ECLI:NL:RBOVE:2013:CA3835

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08/700413-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Flessentrekkerij en verduistering door verdachte met medeverdachte in Twente

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen zonder de intentie om deze te betalen. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2011 en 31 maart 2012, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte bij verschillende bedrijven in de regio Twente goederen bestelden en deze vervolgens niet betaalden. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, door gebruik te maken van een speciaal opgerichte B.V., opzettelijk goederen heeft gekocht met het oogmerk om deze niet te betalen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 133 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die door zijn handelen financieel benadeeld waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan flessentrekkerij en verduistering, en dat hij, ondanks zijn ontkenning, voldoende betrokkenheid bij de feiten had aangetoond. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en legde een straf op die in lijn was met de oriëntatiepunten voor strafoplegging in fraudezaken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700413-12
Datum vonnis: 17 juni 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1967 in [plaats],
wonende [woonplaats, adres],
volgens eigen opgave verdachte ter terechtzitting,
wonende te [woonplaats, adres] (Duitsland).
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 november 2012, 22 januari 2013 en 3 juni 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de raadsman een brief gezonden aan de rechtbank met het verzoek het onderzoek, gelet op nieuwe informatie, te heropenen. De voorzitter heeft de raadsman bericht dat de inhoud van de brief geen aanleiding geeft de brief bij de beraadslagingen te betrekken.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: alleen of samen met een ander of anderen, bij meerdere bedrijven goederen heeft
gekocht terwijl hij niet van plan was deze te betalen, dan wel alleen of samen met een
ander of anderen hiertoe opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven.
Feit 2: alleen of samen met een ander of anderen, diverse (gehuurde) goederen heeft
verduisterd dan wel, alleen of samen met een ander of anderen, hiertoe opdracht en/of
feitelijk leiding heeft gegeven.
Feit 3: als bewaarder, goederen waarop beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken en/of heeft toegelaten dat die goederen werden onttrokken aan dat beslag;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 31 maart 2012, in de gemeente(n) Enschede en/of Losser en/of te Denekamp in de gemeente Dinkelland, in elk geval in Nederland, en/of te Swiebodzice in Polen,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, (onder meer) de navolgende goederen -op tijd en plaats daarbij vermeld- gekocht bij/van de na te noemen (rechts)perso(o)n(en), te weten:
in of omstreeks het tijdvak van 3 november 2011 tot en met 11 januari 2012,
bij [benadeelde 1] (te [plaats]) en of meer houten kozijnen
en/of bijbehorende materialen (ter waarde van (ongeveer) 12.108,= euro), (zaak
1), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 01 november 2011 tot en met 30 december 2011,
bij [benadeelde 2] (te [plaats]), meermalen althans eenmaal, (in
totaal) 34, althans een aantal, cv-ketels en/of radiatoren en/of bijbehorend
materiaal (ter waarde van (ongeveer) 115.000,=, althans, 57.928,= euro), (zaak
3), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 10 januari 2012,
bij [benadeelde 3] (te [plaats]), gevelstenen en/of kalkzandstenen
en/of hout en/althans (andere) bouwmaterialen (ter waarde van (ongeveer)
27.000,= euro), (zaak 4), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 5 december 2011 tot en met 5 maart 2012, bij
[benadeelde 4] (te [plaats]), 20, althans een of meer, ruit(en) (ter
waarde van (ongeveer) 1.892,= euro), (zaak 13), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2011 tot 01 april 2011, bij [benadeelde 5]
(te [plaats] en/of te [plaats]), rolluiken (ter waarde van (ongeveer)
10.000,= euro), (zaak 14), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 9 november 2011 tot en met 23 januari 2012,
bij [benadeelde 6] (te [plaats]), een wateronthardingssysteem (ter waarde van
(ongeveer) 1.900,= euro), (zaak 17), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 18 januari 2011 tot en met 21 december 2011,
bij [benadeelde 7] (te [plaats] in Polen), een of meer kozijnen (ter
waarde van (ongeveer) 14.478,= euro, althans enig geldbedrag), (zaak 19);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf verdachte 1] en/of [bedrijf verdachte 2] op een of meer verschillende
tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 31 maart
2012, in de gemeente(n) Enschede en/of Losser en/of te Denekamp in de gemeente
Dinkelland, in elk geval in Nederland, en/of te Swiebodzice in Polen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft/hebben gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren,
hebbende verdachte(n) en/of zijn/hun mededader(s), telkens met voormeld
oogmerk, (onder meer) de navolgende goederen -op tijd en plaats daarbij
vermeld- gekocht bij/van de na te noemen (rechts)perso(o)n(en),
te weten:
in of omstreeks het tijdvak van 3 november 2011 tot en met 11 januari 2012,
bij [benadeelde 1] (te [plaats]) en of meer houten kozijnen
en/of bijbehorende materialen (ter waarde van (ongeveer) 12.108,= euro), (zaak
1), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 01 november 2011 tot en met 30 december 2011,
bij [benadeelde 2] (te [plaats]), meermalen althans eenmaal, (in
totaal) 34, althans een aantal, cv-ketels en/of radiatoren en/of bijbehorend
materiaal (ter waarde van (ongeveer) 115.000,=, althans, 57.928,= euro), (zaak
3), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 10 januari 2012,
bij [benadeelde 3] (te [plaats]), gevelstenen en/of kalkzandstenen
en/of hout en/althans (andere) bouwmaterialen (ter waarde van (ongeveer)
27.000,= euro), (zaak 4), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 5 december 2011 tot en met 5 maart 2012, bij
[benadeelde 4] (te [plaats]), 20, althans een of meer, ruit(en) (ter
waarde van (ongeveer) 1.892,= euro), (zaak 13), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2011 tot 01 april 2011, bij [benadeelde 5]
(te [plaats] en/of te [plaats]), rolluiken (ter waarde van (ongeveer)
10.000,= euro), (zaak 14), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 9 november 2011 tot en met 23 januari 2012,
bij [benadeelde 6] (te [plaats]), een wateronthardingssysteem (ter waarde van
(ongeveer) 1.900,= euro), (zaak 17), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 18 januari 2011 tot en met 21 december 2011,
bij [benadeelde 7] (te [plaats] in Polen), een of meer kozijnen (ter
waarde van (ongeveer) 14.478,= euro, althans enig geldbedrag), (zaak 19);
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of
een ander, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke
gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 17 maart 2011 tot en met 20 januari 2012,
in de gemeente Almelo en/of Enschede en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
- een of meer, rolsteiger(s), een of meer, valbeveiliging(en) en/of een of
meer, veiligheidsharnas(sen) en/of een of meer uitwijk/dakkapelsteiger(s),
(zaak 8), en/of
- een steenzaagmachine en/of een diamantblad en/of een telescoop/afkortzaag
en/of een of meer zaagbladen, (zaak 9), en/of
- een heftruck en/of een pallettruck en/of een of meer petroleumkachels en/of
een zaagtafel en/of een veiligheidsstofzuiger en/of een
handdiamantmuursleuvenzaag en/of een boormachine en/of een pneumatische
bradtacker en/of een compressor, (zaak 10),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] (zaak 8), [benadeelde 9] (zaak 9) en/of aan [benadeelde 10] (zaak
10), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan
door misdrijf, te weten (telkens) door middel van (een) huurovereenkomst(en),
onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf verdachte 1] en/of [bedrijf verdachte 2] in of omstreeks het tijdvak van 17
maart 2011 tot en met 20 januari 2012, in de gemeente Almelo en/of Enschede
en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
- een of meer, rolsteiger(s), een of meer, valbeveiliging(en) en/of een of
