Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Parketnummer: 08/700229-12
Datum vonnis: 17 juni 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1973 in [plaats],
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 november 2012, 22 januari 2013 en 3 juni 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: alleen of samen met een ander of anderen, bij meerdere bedrijven goederen heeft
gekocht terwijl hij niet van plan was deze te betalen, dan wel alleen of samen met een
ander of anderen hiertoe opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven.
Feit 2: alleen of samen met een ander of anderen, diverse (gehuurde) goederen heeft
verduisterd dan wel, alleen of samen met een ander of anderen, hiertoe opdracht en/of
feitelijk leiding heeft gegeven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01
januari 2011 tot en met 31 maart 2012, in de gemeente(n) Oldenzaal en/of Enschede en/of Losser en/of te Denekamp in de gemeente Dinkelland, en/of Almelo en/of te Hengevelde in de gemeente Hof van Twente en/of Hengelo (Ov.) en/of te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten en/of Deventer en/of te Hasselt in de gemeente Zwartewaterland en/of
Tubbergen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, (onder meer) de navolgende goederen -op tijd en plaats daarbij vermeld- gekocht bij/van de na te noemen (rechts)perso(o)n(en),
te weten:
in of omstreeks het tijdvak van 3 november 2011 tot en met 11 januari 2012,
bij [benadeelde 1] (te [plaats]) en of meer houten kozijnen
en/of bijbehorende materialen (ter waarde van (ongeveer) 12.108,= euro),
(zaak 1), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 17 november 2011 tot en met 12 januari 2012,
bij [benadeelde 2] (te [plaats]) een Hästens bed (met toebehoren)
(ter waarde van (ongeveer) 35.000,= euro, (zaak 2), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 01 november 2011 tot en met 30 december 2011,
bij [benadeelde 3] (te [plaats]), meermalen althans eenmaal, (in
totaal) 34, althans een aantal, cv-ketels en/of radiatoren en/of bijbehorend
materiaal (ter waarde van (ongeveer) 115.000,=, althans, 57.928,= euro), (zaak
3), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 10 januari 2012,
bij [benadeelde 4] (te [plaats]), gevelstenen en/of kalkzandstenen
en/of hout en/althans (andere) bouwmaterialen (ter waarde van (ongeveer)
27.000,= euro), (zaak 4), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 15 november 2011 tot en met 11 januari 2012,
bij [benadeelde 5] (te [plaats]), (binnen)deuren, handvaten, houten
vloeren (met bijbehoren), toiletgarnituur en/althans (andere) bouwmaterialen
(ter waarde van (ongeveer) 32.000,= euro), (zaak 5), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 29 oktober 2011 tot en met 13 januari 2012,
bij [benadeelde 6] (te [plaats]), een badkamerinrichting en/of sanitair
en/of (keuken)tegels en/althans bijbehorend materiaal (ter waarde van
(ongeveer) 24.500,= euro), (zaak 6), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 11 november 2011 tot en met 14 december 2011,
bij [benadeelde 7] (te [plaats]), dakramen en/of rolluiken en/of
verduisteringsgordijnen en/althans (andere) bouwmaterialen (ter waarde van
(ongeveer) 4.500,=), (zaak 7), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 13 november 2011 tot en met 19 januari 2012,
bij [benadeelde 8] (te [plaats]), materialen ten
behoeve van (een) riolering(en) (ter waarde van (ongeveer) 5.413,= euro,
althans enig geldbedrag), (zaak 11), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 17 januari 2012,
bij [benadeelde 9] (te [plaats]), een trap met
bijbehorend materiaal (ter waarde van (ongeveer) 2,975,= euro, althans enig
geldbedrag), (zaak 12), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 5 december 2011 tot en met 5 maart 2012, bij
[benadeelde 10] (te [plaats]), 20, althans een of meer, ruit(en) (ter
waarde van (ongeveer) 1.892,= euro), (zaak 13), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2011 tot 01 april 2011, bij [benadeelde 11] (te [plaats] en/of te [plaats]), rolluiken (ter waarde van (ongeveer)
10.000,= euro), (zaak 14), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 11 november 2011 tot en met 17 januari 2012,
bij [benadeelde 12] (te [plaats]), een afkortzaag, een onderstel met aanslagen, een
of meer cirkelza(a)g(en), een pallet, een stofafzuiger en/of een rotex (ter
waarde van (ongeveer) 3.767,= euro), (zaak 15), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 augustus 2011 tot en met 7 februari 2012,
bij [benadeelde 13] (te [plaats]), visitekaartjes en/of flyers en/of (een)
belettering(en) (voor een bedrijfsbus) (ter waarde van (ongeveer) 1.600,=
euro), (zaak 16), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 9 november 2011 tot en met 23 januari 2012,
bij [benadeelde 14] (te [plaats]), een wateronthardingssysteem (ter waarde van
(ongeveer) 1.900,== euro), (zaak 17), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 10 november 2011 tot en met 20 februari 2012,
bij [benadeelde 15] (te [plaats]), 2, althans een, dakra(a)m(en)
(ter waarde van (ongeveer) 4.496,= euro), (zaak 18);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf verdachte 1] en/of [bedrijf verdachte 2] ("zaak 14") op een of meer
verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot
en met 31 maart 2012,
in de gemeente(n) Oldenzaal en/of Enschede en/of Losser en/of te Denekamp in
de gemeente Dinkelland, en/of Almelo en/of te Hengevelde in de gemeente Hof
van Twente en/of Hengelo (Ov.) en/of te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten
en/of Deventer en/of te Hasselt in de gemeente Zwartewaterland en/of
Tubbergen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep
of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om
zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die
goederen te verzekeren,
hebbende [bedrijf verdachte 1] en/of [bedrijf verdachte 2] en/of haar/hun mededader(s),
telkens met voormeld oogmerk, (onder meer) de navolgende goederen -op tijd en
plaats daarbij vermeld- gekocht bij/van de na te noemen
(rechts)perso(o)n(en),
te weten:
in of omstreeks het tijdvak van 3 november 2011 tot en met 11 januari 2012,
bij [benadeelde 1] (te [plaats]) en of meer houten kozijnen
en/of bijbehorende materialen (ter waarde van (ongeveer) 12.108,= euro), (zaak
1), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 17 november 2011 tot en met 12 januari 2012,
bij [benadeelde 2] (te [plaats]) een Hästens bed (met toebehoren)
(ter waarde van (ongeveer) 35.000,= euro, (zaak 2), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 01 november 2011 tot en met 30 december 2011,
bij [benadeelde 3] (te [plaats]), meermalen althans eenmaal, (in
totaal) 34, althans een aantal, cv-ketels en/of radiatoren en/of bijbehorend
materiaal (ter waarde van (ongeveer) 115.000,=, althans, 57.928,= euro), (zaak
3), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 10 januari 2012,
bij [benadeelde 4] (te [plaats]), gevelstenen en/of kalkzandstenen
en/of hout en/althans (andere) bouwmaterialen (ter waarde van (ongeveer)
27.000,= euro), (zaak 4), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 15 november 2011 tot en met 11 januari 2012,
bij [benadeelde 5] (te [plaats]), (binnen)deuren, handvaten, houten
vloeren (met bijbehoren), toiletgarnituur en/althans (andere) bouwmaterialen
(ter waarde van (ongeveer) 32.000,= euro), (zaak 5), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 29 oktober 2011 tot en met 13 januari 2012,
bij [benadeelde 6] (te [plaats]), een badkamerinrichting en/of sanitair
en/of (keuken)tegels en/althans bijbehorend materiaal (ter waarde van
(ongeveer) 24.500,= euro), (zaak 6), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 11 november 2011 tot en met 14 december 2011,
bij [benadeelde 7] (te [plaats]), dakramen en/of rolluiken en/of
verduisteringsgordijnen en/althans (andere) bouwmaterialen (ter waarde van
(ongeveer) 4.500,=), (zaak 7), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 13 november 2011 tot en met 19 januari 2012,
bij [benadeelde 8] (te [plaats]), materialen ten
behoeve van (een) riolering(en) (ter waarde van (ongeveer) 5.413,= euro,
althans enig geldbedrag), (zaak 11), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 17 januari 2012,
bij [benadeelde 9] (te [plaats]), een trap met
bijbehorend materiaal (ter waarde van (ongeveer) 2,975,= euro, althans enig
geldbedrag), (zaak 12), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 5 december 2011 tot en met 5 maart 2012, bij
[benadeelde 10] (te [plaats]), 20, althans een of meer, ruit(en) (ter
waarde van (ongeveer) 1.892,= euro), (zaak 13), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2011 tot 01 april 2011, bij [benadeelde 11] (te [plaats] en/of te [plaats]), rolluiken (ter waarde van (ongeveer)
10.000,= euro), (zaak 14), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 11 november 2011 tot en met 17 januari 2012,
bij [benadeelde 12] (te [plaats]), een afkortzaag, een onderstel met aanslagen, een
of meer cirkelza(a)g(en), een pallet, een stofafzuiger en/of een rotex (ter
waarde van (ongeveer) 3.767,= euro), (zaak 15), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 1 augustus 2011 tot en met 7 februari 2012,
bij [benadeelde 13] (te [plaats]), visitekaartjes en/of flyers en/of (een)
belettering(en) (voor een bedrijfsbus) (ter waarde van (ongeveer) 1.600,=
euro), (zaak 16), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 9 november 2011 tot en met 23 januari 2012,
bij [benadeelde 14] (te [plaats]), een wateronthardingssysteem (ter waarde van
(ongeveer) 1.900,== euro), (zaak 17), en/of
in of omstreeks het tijdvak van 10 november 2011 tot en met 20 februari 2012,
bij [benadeelde 15] (te [plaats]), 2, althans een, dakra(a)m(en)
(ter waarde van (ongeveer) 4.496,= euro), (zaak 18),
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of
een ander, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke
gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
hij in of omstreeks het tijdvak van 17 maart 2011 tot en met 20 januari 2012,
in de gemeente Almelo en/of Enschede en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
- een of meer, rolsteiger(s), een of meer, valbeveiliging(en) en/of een of
meer, veiligheidsharnas(sen) en/of een of meer uitwijk/dakkapelsteiger(s),
(zaak 8), en/of
- een steenzaagmachine en/of een diamantblad en/of een telescoop/afkortzaag
en/of een of meer zaagbladen, (zaak 9), en/of
- een heftruck en/of een pallettruck en/of een of meer petroleumkachels en/of
een zaagtafel en/of een veiligheidsstofzuiger en/of een
handdiamantmuursleuvenzaag en/of een boormachine en/of een pneumatische
bradtacker en/of een compressor, (zaak 10),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 16] (zaak 8), [benadeelde 17] (zaak 9) en/of aan [benadeelde 18] (zaak
10), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan
door misdrijf, te weten (telkens) door middel van (een) huurovereenkomst(en),
onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf verdachte 1] en/of [bedrijf verdachte 2] in of omstreeks het tijdvak van 17
maart 2011 tot en met 20 januari 2012, in de gemeente Almelo en/of Enschede
en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
- een of meer, rolsteiger(s), een of meer, valbeveiliging(en) en/of een of
meer, veiligheidsharnas(sen) en/of een of meer uitwijk/dakkapelsteiger(s),
(zaak 8), en/of
- een steenzaagmachine en/of een diamantblad en/of een telescoop/afkortzaag
en/of een of meer zaagbladen, (zaak 9), en/of
- een heftruck en/of een pallettruck en/of een of meer petroleumkachels en/of
een zaagtafel en/of een veiligheidsstofzuiger en/of een
handdiamantmuursleuvenzaag en/of een boormachine en/of een pneumatische
bradtacker en/of een compressor, (zaak 10),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 16] (zaak 8), [benadeelde 17] (zaak 9) en/of aan [benadeelde 18] (zaak
10), in elk geval aan een ander of anderen dan aan [bedrijf verdachte 1] en/of
[bedrijf verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welk(e) goed(eren)
[bedrijf verdachte 1] en/of [bedrijf verdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) anders
dan door misdrijf, te weten (telkens) door middel van (een)
huurovereenkomst(en), onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich
heeft/hebben toegeëigend,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of
een ander, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke
gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair (met uitzondering van de zaken 14 en 15) en het onder 2 primair tenlastegelegde, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest.
