In deze zaak heeft eiseres, die sinds 1 mei 2013 een woning huurt van gedaagde, een kort geding aangespannen om de ontruiming van de woning te schorsen. De huurovereenkomst is een tijdelijke overeenkomst op basis van de Leegstandswet. Eiseres heeft te maken gehad met betalingsachterstanden, wat heeft geleid tot een eerdere ontbinding van de huurovereenkomst en een vonnis tot ontruiming. Ondanks dat eiseres op 25 februari 2014 een bedrag van € 8.678,98 heeft betaald, werd haar medegedeeld dat de ontruiming op 28 februari 2014 zou doorgaan.
Eiseres vorderde in kort geding dat de ontruiming zou worden geschorst, omdat zij met haar vier kinderen op straat zou komen te staan en zij ook een bedrijf vanuit de woning runt. Gedaagde voerde aan dat eiseres al lange tijd op de hoogte was van de ontruiming en dat de tijdelijke huurovereenkomst niet verlengd kon worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen juridische misslag was in het eerdere vonnis van de kantonrechter, maar dat de omstandigheden van eiseres aanleiding gaven om de ontruiming te schorsen tot 1 april 2014, mits eiseres uiterlijk 5 maart 2014 een schadevergoeding van € 1.500,00 zou betalen.
De voorzieningenrechter besloot de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken in Almelo door de voorzieningenrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.