meer, veiligheidsharnas(sen) en/of een of meer uitwijk/dakkapelsteiger(s),
(zaak 8), en/of
- een steenzaagmachine en/of een diamantblad en/of een telescoop/afkortzaag
en/of een of meer zaagbladen, (zaak 9), en/of
- een heftruck en/of een pallettruck en/of een of meer petroleumkachels en/of
een zaagtafel en/of een veiligheidsstofzuiger en/of een
handdiamantmuursleuvenzaag en/of een boormachine en/of een pneumatische
bradtacker en/of een compressor, (zaak 10),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] (zaak 8), [benadeelde 9](zaak 9) en/of aan [benadeelde 10] (zaak
10), in elk geval aan een ander of anderen dan aan [bedrijf verdachte 1] en/of
[bedrijf verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welk(e) goed(eren)
[bedrijf verdachte 1] en/of [bedrijf verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) anders
dan door misdrijf, te weten (telkens) door middel van (een)
huurovereenkomst(en), onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich
heeft/hebben toegeëigend,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of
een ander, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke
gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks het tijdvak van 19 maart 2012
tot en met 24 juli 2012, in de gemeente Losser, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid (bak)stenen en/of een of meer dozen skyline en/of een hoeveelheid dakpannen en/of een of meer isolatiematten en/of -rollen en/of een meer deuren en/althans (andere) bouwmaterialen, waarop door de brigadier
van Regiopolitie Twente genaamd [brigadier], althans een opsporingsambtenaar van
de Regiopolitie Twente, op grond van artikel 96 en/of 96a van het Wetboek van
Strafvordering, in elk geval krachtens de wet, beslag was gelegd, aan dat
beslag heeft onttrokken en/althans als bewaarder heeft toegelaten dat dat/die
goed(eren) werd(en) onttrokken aan dat beslag.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het onder 1 primair, voor wat betreft de zaken 13 en 17, het onder 2 primair, onder het 1e en 2e gedachtenstreepje en het onder feit 3 tenlastegelegde, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Voorts dient de vordering van [benadeelde 6] te worden toegewezen voor een bedrag van € 1.734,- (hoofdelijk), met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van [benadeelde 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Inleiding
Sinds begin 2012 is door de politie Twente onderzoek gedaan naar oplichting c.q. flessentrekkerij en/of verduistering gepleegd door [bedrijf verdachte 1] en/of de eigenaren van die vennootschap, dan wel personeel van [bedrijf verdachte 1], statutair gevestigd aan de [adres] in [plaats]. Aanleiding voor dit onderzoek waren aangiften van diverse Twentse bedrijven tegen [bedrijf verdachte 1].
5.1 De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair, als de zaken 13 en 17, het onder 2 primair, onder het 1e en 2e gedachtenstreepje en het onder 3 ten laste gelegde, te weten flessentrekkerij, verduistering en ontrekken aan beslag, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ter zitting heeft de officier daartoe de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
De raadsman van verdachte heeft overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota gemotiveerd betoogd dat verdachte integraal van de hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken nu overtuigend bewijs voor zijn betrokkenheid ontbreekt. Volgens de raadsman is medeverdachte [medeverdachte 1] uiterst geraffineerd te werk gegaan en heeft hij meegelift op de goede naam van verdachte. Verdachte heeft slechts uit goedheid zijn auto en aanhanger aan [medeverdachte 1] uitgeleend en is nimmer betrokken geweest bij de ten laste gelegde feiten.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Feit 1 primair
Zaak 1
Op 3 november 2011 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bij [benadeelde 1] in [plaats] houten kozijnen en deuren besteld. [medeverdachte 1] vertelde aangever dat hij eigenaar was van ‘[bedrijf verdachte 1]’ en gebruikte de naam ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’. De kozijnen zijn opgehaald door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. De deuren zijn nageleverd op het adres van verdachte aan de [adres] in [plaats]. Aangever heeft de rekening voor de totale order daarop aan verdachte overhandigd met het verzoek deze aan ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ te geven. Toen de rekening niet werd betaald, heeft aangever navraag gedaan bij verdachte. Verdachte vertelde aangever toen dat ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ in werkelijkheid ‘[medeverdachte 1]’ heet. De rekening is onbetaald gebleven. Op 11 januari 2012 is hiervan aangifte gedaan.
Zaak 4
Volgens aangever is begin november 2011 telefonisch contact geweest met ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ van [bedrijf verdachte 1]. [gefingeerde naam medeverdachte 1] wilde een prijsopgave voor hout en bouwmaterialen ten behoeve van de bouw van een garage aan de [adres] in [plaats] op naam van verdachte. De order voor de bouwmaterialen is per mail vanaf [emailadres bedrijf verdachte 1] verstuurd. Het leveringsschema vermeldt bij de naam [gefingeerde naam medeverdachte 1] het telefoonnummer
[gsm-nummer 1]. In december 2011 zijn de goederen geleverd aan het adres [adres] in [plaats]. De rekening is onbetaald gebleven. Op 10 januari is namens [benadeelde 3] aangifte gedaan.
Getuige [getuige 1] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ de allereerste keer bij verdachte thuis heeft ontmoet. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat een medewerker van [benadeelde 3] op een avond bij hem thuis is geweest. Ook vertelde verdachte tegen [getuige 1] dat [gefingeerde naam medeverdachte 1] hem had gebeld en gezegd had dat hij materiaal moest bestellen en betalen en dat verdachte geld moest overmaken. Verdachte vertelde [getuige 1] dat hij daarop 20.000 euro had overgemaakt aan [bedrijf verdachte 1].
Verdachte heeft verklaard aan medeverdachte [medeverdachte 1] en een van diens werknemers opdracht gegeven te hebben een garage te bouwen. De getuige [getuige 2] verklaart die opdracht te hebben uitgevoerd samen met ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’. De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], niet geloofwaardig dat “[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ bestaat en de opdracht voor de bouw heeft aanvaard. Uit de verklaring van [getuige 2] volgt dan dat degene die de bouwopdracht heeft uitgevoerd, namelijk medeverdachte [medeverdachte 1], door [getuige 2] ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ wordt genoemd. Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij hiervan op de hoogte was. Desondanks liet hij, zo blijkt uit verklaringen van aangevers en werknemers van aangevers, voorkomen of de persoon ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ daadwerkelijk zou bestaan. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op de hoogte was van ‘het complot’ en daarvan onderdeel uitmaakte.
Zaak 13
Op 5 december 2011 is er door medeverdachte [medeverdachte 1] telefonisch contact gezocht met [benadeelde 4] in [plaats]. [medeverdachte 1] gebruikte de naam ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ en belde met nummer [gsm-nummer 1]. [medeverdachte 1] bestelde in totaal 20 ruiten. Via de mail werd verzocht de ruiten af te leveren aan de [adres], de woning naast de woning van verdachte. Vervolgens zijn de ruiten op dit adres afgeleverd. [gefingeerde naam medeverdachte 1] belde daarop dat er nog één ruit moest worden nageleverd. Deze ruit werd opgehaald door een medewerker van [gefingeerde naam medeverdachte 1] die reed in een zilvergrijze BMW combi ouder type. [aangever 2] zag de betreffende auto tussen kerst en oud- en nieuw voor de woning van verdachte staan. Toen [aangever 2] samen met haar vader, verdachte aansprak over [bedrijf verdachte 1] en ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’, vertelde verdachte dit bedrijf aan ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ te hebben verkocht. Zodra hij ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ zou zien zou verdachte doorgeven dat [aangever 2] en haar vader langs waren geweest. De rekening is onbetaald gebleven. Mevrouw [aangever 2] heeft op 5 maart 2012 aangifte gedaan.