Voorts dienen de vorderingen van de benadeelde partijen te worden toegewezen tot respectievelijk een bedrag van € 10.175,- aan [benadeelde 1], € 29.411,76 aan [benadeelde 2],
€ 10.932,87 aan [benadeelde 5], € 20.588,24 aan [benadeelde 6], € 3.067,23 aan [benadeelde 7], € 2.500,- aan [benadeelde 9], € 1.734,- aan [benadeelde 14] (hoofdelijk) en € 3.778,57 aan [benadeelde 15], met daarbij steeds oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Sinds begin 2012 is door de politie Twente onderzoek gedaan naar oplichting c.q. flessentrekkerij en/of verduistering gepleegd door [bedrijf verdachte 1] en/of de eigenaren
van die vennootschap, dan wel personeel van [bedrijf verdachte 1] statutair gevestigd aan de [adres] in [plaats]. Aanleiding voor dit onderzoek waren aangiften van diverse Twentse bedrijven tegen [bedrijf verdachte 1].
5.1 De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair (met uitzondering van zaak 14 en 15) en het onder feit 2 primair tenlastegelegde, te weten flessentrekkerij en verduistering, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ter zitting heeft de officier daartoe de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
De raadsman van verdachte heeft overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota gemotiveerd betoogd dat verdachte van het onder feit 1 als respectievelijk de zaken 2, 3, 4, 5, 7, 14, 15 en 17 ten laste gelegde, moet worden vrijgesproken nu overtuigend bewijs voor zijn betrokkenheid ontbreekt. Om die reden dient verdachte ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 2 primair en subsidiair. De onder feit 1 ten laste gelegde zaken 1, 6, 11, 12, 13, 16 en 18 kunnen volgens de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
5.3 Feit 1 primair, de zaken 1, 6, 11, 12, 13, 16 en 18
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij genoemde zaken bekend. Gelet op het aanvullende bewijsmateriaal in de vorm van aangiften, acht de rechtbank deze onderdelen van feit 1, in de vorm van medeplegen, bewezen.
De rechtbank heeft op grond van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv voor deze onderdelen de bewijsmiddelen niet uitgewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet in strijd met de rechtspraak van de Hoge Raad waar deze inhoudt dat voor toepassing van deze wetsbepaling de verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring dient te erkennen (o.a. HR 19 juni 2007, LJN BA1709). De rechtbank wijst erop dat deze rechtspraak steeds ziet op arresten van een hof waarin ook de niet-bekende onderdelen van de bewezenverklaring niet van uitgewerkte bewijsmiddelen zijn voorzien. Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zoals aangehaald in HR 26 september 2006, LJN AX5776, en de bijbehorende conclusie, leidt de rechtbank af dat uitwerking van de bewijsmiddelen slechts nodig is in zoverre het feit niet wordt bekend en voor het overige kan worden volstaan met een verwijzing naar de gebruikte bewijsmiddelen.
5.4 Feit 1 primair, de zaken 3 en 4
Volgens de officier van justitie kan het onder feit 1 primair als de zaken 3 en 4 ten laste legde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Zaak 3
Verdachte heeft betrokkenheid bij zaak 3 ([benadeelde 3] in [plaats]) stellig ontkend. Volgens de raadsman dient verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs te worden vrijgesproken van de onderhavige zaak. Er is geen bewijs dat verdachte de telefonische bestelling voor 34 cv-ketels heeft geplaatst. Nu [medeverdachte 2] de cv-ketels heeft opgehaald met de auto en aanhanger van medeverdachte [medeverdachte 1] en de ketels ook niet bij verdachte zijn aangetroffen, is het veel waarschijnlijker dat een ander dan verdachte de bestelling heeft geplaatst. Mogelijk heeft medeverdachte [medeverdachte 1] met zijn mobiele telefoon via het (niet beschermde) netwerk van de vriendin van verdachte ingelogd en op deze wijze de bestelling geplaatst.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Volgens aangever zijn begin november 2011 en op 20 december 2011 per mail bestellingen gedaan door ‘[gefingeerde naam verdachte]’ van [bedrijf verdachte 1]. Tijdens de contacten is gebruik gemaakt van het e-mail adres [emailadres bedrijf verdachte 1] en de GSM-nummers [gsm-nummer 1], [gsm-nummer 2] en [gsm-nummer 3]. Op het laatst is een bestelling gedaan van in totaal 34 cv-ketels. Telefonisch werd afgesproken dat er voor levering een aanbetaling zou volgen. Op 27 december 2011 vernam een werknemer van [benadeelde 3] van groothandel [groothandel] uit [plaats] dat er 17 cv-ketels waren opgehaald ‘door een monteur van [benadeelde 3]’. Ook bij het centraal magazijn in [plaats] zijn op 27 december 2011 17 cv-ketels opgehaald ‘door een monteur van [benadeelde 3]’. De ketels in [plaats] werden opgehaald met een Mercedes, type G-klasse, met kenteken [kenteken 1] en een aanhanger met [kenteken 2]. De pakbon was getekend door ene ‘[medeverdachte 2]’. De rekening is onbetaald gebleven. Op 30 december 2011 is namens [benadeelde 3] in [plaats], aangifte gedaan.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tegenover de politie verklaard dat hij eind 2011 op verzoek bij ‘[benadeelde 3]’ aan de [adres] in [plaats] materialen heeft opgehaald. Ook moest hij cv-ketels ophalen bij [groothandel] in [plaats], een groothandel in installatietechniek. Om de cv-ketels op te halen heeft [medeverdachte 2] de aanhanger en de auto van [medeverdachte 1] gebruikt. Bij [groothandel] moest hij een afleverbon tekenen. Later kreeg [medeverdachte 2] het verzoek meer ketels op te halen in [plaats]. [medeverdachte 2] heeft de ketels opgehaald en is naar zijn woning aan de [adres] in [plaats] gereden. Daar zijn de ketels opgehaald door onder andere [verdachte].
