-13 (P)
Uitspraak: 4 maart 2014
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
thans in voorarrest verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Lelystad.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014 en 18 februari 2014.
De verdachte is op beide dagen verschenen. Op 18 februari 2014 is hij bijgestaan door zijn raadsman mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam.
Als officier van justitie was aanwezig mr. E. Heus.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 mei 2013 te Zwolle tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) ketting, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
(in/bij een cel) in de Penitentiaire Inrichting waar die [slachtoffer] en verdachte
en/of zijn mededader(s) verbleven ( Huub van Doornestraat 15)
onverhoeds - mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer] een harde duw tegen het
lichaam heeft/hebben gegeven en/of
een vork, althans een (getand) voorwerp tegen de keel van die [slachtoffer]
heeft/hebben gedrukt en/of
met die vork/dat voorwerp (meermalen) in de rug(streek) van die [slachtoffer]
heeft/hebben gestoken/geprikt en/of
die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of deze bij diens keel naar de grond
heeft/hebben getrokken en/of deze (meermalen) in diens gezicht en/of tegen
diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of deze
(meermalen) op diens hand(en) heeft/hebben getrapt;
EN/OF
hij op of omstreeks 05 mei 2013 te Zwolle tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een (gouden) ketting,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
(in/bij een cel) in de Penitentiaire Inrichting waar die [slachtoffer] en verdachte
en/of zijn mededader(s) verbleven (Huub van Doornestraat 15)
onverhoeds - mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer] een harde duw tegen het
lichaam heeft/hebben gegeven en/of
een vork, althans een (getand) voorwerp tegen de keel van die [slachtoffer]
heeft/hebben gedrukt en/of
met die vork/dat voorwerp (meermalen) in de rug(streek) van die [slachtoffer]
heeft/hebben gestoken/geprikt en/of
die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of deze bij diens keel naar de grond
heeft/hebben getrokken en/of deze (meermalen) in diens gezicht en/of tegen
diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of deze
(meermalen) op diens hand(en) heeft/hebben getrapt.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij de verklaring van verdachte op zitting niet geloofwaardig acht. Verdachte heeft zich eerder op zijn zwijgrecht beroepen. Dit is zijn goed recht, echter hij heeft zijn verklaring nu wel kunnen afstemmen op het dossier. De officier van justitie volgt de lezing van aangever [slachtoffer], aangezien deze wordt ondersteund door de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1], getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2].

Het standpunt van de verdediging

Door de verdediging is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte enige rol heeft gehad bij de beroving van aangever, terwijl niet kan worden uitgesloten dat aangever zich bij het afleggen van zijn verklaring op een aantal essentiële punten heeft vergist.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Aangever [slachtoffer] heeft - samengevat- het volgende verklaard. “Afgelopen zondag, 5 mei 2013, was ik aan het tafeltennissen in de recreatieruimte. Omstreeks 15.00 uur ben ik hiermee gestopt. (…). Ik zag toen ik bij mijn cel aankwam drie jongens voor mijn cel staan, dit waren: [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte]. Zij vroegen aan mij of ze een sigaret in mijn cel mochten roken. Dat vond ik goed (…). Tijdens het roken gaf [medeverdachte 1] mij opeens uit het niks een duw richting de douchecabine. (…). Ineens haalde [medeverdachte 1] een vork tevoorschijn. (…). Hij drukte de vork tegen mijn keel aan. Ik schrok en toen verzette ik mij en probeerde ik te ontsnappen (…). Ik wilde langs hem heen gaan om