Zaak 17
Op 22 augustus 2011 is door [benadeelde 6] aan verdachte een wateronthardingssysteem verkocht. Diezelfde dag nog is het systeem door de heer [getuige 3] aan huis gebracht bij verdachte aan de [adres], [postcode] te [plaats]. De factuur is betaald.
Daarop werd [getuige 3] gebeld door verdachte. Hij vertelde dat een kennis van hem ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ bezig was met een verbouwing en ook een ontharder wilde bestellen. Verdachte gaf hem het telefoonnummer van ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’. [gefingeerde naam medeverdachte 1] deelde [getuige 3] telefonisch mee haast te hebben met de levering en vroeg hem het systeem af te leveren op het adres van verdachte in [plaats]. De heer [getuige 3] heeft het systeem diezelfde dag nog overhandigd aan verdachte en een Turkse man, die zich voorstelde als [getuige 2]. Deze Turkse man, [getuige 2], heeft tegenover de rechter-commissaris bevestigd dat hij [getuige 2] wordt genoemd en een man een waterontharder voor [bedrijf verdachte 1] kwam afleveren bij de woning van verdachte. Op verzoek van en in het bijzijn van verdachte heeft [getuige 3] de ontharder in de aanhanger op het terrein van verdachte geplaatst. [getuige 3] heeft tegenover verdachte gesproken over ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ waarna [getuige 2] telefonisch heeft geprobeerd ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ te bereiken. Op het moment dat [getuige 3] ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ aan de telefoon kreeg, stond verdachte er volgens [getuige 2] naast. Nadat [getuige 3] in [plaats] een leeg kantoor aantrof, heeft hij opnieuw contact gezocht met verdachte. Verdachte vertelde [getuige 3] dat hij ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ ook niet meer kon vinden. De rekening is onbetaald gebleven. De heer [getuige 3] van [benadeelde 6] heeft op 23 januari 2012 aangifte gedaan.
Medeplegen
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 1] in de zaken 1, 4 en 13 goederen heeft besteld met het oogmerk deze goederen in ontvangst te nemen zonder betaling. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bedoelde zaken zijn gepleegd samen met een ander of anderen, met name samen met verdachte.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Nauwe samenwerking betekent niet dat de medeplegers een gelijk aandeel moeten hebben in de uitvoering van het delict. De samenwerking kan onder meer blijken uit voorafgaande afspraken, taakverdelingen of de aanwezigheid ten tijde van het delict. De rechtbank is van oordeel dat bij een bewezenverklaring van medeplegen van flessentrekkerij, de medepleger betrokken moet zijn geweest bij het opzettelijk en herhaaldelijk kopen zonder betaling.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij - voor zover aan verdachte ten laste is
gelegd - met betrekking tot de zaken 1 en 13 heeft samengewerkt met verdachte.
Volgens [medeverdachte 1] hadden hij en verdachte van meet af aan de bedoeling met ‘[bedrijf verdachte 1]’goederen te bestellen maar hiervoor niet te betalen. Verdachte deed volgens [medeverdachte 1] de bankzaken voor de B.V. en had de beschikking over de bijbehorende bankpasjes.
[medeverdachte 1] zou [bedrijf verdachte 1] op verzoek van verdachte op zijn naam hebben gezet en er ook voor hebben gezorgd dat de B.V. weer van zijn naam werd gehaald. Ook de naam ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ zou afkomstig zijn van verdachte. In de gevallen die medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend, is regelmatig gebeld met een mobiele telefoon met nummer [gsm-nummer 1]. Ook is er frequent gewerkt met het mailadres [emailadres bedrijf verdachte 1].
Verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting elke betrokkenheid ontkend. De rechtbank ziet echter, voldoende ondersteunend bewijs voor de aangiften, ook tegen verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt, dat verdachte betrokken is geweest bij de inrichting en exploitatie van [bedrijf verdachte 1].
- Verdachte heeft de vennootschap die uiteindelijk [bedrijf verdachte 1] is gaan heten, overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 1].
- Verdachte heeft bovendien opvallenderwijs een ondersteunende rol gespeeld bij de registratie van de overdracht van bedoelde B.V. aan [betrokkene 1] op 20 december 2011. Op dat moment liep de flessentrekkerij net op zijn eind.
- Verdachte heeft verklaard dat hij de post ophaalde bij ‘[bedrijf verdachte 1]’ aan de [adres] in [plaats].
- Ook heeft verdachte verklaard dat hij aanwezig is geweest bij het aanvragen van een debiteurennummer voor [benadeelde 10].
- Medeverdachte [medeverdachte 1] en [getuige 2] mochten de auto en aanhanger van verdachte gebruiken.
Van groot belang acht de rechtbank voorts, zoals hiervoor al overwogen, dat verdachte tegenover derden, medeverdachte [medeverdachte 1] ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ heeft genoemd. Zo heeft verdachte, zowel in aanwezigheid van een medewerker van [benadeelde 3], als in aanwezigheid van [aangever 2], over [medeverdachte 1] gesproken als ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’. Tegen [benadeelde 1] zei hij pas in tweede instantie dat ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ in werkelijkheid [medeverdachte 1] was. Bovendien heeft verdachte de heer [getuige 3] van [benadeelde 6] gevraagd telefonisch contact op te nemen met ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’, omdat deze ook een waterontharder nodig zou hebben. Verdachte heeft daartoe het telefoonnummer van [medeverdachte 1] aan [getuige 3] overhandigd, te weten [gsm-nummer 1].
Gelet op de voorgaande feiten en gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] voor en na de aankoophandeling, waarbij ook verdachte de voor hem bestelde goederen heeft laten vervoeren, en de daarbij gevolgde modus operandi, leidt de rechtbank af dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1], met betrekking tot de zaken 1, 4 en 13 zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt, dat zij ten aanzien van deze feiten als medepleger van flessentrekkerij dienen te worden aangemerkt.
Persoonlijke betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 1] tot zaak 17 is onderwerp van gerede twijfel gebleken. Wel is komen vast te staan dat verdachte met betrekking tot zaak 17 heeft samengewerkt met een ander of anderen. Aangever heeft immers verklaard dat verdachte naast hem stond toen [getuige 2] met de een persoon belde die door verdachte ‘[gefingeerde naam medeverdachte 1]’ werd genoemd. Ook is er opnieuw sprake van dezelfde modus operandi.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde zaken 1, 4, 13 en 17, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft begaan. Het verweer van de raadsman tot vrijspraak wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd.
Feit 1 primair, zaken 3, 14 en 19
De rechtbank is van oordeel dat er op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om betrokkenheid van verdachte bij de zaken 3, 14 en 19 aan te nemen. Het enkele feit dat dezelfde werkwijze is gebruikt als in de bewezenverklaarde gevallen is onvoldoende bewijs. Voor een bewezenverklaring is aanvullend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij deze zaken noodzakelijk. Dergelijk aanvullend bewijs ontbreekt, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de in deze alinea genoemde zaken.