Verder is de bestelling bij aangever op dezelfde wijze gegaan als bij de gevallen van bestellen zonder betalen die verdachte heeft bekend. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij namens ‘[bedrijf verdachte 1]’ bestellingen heeft gedaan onder de naam ‘[gefingeerde naam verdachte]’. In de gevallen die verdachte heeft bekend, is regelmatig gebeld met een mobiele telefoon met nummer [gsm-nummer 1]. Ook is er frequent gewerkt met het mailadres [emailadres bedrijf verdachte 1]. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er op 8 november 2011 een mail over een eerdere bestelling bij aangever, verstuurd is vanaf het IP-adres [IP-adres 1], van [vriendin verdachte], de vriendin van verdachte.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde zaak 3, heeft begaan. Het verweer van de raadsman tot vrijspraak wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd.
Zaak 4
Volgens de raadsman dient verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs eveneens te worden vrijgesproken van de onderhavige zaak ([benadeelde 4]). Er is geen bewijs dat verdachte de bestelling voor bouwmaterialen heeft geplaatst. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de goederen bij [benadeelde 4] heeft opgehaald en vervoerd heeft met de auto van medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte heeft gezien dat de goederen waren opgeslagen in de loods van [medeverdachte 1]. Met enkel de modus operandi als bewijsmiddel wordt niet aan het bewijsminimum voldaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens aangever is begin november 2011 telefonisch contact geweest met ‘[gefingeerde naam verdachte]’ van [bedrijf verdachte 1]. Hij wilde een prijsopgave voor hout en bouwmaterialen ten behoeve van de bouw van een garage aan de [adres] in [plaats] op naam van [medeverdachte 1]. De order voor de bouwmaterialen is per mail vanaf [emailadres bedrijf verdachte 1] verstuurd. Het leveringsschema vermeldt bij de naam [gefingeerde naam verdachte] het telefoonnummer [gsm-nummer 1].
In december 2011 zijn de goederen geleverd aan het adres [adres] in [plaats]. De rekening is onbetaald gebleven. Op 10 januari 2012 is namens [benadeelde 4] in [plaats], aangifte gedaan.
Getuige [getuige 1] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij ‘[gefingeerde naam verdachte]’ de allereerste keer bij [medeverdachte 1] thuis heeft ontmoet. Dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte en een medewerker van [benadeelde 4] op een avond bij hem thuis zijn geweest. Ook vertelde [medeverdachte 1] tegen [getuige 1] dat [gefingeerde naam verdachte] hem had gebeld en gezegd had dat hij materiaal moest bestellen en betalen en dat [medeverdachte 1] geld moest overmaken. [medeverdachte 1] vertelde [getuige 1] dat hij daarop 20.000 euro had overgemaakt aan [bedrijf verdachte 1].
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard aan verdachte en een van diens werknemers opdracht gegeven te hebben een garage te bouwen. De getuige [medeverdachte 2] verklaart die opdracht te hebben uitgevoerd samen met ‘[gefingeerde naam verdachte]”. De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en verdachte, niet geloofwaardig dat [gefingeerde naam verdachte] bestaat en de opdracht voor de bouw heeft aanvaard. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dan dat degene die de bouwopdracht heeft uitgevoerd, namelijk verdachte, door [medeverdachte 2] [gefingeerde naam verdachte] wordt genoemd.
Omdat in deze zaak dezelfde werkwijze is gebruikt als in de hiervoor genoemde zaken en omdat er aanvullend bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook hier goederen heeft besteld met het oogmerk om die niet te betalen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bedoelde zaken zijn gepleegd samen met een ander of anderen.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Nauwe samenwerking betekent niet dat de medeplegers een gelijk aandeel moeten hebben in de uitvoering van het delict. De samenwerking kan onder meer blijken uit voorafgaande afspraken, taakverdelingen of de aanwezigheid ten tijde van het delict. De rechtbank is van oordeel dat bij een bewezenverklaring van medeplegen van flessentrekkerij, de medepleger betrokken moet zijn geweest bij het opzettelijk en herhaaldelijk kopen zonder betaling.
Verdachte heeft verklaard dat hij in een aantal zaken heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 1]. Volgens verdachte hadden hij en [medeverdachte 1] van meet af aan de bedoeling met ‘[bedrijf verdachte 1]’ goederen te bestellen maar hiervoor niet te betalen. [medeverdachte 1] deed volgens verdachte de bankzaken voor de B.V. en had de beschikking over de bijbehorende bankpasjes. Verdachte zou [bedrijf verdachte 1] op verzoek van [medeverdachte 1] op zijn naam hebben gezet en er ook voor hebben gezorgd dat het de B.V. weer van zijn naam werd gehaald. Ook de naam [gefingeerde naam verdachte] zou bedacht zijn door [medeverdachte 1]. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie elke betrokkenheid ontkend. De rechtbank ziet echter voldoende ondersteunend bewijs voor de verklaring van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt, dat [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij de inrichting en exploitatie van [bedrijf verdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft de vennootschap die uiteindelijk ‘[bedrijf verdachte 1]’ is gaan heten, overgedragen aan verdachte. [medeverdachte 1] heeft bovendien opvallenderwijs een ondersteunende rol gespeeld bij de registratie van de overdracht van bedoelde B.V. aan [betrokkene 2] op 20 december 2011. Op dat moment liep de flessentrekkerij net op zijn eind. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de post ophaalde bij ‘[bedrijf verdachte 1]’ aan de [adres] in [plaats]. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij aanwezig is geweest bij het aanvragen van een debiteurennummer voor [benadeelde 18]. Verdachte en [medeverdachte 2] mochten de auto en aanhanger van [medeverdachte 1] gebruiken.
Van groot belang acht de rechtbank voorts, zoals hiervoor al overwogen, dat medeverdachte [medeverdachte 1] tegenover derden, verdachte meermaals ‘[gefingeerde naam verdachte]’ heeft genoemd. Zo heeft [medeverdachte 1] zowel in aanwezigheid van een medewerker van [benadeelde 4] als in aanwezigheid van [vertegenwoordiger benadeelde 10] over verdachte gesproken als ‘[gefingeerde naam verdachte]’.
Gelet op de voorgaande feiten en de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] voor en na de aankoophandelingen, waarbij ook [medeverdachte 1] de voor hem bestelde goederen heeft laten vervoeren, en de daarbij gevolgde modus operandi, leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] met betrekking tot zaak 4 zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt dat zij ten aanzien van dit feit als medepleger van flessentrekkerij dienen te worden aangemerkt.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde zaak 4, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft begaan. Het pleidooi van de raadsman tot vrijspraak wordt door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd.