te ontsnappen. Hij stak mij toen nog een paar keer met de vork in mij rug. Uiteindelijk lukte het mij om langs [medeverdachte 1] heen te komen. Maar toen hielden de andere twee, [verdachte] en [medeverdachte 2] mij vast. [medeverdachte 1] trok mij op dat moment aan mijn strot naar beneden. De andere twee trapten op mijn lichaam en gezicht om mij in bedwang te houden, ik verzette mij namelijk hevig. Ik schreeuwde ook. Toen trokken ze de deur van mijn cel dicht zodat andere niks konden horen. [medeverdachte 2] trok mijn ketting toen van mijn hals af. Maar hij liet de ketting vallen. Ik kon de ketting toen snel pakken met mijn linkerhand. Toen trapte [medeverdachte 2] mij net zo lang tegen mijn hand tot ik de ketting los liet. Dit trappen tegen mij aan deed hij samen met [verdachte]. Je ziet nu nog steeds dat mijn hand blauw en opgezwollen is. Daar is ook een foto van gemaakt. Ik liet de ketting los. [medeverdachte 2] raapte de ketting op. Op dat moment kon ik ontsnappen. (…).De ketting is 50 cm, 14 karaats, 1 cm dik, zonder schakels aan 1 stuk door goud (…). Er zat een hanger aan, een kruisje van 4 cm lang en 3 cm breed ingevuld met briljantjes. (…) Er zijn twee getuigen. De getuigen hebben [medeverdachte 1] van mij afgehaald. (…). Ik had pijn en krassen en plekken op mijn keel, rug en armen. Mijn hand is blauw door het trappen erop. Mijn nek doet mij pijn door de wurging. (…).” [2]
Aan het proces-verbaal van aangifte zijn foto’s gehecht waarop het bovenlichaam en de handen van het slachtoffer staan afgebeeld. Zichtbaar zijn rode striemen of schrammen bij de keel en rode puntjes op de rug. De linkerhand en -onderarm zijn blauw. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft - samengevat - verklaard: “ Het was op zondag 5 mei 2013. (…). Ik liep op de afdeling rond. We, ik en nog twee andere gevangenen [medeverdachte 2] en [verdachte] gingen naar de cel van een jongen die ik ken als [slachtoffer] (…). We gingen daar een jointje roken in de cel. (..). Ik pakte toen [slachtoffer] van achteren vast. Ik haalde mijn armen onder die van hem door en blokkeerde zijn nek met mijn handen. (…). Zodat de andere jongens zijn gouden ketting konden afpakken. (…). We hadden van tevoren afgesproken dat we zijn ketting gingen afpakken. Wanneer we dit afspraken weet ik niet meer. Het was wel een mooie ketting. Toen we de cel ingingen wisten we al dat we zijn ketting wilden gaan pakken. (…). [slachtoffer] probeerde los te komen en begon toen te roepen. Hij verzette zich. Toen ging het allemaal erg snel. (…). De deur van de cel ging open en de twee andere jongens werden door medegedetineerden naar buiten getrokken. (…). Nadat de twee jongens de cel uit waren heb ik [slachtoffer] losgelaten en ben ook de cel uitgegaan. [slachtoffer] is toen weggelopen en heeft de bewaking erbij gehaald. (…). De afspraak was dat ik de ketting mee zou nemen als ik vrij kwam. Ik zou de ketting verpanden en de opbrengst zouden we door drieën delen. Ik zou het geld naar hun overmaken. (…). (…). De afspraak was dat ik de jongen vast zou houden en dat zij hem zouden beroven. (…).”. [4]
Getuige [getuige 2] heeft – samengevat – verklaard: “Ik hoorde geschreeuw op de cel van [slachtoffer]. (…). Vervolgens liep ik naar de cel toe en wilde deze openen. De deur werd dichtgehouden door [verdachte], ik zette mijn voet tussen de deur en vervolgens heb ik de deur opengetrokken. Toen ik de deur had opengetrokken zag ik dat [medeverdachte 2] probeerde [slachtoffer] te slaan, ook zag ik dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] in een wurggreep had, hierbij had hij een puntig voorwerp op zijn keel gedrukt (…). De personen stonden in de doucheruimte, ik ben hierop er tussen gesprongen en een greep gedaan naar [medeverdachte 1] om hem weg te duwen. (…). [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gingen hierdoor de cel uit en liepen naar het einde van de gang. [verdachte] liep direct weg nadat ik de cel betrad. (…).” [5] .