Feit 2 primair en subsidiair
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde stelt de rechtbank vast dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] - onder meer - rolsteigers, een steenzaagmachine, heftruck, pallettruck, een zaagtafel en een veiligheidsstofzuiger hebben meegenomen en onder zich hebben gehouden. Voor een bewezenverklaring van verduistering is noodzakelijk dat kan worden bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte zich de rechtmatig onder hem zijnde goederen op enig moment, wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank is van oordeel dat deze wederrechtelijke toe-eigening niet uit de bewijsmiddelen volgt en dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] deze spullen alsnog gewoon terug had willen geven, temeer nu de verhuurtermijn van de meeste goederen nog niet lang was verlopen. Ook is niet gebleken dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] daartoe opdracht en/of feitelijk leiding hebben gegeven. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Feit 3
Op 17 januari 2012 werd onder verdachte op zijn woonadres aan de [adres] in [plaats], alsook aan de [adres] in [plaats] een hoeveelheid bouwmaterialen in beslag genomen. De betreffende goederen zijn door de verbalisant vermeld op een kennisgeving van inbeslagneming. Uit het proces-verbaal van verhoor van 17 januari 2012 blijkt dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard te begrijpen dat hij mondeling als bewaarder is aangesteld en hij, in afwachting van de beslissing van justitie, de betreffende bouwmaterialen niet mag verplaatsen of vervreemden.
Op 19 maart 2012 is door een verbalisant vastgesteld dat bedoelde in beslag genomen goederen nog steeds op de beide locaties aanwezig zijn en heeft verdachte een schriftelijke bewaardersovereenkomst getekend. Van de aanwezige goederen zijn foto’s gemaakt.
De rechtbank ziet op basis van bedoeld ambtsedig proces-verbaal, in samenhang met de in het dossier aanwezige foto’s, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van die inventarisatie. Op 24 juli 2012 is de voorraad opnieuw geïnventariseerd en is gebleken dat niet alle goederen waarop beslag was gelegd nog aanwezig waren. Daarvan is een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt. Dat verdachte goederen aan het beslag heeft onttrokken verklaart ook de partner van verdachte, mevrouw [medeverdachte 2], die op 8 augustus 2012 tegenover de politie heeft verklaard dat verdachte goederen uit de opslag heeft gebruikt bij de bouw van een garage op het perceel [adres] te [plaats].
De rechtbank stelt concluderend vast dat de hiervoor genoemde verklaring van mevrouw [medeverdachte 2], zoals door de verbalisanten is gerelateerd, bevestigt dat verdachte goederen aan het beslag heeft onttrokken. Bovendien blijkt uit bedoelde verbalen zonder meer dat verdachte op de hoogte was van zowel de mondelinge aanstelling tot bewaarder op 17 januari 2012, als van de schriftelijke aanstelling op 19 maart 2012. Evident is ook dat deze aanstelling gold voor zowel [adres] in [plaats]; het woonadres van verdachte, als de [adres] in [plaats], een loods van [bedrijf verdachte 2]. Voor zover verdachte andersluidend heeft verklaard, acht de rechtbank die verklaring niet aannemelijk nu die verklaring wordt weersproken door voornoemde bewijsmiddelen. Het verweer van de raadsman tot vrijspraak wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd. De rechtbank acht het onder feit 3 tenlastegelegde daarmee wettig en overtuigend bewezen.
5.4. Verzoek verdediging tot heropening onderzoek
iPhone
De raadsman heeft de rechtbank ter terechtzitting verzocht het onderzoek aan te houden om, met behulp van het IMEI-nummer, nader onderzoek te doen naar de iPhone van verdachte. Deze onder verdachte inbeslaggenomen, en bij de politie tot dusverre onvindbare iPhone, zou volgens de verdediging voor verdachte ontlastend materiaal kunnen bevatten, met name een sms waarin medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte verzoekt in beslag genomen goederen op te halen.
De rechtbank heeft de beslissing op dit verzoek aangehouden tot dit vonnis.
Naar het oordeel van de rechtbank is de noodzaak tot nader onderzoek naar de berichten op de iPhone wat betreft de flessentrekkerij onvoldoende onderbouwd. De verdediging heeft niet concreet kunnen aangeven welke informatie zich op de iPhone bevindt die ontlastend zou kunnen zijn voor verdachte. In de beslagzaak is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de goederen zelf aan het beslag heeft onttrokken. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] ooit zou hebben verzocht in beslag genomen goederen te mogen ophalen is met deze bewezenverklaring niet in strijd. Al met al is niet gebleken dat nader onderzoek naar de iPhone van belang is voor enige in deze zaak te nemen beslissing. Voor heropening van het onderzoek ziet de rechtbank daarom geen aanleiding.
5.5 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair, als de zaken 3, 14 en 19 en onder feit 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 primair, als de zaken 1, 4, 13 en 17 en het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1, primair, de zaken 1, 4, 13 en 17:
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2012, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en een ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen -op tijd en plaats daarbij vermeld- gekocht bij/van de na te noemen rechtspersonen, te weten:
in het tijdvak van 3 november 2011 tot en met 11 januari 2012, bij [benadeelde 1] te [plaats] een of meer houten kozijnen en/of bijbehorende materialen ter waarde van 12.108,= euro, (zaak 1), en
in het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 10 januari 2012, bij [benadeelde 3] te [plaats], gevelstenen en/of kalkzandstenen en/of hout en andere bouwmaterialen ter waarde van ongeveer 27.000,= euro, (zaak 4), en
in het tijdvak van 5 december 2011 tot en met 5 maart 2012, bij [benadeelde 4] (te [plaats]), 20 ruiten ter waarde van 1.892,= euro, (zaak 13), en
in het tijdvak van 9 november 2011 tot en met 23 januari 2012, bij [benadeelde 6] (te [plaats]), een wateronthardingssysteem (ter waarde van 1.900,= euro), (zaak 17).
Feit 3
hij in het tijdvak van 19 maart 2012 tot en met 24 juli 2012, in de gemeente [plaats], telkens opzettelijk een hoeveelheid bakstenen en dozen skyline en een hoeveelheid dakpannen
en isolatiematten en -rollen en deuren, waarop door de brigadier van Regiopolitie Twente genaamd [brigadier], op grond van artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering, beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 198 en 326a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair, de zaken 1, 4, 13 en 17
het misdrijf: tezamen en in vereniging met een ander of anderen een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf: opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegde beslag onttrekken.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) voor fraude als uitgangspunt voor de op te leggen straf. Dat oriëntatiepunt houdt in dat bij een fraudebedrag tussen de € 10.000 tot € 70.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 2 en 5 maanden of een werkstraf als uitgangspunt geldt.
Verdachte heeft zich, op brutale wijze en met gebruikmaking van een B.V. en een gefingeerde naam, schuldig gemaakt aan (medeplegen) van flessentrekkerij door bij een groot aantal ondernemers in Twente zaken te kopen, met de bedoeling deze niet te betalen. Er was sprake van een vooropgezet plan waarbij verdachte puur voor zijn eigen financiële gewin heeft gehandeld en klaarblijkelijk geen moment heeft stil gestaan bij de financiële- en andere gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Zo’n financiële strop komt in een tijd van economische neergang extra hard aan. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij daaraan volkomen voorbij is gegaan. Bovendien heeft verdachte door zijn optreden het vertrouwen beschaamd dat deelnemers aan het handelsverkeer in elkaar behoren te hebben. Ook heeft verdachte, terwijl hij door een verbalisant als bewaarder was aangesteld, goederen aan het beslag onttrokken. Ook dat getuigt van weinig respect voor de belangen en de autoriteit van anderen.