5.5 Feit 1 primair, zaken 2, 5, 7, 14, 15 en 17
De rechtbank is van oordeel dat er op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om strafbare betrokkenheid van verdachte bij de zaken 2, 5, 7, 14, 15 en 17 aan te nemen. Het enkele feit dat dezelfde werkwijze is gebruikt als in de bewezen verklaarde gevallen is onvoldoende bewijs. Voor een bewezenverklaring is aanvullend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij deze zaken noodzakelijk, Dergelijk aanvullend bewijs ontbreekt, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de in deze alinea genoemde zaken.
Feit 2 primair en subsidiair
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde stelt de rechtbank vast dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] - onder meer - rolsteigers, een steenzaagmachine, heftruck, pallettruck, een zaagtafel en een veiligheidsstofzuiger hebben meegenomen en onder zich hebben gehouden. Voor een bewezenverklaring van verduistering is noodzakelijk dat kan worden bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte zich de rechtmatig onder hem berustende goederen op enig moment wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank is van oordeel dat deze wederrechtelijke toe-eigening niet uit de bewijsmiddelen volgt en dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] deze spullen alsnog gewoon terug had(den) willen geven, temeer nu de verhuurtermijn van de meeste goederen nog niet lang was verlopen. Ook is niet gebleken dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] daartoe opdracht en/of feitelijk leiding hebben gegeven. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair als de zaken 2, 5, 7, 14, 15 en 17 en onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 primair als de zaken 1, 3, 4, 6, 11, 12, 13, 16 en 18 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2012, in de gemeenten
Oldenzaal en Enschede en Losser en Denekamp in de gemeente Dinkelland, en de gemeente Rijssen-Holten en Tubbergen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen -op tijd en plaats daarbij vermeld- gekocht bij/van de na te noemen rechtspersonen, te weten:
in het tijdvak van 01 november 2011 tot en met 30 december 2011, bij [benadeelde 3] te [plaats], in totaal 34, cv-ketels ter waarde van 57.928,= euro),
(zaak 3), en
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2012, in de gemeenten
Oldenzaal en Enschede en Losser en Denekamp in de gemeente Dinkelland, en de gemeente Rijssen-Holten en Tubbergen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en een ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen -op tijd en plaats daarbij vermeld- gekocht bij/van de na te noemen (rechts)personen, te weten:
in het tijdvak van 3 november 2011 tot en met 11 januari 2012, bij [benadeelde 1] te [plaats] een of meer houten kozijnen en/of bijbehorende materialen ter waarde van 12.108,= euro, (zaak 1), en
in het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 10 januari 2012, bij [benadeelde 4] te [plaats], gevelstenen en/of kalkzandstenen en/of hout en andere bouwmaterialen ter waarde van ongeveer 27.000,= euro, (zaak 4), en
in het tijdvak van 29 oktober 2011 tot en met 13 januari 2012, bij [benadeelde 6] te [plaats], een badkamerinrichting en sanitair en keukentegels en bijbehorend materiaal ter waarde van 24.500,= euro, (zaak 6), en
in het tijdvak van 13 november 2011 tot en met 19 januari 2012, bij [benadeelde 8] te [plaats], materialen ten behoeve van rioleringen ter waarde van enig geldbedrag, (zaak 11), en
in het tijdvak van 1 november 2011 tot en met 17 januari 2012, bij [benadeelde 9] te [plaats], een trap met bijbehorend materiaal ter waarde van enig geldbedrag), (zaak 12), en
in het tijdvak van 5 december 2011 tot en met 5 maart 2012, bij [benadeelde 10] (te [plaats]), 20 ruiten ter waarde van 1.892,= euro, (zaak 13);
in het tijdvak van 1 augustus 2011 tot en met 7 februari 2012, bij [benadeelde 13] te [plaats], visitekaartjes en flyers en belettering voor een bedrijfsbus ter waarde van ongeveer 1.600,= euro, (zaak 16), en
in het tijdvak van 10 november 2011 tot en met 20 februari 2012, bij [benadeelde 15] te [plaats], 2, dakramen ter waarde van ongeveer 4.496,= euro,
(zaak 18).
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 326a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair, de zaak 3
het misdrijf: een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren, meermalen gepleegd;
feit 1 primair, de zaken 1, 4, 6, 11, 12, 13, 16 en 18
het misdrijf: tezamen en in vereniging met een ander of anderen een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) voor fraude als uitgangspunt voor de op te leggen straf. Dat oriëntatiepunt houdt in dat bij een fraudebedrag tussen de € 125.000 tot
€ 250.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 9 en 12 maanden als uitgangspunt geldt.
Verdachte heeft zich, op brutale wijze en met gebruikmaking van een B.V. en een gefingeerde naam, schuldig gemaakt aan (medeplegen) van flessentrekkerij door bij een groot aantal ondernemers in Twente zaken te kopen, met de bedoeling deze niet te betalen. Er was sprake van een vooropgezet plan waarbij verdachte kennelijk voor zijn eigen financiële gewin heeft gehandeld en klaarblijkelijk geen moment heeft stil gestaan bij de financiële- en andere gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Zo’n financiële strop komt in een tijd van economische neergang extra hard aan. In een tweetal gevallen was de financiële schade dusdanig groot dat dit mede tot het faillissement van de betreffende ondernemers heeft geleid. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij daaraan volkomen voorbij is gegaan en beschouwt dit als een strafvermeerderende omstandigheid. Bovendien heeft verdachte door zijn optreden het vertrouwen beschaamd dat deelnemers aan het handelsverkeer in elkaar behoren te hebben. Strafvermeerderend is ook dat verdachte al eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld, onder andere voor oplichting en valsheid in geschrift.
De rechtbank heeft geen aanwijzing dat er zoveel in het leven van verdachte is veranderd dat dit van belang zou kunnen zijn voor de op te leggen straf. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding alsnog een reclasseringsrapport over verdachte te laten opmaken. Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman daartoe wijst de rechtbank af.
Vanwege genoemde strafverhogende omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding verdachte, in afwijking van het oriëntatiepunt, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft hierbij geen rekening gehouden met eventuele gevolgen van de schadevergoedingsmaatregel omdat deze maatregel in beginsel los staat van de straf. Ook is niet op voorhand duidelijk dat er niet zal worden betaald. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank voor enkele feiten tot een vrijspraak komt.