Getuige [getuige 1] heeft - samengevat - verklaard: “(…) Ik hoorde op een gegeven moment tijdens de recreatie geschreeuw. (…). Het geschreeuw kwam van de afdeling. Mijn celgenoot (..) zei tegen mij dat er gevochten werd. (…) Ik ben naar onze naastgelegen cel gelopen. (…). Bij de cel aangekomen zag ik drie jongens. Ik zag dat het negroïde jongens waren. Eén van hen had mijn buurjongen om zijn nek beet. Ze stonden gewoon rechtop. Ik zag dat dit plaatsvond in de deuropening van de douche. (..). De andere twee stonden er direct om heen. Ik heb één van deze andere jongens uit de cel getrokken en hem daar vast gehouden. U toont mij nu een foto. Ik herken deze man als degene die ik uit de cel trok (wij toonden een foto van de verdachte [medeverdachte 2]). (..)” [6]
Getuige [getuige 3], penitentiair inrichtingswerker heeft verklaard dat hij op een gegeven moment lawaai hoorde uit de gang en dat gedetineerde [slachtoffer] bij de teamkamer kwam. Hij vertelde dat hij zojuist was beroofd van zijn ketting door een aantal mannen. Hij zou met een vork bedreigd zijn in de douche. Dit zou gebeurd zijn door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. (..) Hij zag dat [slachtoffer] een paar rode vlekken dan wel schrammen in de nek had. De getuige is naar de cel van [slachtoffer] gelopen om te kijken of hij iets bijzonders zag. Hij zag in de wc pot een vork liggen. [7]
De verdachte heeft zich tegenover de politie beroepen op zijn recht om te zwijgen. Ter terechtzitting van 18 februari 2014 heeft hij verklaard dat hij in de cel van [slachtoffer] aanwezig was om te roken, dat er sprake was van een worsteling in de cel, dat hij heeft geprobeerd aan die worsteling te ontkomen. Het zou kunnen dat hij [slachtoffer] toen heeft geraakt. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn evenwicht heeft verloren en toen de deurklink heeft vastgegrepen om te voorkomen dat hij zou vallen. Dat aangever een dikke hand heeft, komt doordat hij uit frustratie over de worsteling tegen een kast heeft geslagen. [8]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen het volgende is komen vast te staan. Verdachte is op 5 mei 2013 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de cel van [slachtoffer] gegaan om te roken. In de cel heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer] een aantal keren geprikt met een vork. Toen [slachtoffer] probeerde te ontkomen, hebben verdachte en [medeverdachte 2] hem vastgehouden en heeft [medeverdachte 1] hem bij de keel vastgehouden. Omdat [slachtoffer] zich hevig verzette, hebben verdachte en [medeverdachte 2] hem getrapt om hem in bedwang te houden. Ook hebben zij de deur van de cel dichtgedaan. Vervolgens is zijn gouden ketting van zijn nek getrokken. De ketting is op de grond gevallen. [slachtoffer] heeft deze ketting opgepakt. [medeverdachte 2] en verdachte hebben toen net zo lang op zijn hand getrapt tot hij de ketting losliet. [medeverdachte 2] heeft de ketting van de grond geraapt. Daarna is [slachtoffer] de cel uitgevlucht.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer]. Uit diens verklaring blijkt van directe betrokkenheid van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte bij de beroving van aangever van zijn halsketting. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft niet alleen verdachte, maar ook zichzelf belast. De rechtbank hecht voorts betekenis aan de verklaring van [getuige 2] die onder meer heeft verklaard dat de deur van de cel van aangever werd dichtgehouden door verdachte, alsmede aan de verklaring van [getuige 1] die onder meer heeft verklaard dat hij drie jongens bij de cel van aangever zag, dat één van hen aangever om zijn nek beet had en dat de andere twee jongens er direct omheen stonden. De rechtbank stelt vast dat voornoemde verklaringen elkaar over en weer ondersteunen. De rechtbank acht de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd niet aannemelijk. Zo deze al moet worden besproken, dan wordt deze weersproken door de inhoud van de hierboven vermelde bewijsmiddelen. Bovendien bevatten de bewijsmiddelen op geen enkel punt steun voor de lezing die verdachte heeft gegeven. Gelet op de uitvoeringshandelingen zoals de rechtbank die afleidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachten bij het plegen van de diefstal met geweld ten opzichte van [slachtoffer] dat verdachte als medepleger van dit feit dient te worden aangemerkt. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 05 mei 2013 te Zwolle tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) ketting, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van
geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (in een cel) in de Penitentiaire Inrichting waar die [slachtoffer] en verdachte en/of zijn mededader(s) verbleven ( Huub van Doornestraat 15) onverhoeds - mogelijk verzet brekend - een vork tegen de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en met die vork meermalen in de rug(streek) van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken/geprikt en die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en deze bij diens keel naar de grond heeft/hebben getrokken en deze meermalen op diens hand(en) heeft/hebben getrapt.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Strafbaarheid VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

motivering van straf of maatregel

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de bepaling van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de beperktere rol van verdachte in het geheel en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de hoogte van de straf aanzienlijk te matigen.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Verdachte heeft samen met anderen een medegedetineerde van diens halsketting beroofd. Dat is gebeurd in een cel in een penitentiaire inrichting, een plaats waar iemand tegen zijn wil wordt vastgehouden, en die bij uitstek een plaats is waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Het slachtoffer kon geen kant op, omdat hij door verdachte en zijn mededaders in bedwang werd gehouden, waarbij zij het gebruik van geweld niet hebben geschuwd. Verdachte en zijn mededaders hebben zo op een brutale en grove manier aan waardevolle spullen willen komen. De rechtbank wijst verder op verdachtes uitvoerige documentatie ter zake van vergelijkbare geweldsdelicten.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank als enigszins strafmatigende factor in aanmerking genomen dat de plaats waar de beroving heeft plaatsgevonden, te weten een cel in een penitentiaire inrichting – anders dan de officier van justitie meent - niet te vergelijken is met een beroving in iemands vertrouwde privéomgeving. De rechtbank komt daarom op een lagere straf uit dan de officier van justitie heeft geëist. Ook houdt de rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de straf die de verdachte bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2013 ter zake van (onder meer) diefstal met geweld en bedreiging met geweld is opgelegd, zoals gebleken uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 17 januari 2014.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de verdediging is bepleit, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van de dossierstukken niet is gebleken van enige (vorm van) persoonlijkheidsstoornis en daaruit voortvloeiende verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank wijst tot slot nog op het door Tactus Reclassering uitgebrachte reclasseringsadvies d.d. 4 maart 2013. Hierin staat - kort samengevat- vermeld dat verdachte op grond van persoonlijkheidsproblematiek, beperkte verstandelijke vermogens, vermeende verslavingsproblematiek en een als hoog inschatte recidivekans is geïndiceerd voor een klinische behandeling. Op basis van het indicatieadvies van het NIFP/IFZ is toegeleid naar OBC Trajectum Oost. Verdachte heeft echter geen enkele blijk gegeven van een intrinsieke motivatie tot gedragsverandering en de daarmee gepaard gaande bereidwilligheid tot verandering. Op basis daarvan is de inschatting gemaakt dat de kans groot is dat het traject zal mislukken en is het traject afgeblazen. Ingeschat wordt dat verdachte zeer snel weer in herhaling van delictgedrag zal vervallen. De reclassering adviseert daarom om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank (onder meer) acht geslagen op:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 januari 2014;
  • een de verdachte betreffend Reclasseringsadvies d.d. 4 maart 2013, uitgebracht door P. Booij van Tactus Reclassering.
De beslissing van de rechtbank berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.500,00 gevoegd in het strafproces. Deze vordering is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij met de overgelegde stukken onvoldoende onderbouwd. Daarnaast kan de waarde van de in rekening gebrachte halsketting niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. Gelet hierop levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Beslissing

Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04ZC2013037715, opgemaakt en gesloten op 19 november 2013.
2.Proces-verbaal aangifte, pagina’s 26.
3.Proces-verbaal aangifte, pagina’s 26.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1], pagina’s 37.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 29.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], pagina’s 28.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3], pagina’s 34.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 18 februari 2014.