Vanwege genoemde strafvermeerderende omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding verdachte, in afwijking van het oriëntatiepunt, te veroordelen tot een gevangenisstraf van
133 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis. In verband met de vrijspraak voor een aantal feiten komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De in beslaggenomen aanhangwagen dient te worden teruggegeven aan verdachte.
9. De schade van de benadeelden
De officier en de verdediging hebben aangevoerd dat de BTW niet als schadevergoeding kan worden toegewezen. De rechtbank overweegt dat in dit geval het strafbare feit in wezen bestaat uit het niet-nakomen van een overeenkomst. De schadevergoeding komt dan neer op nakoming (betaling) van de overeenkomst. In dit geval is de schadevergoeding ter compensatie van gemiste omzet onderhevig aan BTW-heffing en dient de schadevergoeding mede de door de ondernemer af te dragen of reeds afgedragen BTW te omvatten.
9.1 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Namens [benadeelde 1], heeft mevrouw [vertegenwoordiger aangever 1], wonende te [poscode] [plaats] aan de [adres] zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 12.108,25. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- 9 stuks buitenkozijnen compleet volgens tekening, opgave en offerte (incl. BTW);
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit 1 primair, zaak 1, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 12.108,25. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.1.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair, zaak 1, is toegebracht.
9.2 De vordering van de benadeelde partij [getuige 3] ([benadeelde 6])
De heer [getuige 3], wonende te [postcode] [plaats], aan [adres], heeft zich namens [benadeelde 6], voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.900,-. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- Ecowater waterontharder type ERM20.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 primair, zaak 17, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.900,-. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2.1 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair, zaak 17, is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 198 en 326a Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, als de zaken 3, 14 en 19 en het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair, als de zaken 1, 4, 13 en 17 en het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, de zaken 1, 4, 13 en 17
het misdrijf: tezamen en in vereniging met een ander of anderen een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf: opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegde beslag onttrekken.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, de zaken 1, 4, 13 en 17 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 133 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 200 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte, ter zake van het onder 1 primair, zaak 1, bewezenverklaarde feit tot betaling aan de benadeelde partij: [vertegenwoordiger aangever 1], wonende te [postcode] [plaats], aan de [adres], van een bedrag van € 12.108,25, voor zover dit bedrag niet door een mededader van verdachte zal zijn betaald;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 12.108,25 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 95 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat
- der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte, ter zake van het onder 1 primair, zaak 17, bewezenverklaarde feit tot betaling aan de benadeelde partij: [getuige 3] (namens [benadeelde 6]), wonende te [postcode] [plaats], van een bedrag van € 1.900,-, (voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald);
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.900,- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 29 dagen zal worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat
- der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde
- aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven aanhangwagen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2013.
Buiten staat
Mr. Melaard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, divisie informatie en recherche, VVC Twente, met nummer PL05QB 2012003359-126, (3 ordners met opschrift ABRA) pagina 1 t/m 892 (met bijlagen). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 3 juni 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ja, ik had de plicht ervoor te zorgen dat de in beslag genomen goederen niet weg konden raken. Er zijn spullen weggehaald, ik heb deze naar de [adres] gebracht.
Als mijn partner mevrouw [medeverdachte 2] zegt dat ik contact heb gehad met de politie omdat ik bouwmaterialen wilde gebruiken, dan is dat juist. (…)
Ja, die stenen lagen aan [adres] en een deel van de dakpannen ook. De overige dakpannen lagen in de hal. De dakpannen op de garage heb ik deels gekocht. (…)
Ik ben 1.90 meter lang.
2.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 128-130), voor zover inhoudende – zakelijk
weergegeven – als verklaring van verdachte van 17 januari 2012:
Ik weet dat u mij wilt horen over goederen welke op dinsdag 17 januari 2012, bij een bij mij in gebruik zijnde hal aan de [adres] te [plaats] zijn aangetroffen en welke werden aangetroffen bij mijn woning. Ik wil daar wel over verklaren.
[medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] heeft van mij een BV overgenomen. Dat was waarschijnlijk maart 2011. Die BV was genaamd [bedrijf verdachte 3]. Dat was een slapende BV. De naam van [bedrijf verdachte 3] is direct bij de overname veranderd in [bedrijf verdachte 1] Ook was er nog een stichting tussen geplaatst. Dus eerst [medeverdachte 1], dan de stichting en dan de B.V., zijnde [bedrijf verdachte 1]
(…)
Bij [bedrijf verdachte 1] zijn werkzaam [medeverdachte 1] en een kleine gedrongen Turks / Syrische man met de naam [getuige 2]. Er is een postadres aan de [adres] te [plaats]. daar heb ik wel eens post voor [medeverdachte 1] opgehaald op het moment dat [medeverdachte 1] vast zat. (…)
Ik heb sowieso het nummer [gsm-nummer 1] diverse keren gebeld. Dat nummer weet ik zo uit mijn hoofd. (…)
[medeverdachte 1] was tot voor kort, waarschijnlijk in december 2011, bereikbaar onder telefoonnummer [gsm-nummer 1].
(…)
De bouwmaterialen welke in de hal en die bij mijn woning werden aangetroffen, waren bestemd voor de bouw van mijn garage. (…) U geeft aan dat de bouwmaterialen inbeslaggenomen zijn en dat ik als bewaarder ben aangesteld. Ik begrijp dat ik in afwachting van de beslissing van justitie niets met die bouwmaterialen mag doen. Ik mag ze alleen daar laten staan, waar ze nu staan. Ik mag ze niet vervreemden.
3.
het proces-verbaal van verhoor (pagina 141-143) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte van 25 juli 2012:
[betrokkene 1] heeft later het bedrijf overgenomen van [medeverdachte 1]. Ik ben alleen voor het
vervoer meegeweest bij de overschrijving bij de kamer van koophandel.
4.
het proces-verbaal van verhoor (pagina 136-138) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte van 25 juli 2012:
[medeverdachte 1], kwam toen een keer bij me, hij wilde mijn auto, de jeep, lenen om met de aanhanger goederen op te halen. Dat waren kozijnen voor zijn woning.
5.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 380-381), voor zover inhoudende –
zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] van 25 juli 2012:
U vertelde mij dat op 20 december 2011 [bedrijf verdachte 1] was overgegaan naar [betrokkene 1]. Dat heeft [verdachte] geregeld. Ik ben met hem en [betrokkene 1] naar de KvK gegaan om de zaak over te laten schrijven.
6.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 253-255),voor zover inhoudende de verklaring van
aangever [aangever 1] van 11 januari 2012:
Op 3 november 2011 werd ik benaderd door een man die zich [gefingeerde naam medeverdachte 1] noemde. De man wilde voor zijn eigen verbouwing houten kozijnen bestellen. Hij vertelde mij dat hij eigenaar was van de firma [bedrijf verdachte 1], gevestigd aan de [adres] te [plaats].
Ik heb voor hem een offerte opgemaakt en deze toegezonden. Naar aanleiding van de offerte werd door [gefingeerde naam medeverdachte 1] de opdracht voor productie gegeven. Toen de kozijnen klaar waren zijn ze door [gefingeerde naam medeverdachte 1] en [verdachte], die ik al langer tijd ken, afgehaald.