9. De schade van de benadeelden
De officier en de verdediging hebben aangevoerd dat de BTW niet als schadevergoeding kan worden toegewezen. De rechtbank overweegt dat in dit geval het strafbare feit in wezen bestaat uit het niet-nakomen van een overeenkomst. De schadevergoeding komt dan neer op nakoming (betaling) van de overeenkomst. In dit geval is de schadevergoeding ter compensatie van gemiste omzet onderhevig aan BTW-heffing en dient de schadevergoeding mede de door de ondernemer af te dragen of reeds afgedragen BTW te omvatten.
9.1 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Namens [benadeelde 1], heeft mevrouw [vertegenwoordiger benadeelde 1], wonende te [postcode, plaats] aan de [adres] zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 12.108,25. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- 9 stuks buitenkozijnen compleet volgens tekening, opgave en offerte (incl. BTW);
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 primair, zaak 1, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 12.108,25. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.1.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair, zaak 1, is toegebracht.
9.2 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Namens [benadeelde 6] heeft de heer [vertegenwoordiger benadeelde 6], wonende te [postcode, woonplaats] aan [adres], zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 24.500,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 24.500,-. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2.1 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair, zaak 6, is toegebracht.
9.3 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]
[benadeelde 15], gevestigd te [postcode, woonplaats], aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.496,50. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 primair, zaak 18, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 4.496,50 toewijzen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.3.1 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair, zaak 18 is toegebracht.
9.4 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
[benadeelde 9], gevestigd te [postcode, plaats], aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.975,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 primair, zaak 12, rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.975,-. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.4.1 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair, zaak 12, is toegebracht.
9.5 De benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 5], [benadeelde 7] en [benadeelde 14].
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 5], [benadeelde 7] en [benadeelde 14] elk in hun vordering niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard en geen verdere bespreking behoeven, omdat de verdachte van het in die zaken tenlastegelegde, wordt vrijgesproken.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair als de zaken 2, 5, 7, 14, 15 en 17 en het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair als de zaken 1, 3, 4, 6, 11, 12, 13, 16 en 18 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair als de zaken 1, 3, 4, 6, 11, 12, 13, 16 en 18 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, de zaak 3,
het misdrijf: een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren, meermalen gepleegd;
feit 1 primair, de zaken 1, 4 6, 11, 12, 13, 16 en 18
het misdrijf: tezamen en in vereniging met een ander of anderen een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair als de zaken 1, 3, 4, 6, 11, 12, 13, 16 en 18 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 5], [benadeelde 7] en [benadeelde 14] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat genoemde benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- veroordeelt verdachte, ter zake van het onder 1 primair, zaak 1, bewezen verklaarde feit tot betaling aan de benadeelde partij: [vertegenwoordiger benadeelde 1], wonende te [postcode, woonplaats], aan de [adres], van een bedrag van € 12.108,25, voor zover dit bedrag niet door een mededader van verdachte zal zijn betaald;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 12.108,25 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 95 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte, ter zake van het onder 1 primair, zaak 6, bewezen verklaarde feit tot betaling aan de gemachtigde van de benadeelde partij: [benadeelde 6], zijnde de heer [vertegenwoordiger benadeelde 6], wonende te [postcode, woonplaats], aan [adres], van een bedrag van € 24.500,-;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 24.500,- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 157 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte, ter zake van het onder 1 primair, zaak 18, bewezen verklaarde feit tot betaling aan de benadeelde partij: [benadeelde 15], gevestigd te [postcode, plaats], aan de [adres], van een bedrag van € 4.496,50;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.496,50 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 54 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte, ter zake van het onder 1 primair, zaak 12, bewezen verklaarde feit tot betaling aan de benadeelde partij: [benadeelde 9], gevestigd te [postcode, plaats], aan de [adres], van een bedrag van € 2.975,-;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.975,- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 39 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2013.
Buiten staat
Mr. Melaard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, divisie informatie en recherche, VVC Twente, met nummer PL05QB 2012003359-126, (3 ordners met opschrift ABRA) pagina 1 t/m 892 (met bijlagen). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 zaken 1, 6, 11, 12, 13, 16 en 18
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juni 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 253-255), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 1] van 11 januari 2012.
3.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 486-488 met bijlagen), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [vertegenwoordiger benadeelde 6] van [benadeelde 6] van 13 januari 2012.
4.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 647-650), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2] van 19 januari 2012.
5.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 672-675), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 3] van 17 januari 2012.
6.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 687-690), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [vertegenwoordiger benadeelde 10] van 5 maart 2012.
7.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 770-772), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 4] van 7 februari 2012.
8.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 802-803), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 5] van 20 februari 2012.
9.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank van 3 juni 2013 voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
(…)
Ik heb onder de naam ‘[gefingeerde naam verdachte]’ bestellingen gedaan namens ‘[bedrijf verdachte 1]’.
[gefingeerde naam verdachte] was de naam van de hond van [medeverdachte 1], hij had een goed hart, zodoende zijn we op de naam [gefingeerde naam verdachte] gekomen. [medeverdachte 1] en ik hadden van meet af aan de bedoeling met deze B.V. goederen te bestellen maar hiervoor niet te betalen. Ik ben samen met [medeverdachte 1] betrokken geweest bij de onder 1 primair ten laste gelegde zaken 1, 6, 11, 12, 13, 16 en 18.
Ik heb me verschillende malen voorgesteld als ‘[gefingeerde naam verdachte]’. [betrokkene 1] was er ook bij betrokken maar hoofdzakelijk ikzelf en [medeverdachte 1]. (…) Ik ben 1.88 meter lang.
10.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 253-255), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 1] van 11 januari 2012
Op 3 november 2011 werd ik benaderd door een man die zich [gefingeerde naam verdachte] noemde. De man wilde voor zijn eigen verbouwing houten kozijnen bestellen. Hij vertelde mij dat hij eigenaar was van de firma [bedrijf verdachte 1], gevestigd aan de [adres] te [plaats].
Toen ik na 31 december 2011 nog niets had vernomen van [gefingeerde naam verdachte] en ook nog geen geld had ontvangen ben ik gaan bellen. De telefoon met nummer [gsm-nummer 1] was afgesloten.