Het was toen 16 of 17 december 2011. De deuren zijn nageleverd. Ik heb de nalevering gedaan aan het adres van [verdachte] aan de [adres] in [plaats]. Toen heb ik de rekening van de totale order afgegeven aan [verdachte]. Deze vertelde mij de rekening af te geven aan [gefingeerde naam medeverdachte 1]. Dit was op 27 december 2011. Toen ik na 31 december 2011 nog niets had vernomen van [gefingeerde naam medeverdachte 1] en ook nog geen geld had ontvangen ben ik gaan bellen.
De telefoon met nummer [gsm-nummer 1] was afgesloten.
7.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 687-690),voor zover inhoudende de verklaring van
aangever [aangever 2] van 5 maart 2012.
Op 5 december 2011 is er telefonisch contact gezocht met ons bedrijf door een zeker [gefingeerde naam medeverdachte 1]. (…) Ik heb [gefingeerde naam medeverdachte 1] aan de telefoon gehad en heb gecheckt of wij deze levering nog konden doen. (…) Hij mailde vanaf: [emailadres bedrijf verdachte 1]. Bij deze order heeft hij ook het uittreksel van de Kamer van Koophandel gedaan. Ik voeg de nodige papieren bij deze aangifte. [gefingeerde naam medeverdachte 1] belde met een mobiel nummer. Dit nummer is: [gsm-nummer 1]. Via de mail verzocht hij of wij het glas wilden bezorgen aan de [adres]. Dit is naast de woning van [verdachte]. Telefonisch veranderde hij het nummer in [nummer].
Op 16 december 2011 hebben wij het glas op aanhanger met bok neergezet bij de gele streep bij [verdachte] voor de deur. (…) nadat de aanhanger terug was moest er nog een nalevering komen. Er bleek 1 ruit niet bij de levering te zitten. [gefingeerde naam medeverdachte 1] belde hierover. Deze ruit werd woensdagochtend,opgehaald door een medewerker van [gefingeerde naam medeverdachte 1]. Deze medewerker is een buitenlandse man. (…)
De man reed in een zilvergrijze BMW combi ouder type. Ik heb het kenteken ergens opgeschreven maar kan het helaas nergens terug vinden.
Frappant was dat tussen kerst en oud en nieuw die auto bij [verdachte] voor de woning stond. Ik reed er met mijn vader langs en toen zijn we toch maar eens verhaal gaan halen bij [verdachte]. Wij wilden weten of hij er iets mee te maken had. In eerste instantie reageerde [verdachte] heel verbaasd. Wij legden uit over [bedrijf verdachte 1] en over [gefingeerde naam medeverdachte 1]. [verdachte] bleek volgens zijn zeggen het bedrijf aan deze [gefingeerde naam medeverdachte 1] verkocht te hebben. Hij heeft toen [gefingeerde naam medeverdachte 1], zoals [verdachte] hem zelf ook noemde, proberen te bellen op hetzelfde mobiele nummer als bovenstaand is. In de woning zaten nog twee andere mannen. Niet de buitenlandse man, maar wel de eigenaar van de BMW. Wij vertelden hem dat met zijn auto de laatste ruit was gehaald. (…) We zijn daarna weggegaan. [verdachte] wist zoals hij zei hier niets van maar als hij [gefingeerde naam medeverdachte 1] sprak zou hij hem erop attent maken dat wij waren geweest. Het factuurbedrag van deze bestelling is 1892,10 euro (incl. BTW). Tot op heden is dit geld nog niet overgemaakt.
8.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering (pagina 258), te weten een e-mailbericht van 8 november 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van: “[bedrijf verdachte 1]” [emailadres bedrijf verdachte 1]
Aan: [emailadres benadeelde 1]
Bij deze stuur ik u de opdracht bevestiging retour.
(…)
Met vriendelijke groet,
[gefingeerde naam medeverdachte 1]
9.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 389-390 met bijlagen), voor zover inhoudende –
zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever [benadeelde 3] van 10 januari 2012:
Ik doe namens [benadeelde 3] te [plaats] aangifte van oplichting door het bedrijf [bedrijf verdachte 1]. Ik kan hierover het volgende verklaren. Rond 2011 werd mijn bedrijf telefonisch benaderd door [bedrijf verdachte 1] in de persoon van [gefingeerde naam medeverdachte 1]. Deze wilde een prijsopgave voor hout en bouwmaterialen ten behoeve van de bouw van een garage aan de [adres] te [plaats] op naam van [verdachte]. Er is een offerte opgemaakt en per mail of fax verstuurd. De offerte werd akkoord bevonden en ergens in december 2011 zijn goederen geleverd aan het adres [adres] te [plaats] ter waarde van EUR 27.000. Voor deze levering is niet getekend. Onze normale voorwaarden zijn betaling binnen dertig dagen. Er is telefonisch contact geweest met [bedrijf verdachte 1] om de openstaande vordering per direct over te maken. Tot op heden is de betaling door [bedrijf verdachte 1] niet gedaan.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 416-417 met bijlagen), voor zover inhoudende
- zakelijk weergegeven - de aanvullende verklaring van aangever [benadeelde 3] van
10 januari 2011:
Wij hadden het bedrijf [bedrijf verdachte 1] laten natrekken en bleek kredietwaardig te zijn. Om die reden werd er door ons dan ook geleverd. Er ontstond op een gegeven moment toch wantrouwen. Om die reden wilden wij de levering van dakpannen door de fabrikant op het adres [adres] te [plaats] niet door willen laten gaan. Echter door een communicatiestoornis werden ze wel bezorgd. Op verzoek van [verdachte] werden ze afgeleverd op het adres [adres] te [plaats].
Ik heb telefonische contacten met [gefingeerde naam medeverdachte 1] gehad. Ik heb hem nooit persoonlijk ontmoet. In de gesprekken met [gefingeerde naam medeverdachte 1] gaf hij te kennen dat hij alles in 1 keer geleverd wilde hebben. Dit is echter in de bouw niet gebruikelijk. Dit geschiedt altijd in onderdelen afhankelijk van de fase van de bouw. (…)
Op 25 november 2011 is er met [gefingeerde naam medeverdachte 1] voor het laatst telefonisch contact geweest over de betaling. (…) In december 2011 heb ik een bezoek gebracht op zakenpand van [verdachte] op het adres [adres] te [plaats]. Daar heb ik met [verdachte] gesproken over de betaling. Hij vertelde mij dat hij een bedrag van circa 20.0000 euro had betaald dan wel overgemaakt aan [gefingeerde naam medeverdachte 1] van [bedrijf verdachte 1] voor de geleverde goederen en derhalve eigenaar van de bouwmaterialen was.
[verdachte] is ook een keer bij ons aan de zaak aan de [adres] te [plaats] geweest. Hij speelde daar de slachtofferrol. Hij beloofde mij om te bemiddelen in de financiële afwikkeling. Dat was een (1) van de laatste of het laatste contact met [verdachte]. Tot op heden is er geen enkele betaling voor de geleverde goederen ontvangen.
Het is niet bekend wie de geleverde goederen in ontvangst genomen heeft. Ze werden
bezorgd op het adres [adres] te [plaats]. Er zijn geen ontvangstbewijzen voor de
geleverde goederen.
11.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5º van het Wetboek van
Strafvordering (pagina 407) te weten een leveringsschema van [benadeelde 3 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dhr. [gefingeerde naam medeverdachte 1] [gsm-nummer 1]
12.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5º van het Wetboek van
Strafvordering (pagina 409) te weten een e-mailbericht van 11 november 2011, voor zover
inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van: [bedrijf verdachte 1] [[emailadres bedrijf verdachte 1]]
Verzonden: Friday, November 11, 2011 1:30 PM
Aan: [benadeelde 3]
Beste [benadeelde 3],
Bij deze vragen wij bij u een offerte op.
Voor de levering van diverse materialen voor de verbouwing gelegen aan de [adres] te [plaats]. (…)
Met vriendelijke groet,
[gefingeerde naam medeverdachte 1] [bedrijf verdachte 1]
13.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 209-212), voor zover inhoudende – zakelijk
weergegeven – als verklaring van getuige [getuige 2] van 8 augustus 2011
We hadden van [verdachte] de klus gekregen om een garage bij zijn huis te bouwen. Ik
heb met mijn neefjes het grondwerk gedaan. Alle materialen werden in een keer geleverd.
[gefingeerde naam medeverdachte 1] belde mij op een avond en vertelde dat de materialen bij [verdachte] in de weg stonden.
[gefingeerde naam medeverdachte 1] vertelde dat [verdachte] een andere plek voor de materialen had. Ik ben drie avonden bezig
geweest om de materialen over te brengen naar de loods aan de [adres] in [plaats].
14.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 421-422), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte van 25 juli 2012:
Ik heb [medeverdachte 1] de opdracht gegeven om een nieuwe garage bij de [adres] in [plaats] te bouwen. [medeverdachte 1] is met een werknemer van [benadeelde 3] op een avond bij mij thuis geweest. Die werknemer heet [getuige 1]. (…)
Ik heb de materialen gekregen van [benadeelde 3]. (…) Ik had er geen plaats voor en daarom zijn de materialen naar de loods aan de [adres] in [plaats] gebracht.
15.
Het proces-verbaal van verhoor van getuigen d.d.14 januari 2013 opgemaakt door
de rechter-commissaris strafzaken in deze rechtbank, voor zover inhoudende –
zakelijk weergegeven als verklaring van getuige [getuige 1]:
De allereerste keer dat ik bij [verdachte] thuis geweest ben was bij de verkoop van materialen.
[gefingeerde naam medeverdachte 1] was er toen ook. Ik had met [gefingeerde naam medeverdachte 1] een afspraak en dat was op de
bouwlocatie bij de woning van [verdachte].
(…)
Er zijn diverse leveringen geweest, bij [verdachte] op de oprit, op de stoep voor zijn woning en
aan de zijkant van zijn woning. Op de vraag of er door [verdachte] nog gesproken is dat hij de
bestelde goederen betaald zou hebben aan [bedrijf verdachte 1] antwoord ik: [verdachte] heeft het over
een betaling gehad. Hij vertelde dat [gefingeerde naam medeverdachte 1] hem belde dat hij materiaal moest bestellen en
betalen en of [verdachte] geld wilde overmaken. [verdachte] vertelde dat hij 20.000 euro overgemaakt had aan [bedrijf verdachte 1]. Ik heb [gefingeerde naam medeverdachte 1] wel gezien en gesproken.
16.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1](pagina 279-282), voor zover
inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [medeverdachte 1] van 24 juli 2012:
[vriendin medeverdachte 1] is mijn vriendin en zij woont aan de [adres] te [plaats] (…) Ik heb contact gehad met [verdachte] en ik heb [bedrijf verdachte 1] tijdelijk op naam gehad. [verdachte] vroeg mij om [bedrijf verdachte 1] op mijn naam te zetten. (…) Hij heeft ook de beschikking gehad over de bankpasjes van de [bedrijf verdachte 1] bankrekening bij de [bank]. [getuige 2] heeft zichzelf ook bevoordeeld door diverse goederen af te nemen zonder te betalen. Diverse goederen liggen waarschijnlijk nog in opslag in een opslagloods in gebruik bij [verdachte] en eigendom van [bedrijf verdachte 2] van [verdachte] of elders. Ook [getuige 2] heeft goederen in opslag, onder andere in de beide garageboxen direct bij zijn woning. (…)
U vraagt mij of ik mij uitgegeven heb voor [gefingeerde naam medeverdachte 1]. Die naam heb ik niet verzonnen. [verdachte] vertelde mij dat ik mij [gefingeerde naam medeverdachte 1] moest noemen. Niemand zou die [gefingeerde naam medeverdachte 1] in [plaats] kennen. Volgens [verdachte]'s plan liep de rekening van de kozijnen via [bedrijf verdachte 1]. [vriendin medeverdachte 1] heeft vanuit haar bouwdepot de rekening van [bedrijf verdachte 1] van ongeveer 12 duizend euro betaald via de bank. Dit was voor de kozijnen van haar woning aan de [adres] in [plaats]. Het geld is door [verdachte] van de rekening van de [bank] gehaald. Hij had het bankpasje in zijn bezit. Ik heb een gedeelte meegekregen. De rest was voor [verdachte]. (…) De juiste bedragen weet ik niet. Ik ben diverse keren met [verdachte] mee geweest naar het [bank] filiaal in [plaats]. [verdachte] deed de bankzaken en had de beschikking over de bijbehorende bankpasjes. Hij had ook de beschikking over het [bank] bankpasje van de rekening van [bedrijf verdachte 1].
(…) U vraagt mij naar andere GSM's welke ik in het verleden in gebruik heb gehad. [verdachte] regelde de telefoons. Ik betaalde daar niets voor, dat deed [verdachte].
(…)
17.
Het proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 1] (pagina 419-420), voor zover inhoudende
- zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] van 25 juli 2012:
U vertelde mij dat door [benadeelde 3] uit [plaats] aangifte is gedaan omdat ene [gefingeerde naam medeverdachte 1] bouwmaterialen had besteld en niet had betaald. Ik kan u zeggen dat ik weet dat [verdachte] de materialen besteld heeft. Ik heb de materialen wel zien liggen bij de woning van [verdachte] aan de [adres] in [plaats]. (…) U vertelde mij dat de order voor de bouwmaterialen per mail vanaf [emailadres bedrijf verdachte 1] is verstuurd. (…) In de [adres] te [plaats] staat een nieuwe computer.
18.
Het proces-verbaal van verhoor van getuigen d.d. 15 januari 2013 opgemaakt door de
rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Oost-Nederland, voor zover
inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van getuige [getuige 2]:
Op de vraag wat ik van de waterontharder weet, antwoord ik: we kwamen met
[verdachte] aanrijden bij zijn woning. Er wachtte een meneer voor zijn deur, die had een
telefoon in zijn hand en was aan het bellen. Hij zei dat hij een waterontharder moest
leveren voor [bedrijf verdachte 1].
19.