11.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering (pagina 258), te weten een e-mailbericht van 8 november 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van : “[bedrijf verdachte 1]” <[emailadres bedrijf verdachte 1>
Aan: <[emailadres benadeelde 1]>
Bij deze stuur ik u de opdracht bevestiging retour .
(…)
Met vriendelijke groet.
[gefingeerde naam verdachte].
12.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 486-488 met bijlagen), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [vertegenwoordiger benadeelde 6] van [benadeelde 6] van 13 januari 2012.
Op of omstreeks 29 oktober 2011 kwam er een man bij ons in de showroom. Deze man gaf op te zijn [gefingeerde naam verdachte], [adres, postcode, plaats], telefoonnummer: [gsm-nummer 1]. [gefingeerde naam verdachte] gaf aan eigenaar te zijn van de firma [bedrijf verdachte 1].
13.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering (pagina 498), te weten een afleverbon van de firma [benadeelde 6] van 23 november 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afleveradres: De heer en mevrouw [gefingeerde naam verdachte]
Email-adres: [emailadres bedrijf verdachte 1]
14.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 647-650), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 2] van 19 januari 2012.
Ik kreeg op 13 november 2011 telefonisch een verzoek van de firma [bedrijf verdachte 1] uit [plaats] om diverse werkzaamheden aan de riolering van de woning van [familie] aan de [adres] in [plaats] te verrichten.
Het 06 nummer waarop [bedrijf verdachte 1] te bereiken zou zijn was [gsm-nummer 1].
Mijn werknemer [vertegenwoordiger benadeelde 6] heeft 14 november 2011 ook via de mail contact gehad met [gefingeerde naam verdachte] via [emailadres bedrijf verdachte 1].
15.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 672-675), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 3] van 17 januari 2012.
Ergens in de maand november 2011, de exacte datum weet ik niet te achterhalen, kwam een man, die zich voorstelde als [gefingeerde naam verdachte], in contact met ons bedrijf. Een offerte is toegestuurd aan [gefingeerde naam verdachte] naar het door hem opgegeven e-mailadres [emailadres bedrijf verdachte 1]. Het bedrijf [bedrijf verdachte 1] was dus kennelijk het bedrijf waarvoor deze [gefingeerde naam verdachte] werkzaam was.
16.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 687-690), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [vertegenwoordiger benadeelde 10] van 5 maart 2012.
Op 5 december 2011 is er telefonisch contact gezocht met ons bedrijf door een zeker [gefingeerde naam verdachte].
Hij mailde vanaf: [emailadres bedrijf verdachte 1]
[gefingeerde naam verdachte] belde met een mobiel nummer. Dit nummer is: [gsm-nummer 1].
(…)
Mijn vader en ik zijn verhaal gaan halen bij [medeverdachte 1]. Wij legden uit over [bedrijf verdachte 1] en over [gefingeerde naam verdachte]. [medeverdachte 1] bleek volgens zijn zeggen het bedrijf aan deze [gefingeerde naam verdachte] verkocht te hebben. Hij heeft toen [gefingeerde naam verdachte], zoals [medeverdachte 1] hem zelf ook noemde, proberen te bellen op hetzelfde mobiele nummer als bovenstaand genoemd is.
17.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 802-803), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 5] van 20 februari 2012.
Op 10 november 2011 werd ik op mijn bedrijfstelefoon gebeld door bovenbedoelde [gefingeerde naam verdachte]. Hij zei te handelen namens [bedrijf verdachte 1] in [plaats].
18.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 806-807), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [aangever 5] van 27 februari 2012.
U vraagt mij met welke mail adres ik contact heb gehad met [gefingeerde naam verdachte] en/of [bedrijf verdachte 1]. Dat was met het emailadres [emailadres bedrijf verdachte 1].
19.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 307-311), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever [benadeelde 3] van 30 december 2011:
Ik ben directeur van [benadeelde 3] aan de [adres] te [plaats]. Ik doe aangifte van oplichting tegen [bedrijf verdachte 1], die 34 cv ketels inclusief bevestigingsmateriaal bij de groothandel heeft opgehaald en diverse geleverde materialen.
Dit is gebeurd tussen 1 november 2011 en 30 december 2011.
(…)
Begin november 2011 kreeg [werknemer benadeelde 3] voor het eerst een bestelling binnen van [bedrijf verdachte 1], [adres] te [plaats]. Dit werd besteld door [gefingeerde naam verdachte]. Hij heeft daarna nog 6 bestellingen gedaan. Deze goederen die besteld zijn, zijn door ons geleverd maar zijn nooit betaald. Deze goederen werden soms afgeleverd op een adres, waaronder [adres] te [plaats] en [adres] te [plaats]. Soms werden de goederen bij ons op het bedrijf afgehaald. Op 20 december 2011 kreeg [werknemer benadeelde 3] per mail een bestelling van [bedrijf verdachte 1] door [gefingeerde naam verdachte]. In deze mail werden 34 cv ketels besteld. Daarna heeft [werknemer benadeelde 3] telefonisch afspraken gemaakt met [gefingeerde naam verdachte] over de levering en betaling. Daarna heeft [werknemer benadeelde 3] met mij overlegd hoe we dit gingen doen met levering omdat het om een groot bedrag ging. Ik heb gezegd tegen [werknemer benadeelde 3] dat de cv ketels afgehaald konden worden op ons bedrijf en dat er een aanbetaling gedaan moest worden. Daar ging [gefingeerde naam verdachte] mee akkoord. Op dinsdag 27 december 2011 zouden wij 17 cv-ketels binnen krijgen via de groothandel [groothandel] uit [plaats]. Omdat wij geen cv-ketels binnen kregen, heb ik gebeld met [groothandel] aan de [adres] te [plaats]. Ik hoorde dat een medewerker van [groothandel] tegen mij zei dat de cv-ketels waren opgehaald door een monteur van [benadeelde 3]. Ik zei tegen de medewerker dat dit niet kon. Daarna hebben wij ook contact gehad met het centraal magazijn in [plaats]. Ik hoorde dat daar ook 17 cv-ketels waren opgehaald door een monteur van [benadeelde 3]. Daar heb ik een pakbon van gekregen. Op de pakbon is te zien dat de 17 cv-ketels zijn meegegeven aan een monteur van [benadeelde 3], telnr [telefoonnummer benadeelde 3]. Dit is het telefoonnummer van mijn kantoor [benadeelde 3].