Het proces-verbaal van verhoor van getuigen d.d. 14 januari 2013 opgemaakt door de
rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Oost-Nederland, voor zover
inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van getuige [getuige 3]:
De naam [verdachte] zegt mij zeker iets. Hij is een klant van mij. Hij heeft bij mij een waterontharder gekocht. (…) Ik heb een relatie van hem, [gefingeerde naam medeverdachte 1], die aan mij voorgesteld is door [verdachte], ook zo’n apparaat verkocht en via [verdachte] geleverd. De 2e ontharder is nooit betaald. Ik heb de ontharder voor [gefingeerde naam medeverdachte 1] op zijn verzoek geleverd op het adres van [verdachte]. [verdachte] heeft de ontharder persoonlijk in ontvangst genomen van mij. Die 2e ontharder heb ik in het bijzijn van [verdachte] in een aanhanger geplaatst op het terrein van [verdachte]. [verdachte] zou bemiddelen in het contact met [gefingeerde naam medeverdachte 1]. [gefingeerde naam medeverdachte 1] was die avond spoorloos. Ik heb de naam [gefingeerde naam medeverdachte 1] genoemd tegen [verdachte]. [verdachte] is telefonisch op zoek gegaan naar [gefingeerde naam medeverdachte 1]. (…)
Ik heb [gefingeerde naam medeverdachte 1] nooit gezien. [verdachte] belde mij en zei dat hij een kennis had die met een verbouwing bezig was en die ook zo’n ontharder wilde. [verdachte] gaf mij zijn telefoonnummer en zei: “bel hem maar”. [verdachte] heeft gezegd dat die kennis [gefingeerde naam medeverdachte 1] heette. Onder deze naam werd de telefoon ook opgepakt. Toen ik de ontharder bij [gefingeerde naam medeverdachte 1] afleverde heb ik geprobeerd [gefingeerde naam medeverdachte 1] te bellen maar dat lukte niet. Hij nam niet op. Uiteindelijk heeft zo’n Turkse jongeman, die bij [verdachte] was, [gefingeerde naam medeverdachte 1] aan de telefoon gekregen. Ik heb toen de telefoon van hem overgenomen en met [gefingeerde naam medeverdachte 1] gesproken. [verdachte] heeft nooit tegen mij gezegd dat de naam [gefingeerde naam medeverdachte 1] een alias was.
(…) Ik heb de naam en het telefoonnummer van [verdachte] gekregen. Ik heb toen gebeld en toen had [gefingeerde naam medeverdachte 1] geen tijd. Dit is een gesprek van 5 seconden geweest. [gefingeerde naam medeverdachte 1] heeft mij later teruggebeld. (…) De stem moet van een ander zijn geweest dan [verdachte] want op het moment dat die Turkse jongen met [gefingeerde naam medeverdachte 1] belde stond [verdachte] ernaast.
20.
Het proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 1] (pagina 96-98), voor zover inhoudende
– zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] van 26 juli 2012:
Ik heb nooit een auto gehuurd bij [benadeelde 10]. Ik ben er 1 keer met [verdachte] geweest. Daar hebben ze een debiteurennummer aangemaakt. Dat was de [benadeelde 10] vestiging aan de [adres] in [plaats]. Ik heb mijn rijbewijs laten zien. Het bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel heeft [verdachte] laten zien. [verdachte] heeft het allemaal geregeld. Ik ben met hem mee geweest omdat [bedrijf verdachte 1] op mijn naam stond.
(…)
21.
Het proces-verbaal van verdachte (pagina 33B), voor zover inhoudende – zakelijk
weergegeven – als verklaring van verdachte van 22 augustus 2012:
U vertelde mij dat de politie goederen in beslag had genomen en dat ik als bewaarder was aangesteld. U vertelde dat er goederen aan het beslag zijn onttrokken en dat die zijn verwerkt in de nieuwbouw garage op het perceel [adres] te [plaats] en/of [adres] te [plaats]. Ik kan u daarover zeggen dat ik een paar dingen daarvan gebruikt heb. Dat is dom van mij geweest. Ik had het niet moeten doen. Ik heb gevelstenen en dakpannen gebruikt voor de garage aan de [adres] in [plaats].
22.
Het proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 2] (pagina 120A), voor zover inhoudende
- zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] van 7 augustus 2012:
(…) Nadat er beslag is gelegd op de bouwmaterialen, heeft [verdachte] contact gehad met de
politie, omdat hij de bouwmaterialen wilde gebruiken voor die garage. Hij zei mij dat hij had aangetoond bij de politie, dat de geleverde bouwmaterialen betaald waren.
Hij heeft toen uitgerekend hoeveel stenen er nodig waren voor de bouw van de garage en heeft toen de stenen / dakpannen waar beslag op lag, verwerkt. Ik heb hem ontraden om dat op die manier te doen.
23.
Het stamproces-verbaal van verbalisant [verbalisant] (pagina), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van de verbalisant van 19 september 2012:
Ik, verbalisant, [verbalisant], brigadier van Regiopolitie Twente, verklaar het volgende:
Op 17 januari 2012 werd onder [verdachte] op het adres [adres] te [plaats], zijnde de woning van [verdachte] en op het adres [adres] te [plaats], zijnde een loods van [bedrijf verdachte 2], in beslaggenomen:
Een hoeveelheid bouwmaterialen vermeld op een kennisgeving van inbeslagneming (hierna KVI)
-[adres] te [plaats]
2 pallets bakstenen, rood, merk Engels Oeffelt;
hoeveelheid bakstenen, rood (ong. 4 pallets)
-Ravenhorstwerg la te [plaats]
3 dozen skyline;
2 volle pallets kalkzandstenen, wit, merk Calduran;
14 pallets dakpannen, rood, merk Monier;
2 pallets bakstenen, rood, merk Engels Oeffelt;
1 pallet cement zakken, merk Dyckenhoff;
1 stapel houten rabatdelen
7 pakken isolatiematten, merk Rockwool;
12 isolatierollen groot, merk Isover;
24 deuren, wit
[verdachte] werd mondeling als bewaarder aangesteld.
Op 19 maart 2012 werd door mij, [plaats], vastgesteld dat, de hiervoor genoemde KVI genoemde goederen op de beide locaties aanwezig waren.
[verdachte] werd middels ondertekening van een "Overeenkomst tot bewaring van Strafrechtelijk in beslaggenomen voorwerpen ex. artikel 116, lid 4 SV", hierna Bewaarders overeenkomst, als bewaarder aangesteld. Bij deze overeenkomst is in kopie gevoegd de KVI, met de goederen zijn vermeld waarop de Overeenkomst betrekking op heeft. Van de aanwezige goederen werden foto's gemaakt, welke bij de Overeenkomst zijn gevoegd.
Verwezen wordt naar dossier pagina 03.
Op 24 juli 2012 werd tijdens de doorzoeking aan bouwmaterialen aangetroffen op de locatie:
-[adres] te [plaats]
2 pallets bakstenen, rood, merk Engels Oeffelt;
-Ravenhorstwerg la te [plaats]
2 dozen skyline;
2 volle pallets kalkzandstenen, wit, merk Calduran;
1 halfvolle pallet kalkzandstenen, wit, merk Calduran; 33 nokpannen, rood, merk Monier;
7 pakken dakpannen, rood, merk Monier;
3/4 pak dakpannen, rood, merk Monier;
12 pallets bakstenen, rood, merk Engels Oeffelt;
2 pallets zand-kalkp-cement-platen, merk YTONG; 1 pallet cement zakken, merk Dyckenhoff;
6 zakken cement, merk Dyckenhoff;
500 stuks (schatting) rabatdelen;
3 pakken isolatiematten, merk Rockwool;
11 isolatierollen groot, merk Isover; 3 isolatierollen klein, merk Isover; 19 deuren, wit
Uit vorenstaand overzicht blijkt dat [verdachte] zich als bewaarder van in beslaggenomen voorwerpen, schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 198 van het Wetboek van Strafrecht.