Omdat de werknemers van [groothandel] in [plaats] het niet vertrouwden, hebben zij het kenteken van de auto en aanhanger opgeschreven. Dit is de auto die de 17 cv-ketels heeft opgehaald. De kentekens zijn: [kenteken 1] en aanhanger [kenteken 2]. Dit betreft een personenauto van het merk Mercedes, type G klasse, 400 CWI. Precies zo'n auto heb ik zelf ook gehad maar die heb ik inmiddels niet meer. Op de pakbon zag ik dat er is getekend door [MEDEVERDACHTE 2].
Het totaalbedrag van de 34 cv-ketels zijn 57.928,60 euro. Ik ben benadeeld voor een totaalbedrag van ongeveer 110.000 euro door [bedrijf verdachte 1]. Ik weet op dit moment niet of ik mijn bedrijf open kan houden.
20.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 314-315), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als de aanvullende verklaring van aangever [vertegenwoordiger benadeelde 3] van [benadeelde 3]:
Begin november 2011 is er door een persoon, welke zich uitgaf als zijnde [gefingeerde naam verdachte] van
[bedrijf verdachte 1] te [plaats], telefonisch contact gezocht met [benadeelde 3]. [gefingeerde naam verdachte] informeerde naar CV ketels en toebehoren daarvoor. Op verzoek heeft [gefingeerde naam verdachte] zijn bestelling per mail toegelicht en is er na enkele keren telefonisch overleg een offerte aangeboden en deze werd door [gefingeerde naam verdachte] per mail goedgekeurd.
Tijdens de contacten is gebruik gemaakt van het email adres:
[emailadres bedrijf verdachte 1]
en de GSM nummers
[gsm-nummer 1]
21.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering (pagina 313), te weten een vrachtbrief van [groothandel], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Omschrijving Geleverd
Nef Topline HRC30/CW5 17
Flamco installatie pakket 17
Ondertekend door “[medeverdachte 2]”. Op het formulier is met de hand bijgeschreven “Mercedes [kenteken 1]” en “aanhangwagen [kenteken 2]”.
22.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 385-387), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige [medeverdachte 2] 25 juli 2011:
Eind vorig jaar werd ik gebeld om bij [benadeelde 3] aan de [adres] te [plaats] materialen op te gaan halen. Omdat [benadeelde 3] maar een klein magazijn heeft moest ik de CV-ketels ophalen bij [groothandel] in [plaats]. Hier ben ik vervolgens heengereden en heb daar de CV-ketels. Daarvoor heb ik een aanhanger gebruikt van [medeverdachte 1]. Ik heb vervolgens een aantal CV-ketels in de aanhanger geladen. Ik heb daar volgens mij een bon afleverbon getekend. Daarna ben ik naar mijn huis gereden aan de [adres]. Later werd ik gebeld. Ik moest nog meer ketels ophalen in [plaats]. Ik kreeg het aanbod dat ik de Mercedes G-klasse van [medeverdachte 1] kon gebruiken. Vervolgens ben ik met zijn auto en zijn aanhanger naar [plaats] gereden. In [plaats] ben ik naar het bedrijf [groothandel] gegaan. Ik denk dat dit hoofdvestiging is van [groothandel]. Hier heb ik mij voorgesteld en heb ik samen met een medewerker de ketels ingeladen. Vervolgens ben ik naar mijn woning aan de [adres] gereden. Daar zijn de ketels weer opgehaald door de jonge Nederlandse man en [verdachte].
23.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 196-197), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige [medeverdachte 2] van 24 juli 2011:
Mijn vrienden noemen mij [medeverdachte 2].
24.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering (pagina 377-378), te weten een e-mailbericht met bijbehorende verzendgegevens, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van: [bedrijf verdachte 1] [[emailadres bedrijf verdachte 1]]
Verzonden: woensdag 9 november 2011 13:28
Aan: '[werknemer benadeelde 3]'
Onderwerp: RE: Maten en prijzen
(…)
Graag even een totaal prijs
Met vriendelijke groet [gefingeerde naam verdachte].
(…)
Received: from [[IP-adres 1]] ([naam computer])
(…)
for [emailadres werknemer benadeelde 3]; Tue, 08 Nov 2011 17:06:14 +0100
From: "[bedrijf verdachte 1]" <[emailadres bedrijf verdachte 1]>
To: -[werknemer benadeelde 3]" <[emailadres werknemer benadeelde 3]>
25.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten informatie van Ziggo inzake het IP-adres van [vriendin verdachte], (pagina 379)voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De naw-gegevens behorende bij IP-adres [IP-adres 1] op de genoemde data in uw vordering:
[vriendin verdachte]
[adres]
[postcode, woonplaats]
26.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 389-390 met bijlagen), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever [benadeelde 4] van 10 januari 2012:
Ik doe namens [benadeelde 4] te [plaats] aangifte van oplichting door het bedrijf [bedrijf verdachte 1]. Ik kan hierover het volgende verklaren.
Rond 2011 werd mijn bedrijf telefonisch benaderd door [bedrijf verdachte 1] in de persoon van [gefingeerde naam verdachte]. Deze wilde een prijsopgave voor hout en bouwmaterialen ten behoeve van de bouw van een garage aan de [adres] te [plaats] op naam van [medeverdachte 1]. Er is een offerte opgemaakt en per mail of fax verstuurd. De offerte werd akkoord bevonden en ergens in december 2011 zijn goederen geleverd aan het adres [adres] te [plaats] ter waarde van EUR 27.000. Voor deze levering is niet getekend.
Onze normale voorwaarden zijn betaling binnen dertig dagen. Er is telefonisch contact geweest met [bedrijf verdachte 1] om de openstaande vordering per direct over te maken. Tot op heden is de betaling door [bedrijf verdachte 1] niet gedaan.
27.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 416-417 met bijlagen), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - de aanvullende verklaring van aangever [benadeelde 4] van 10 januari 2011:
De bestelde bouwmaterialen werden in gedeelten geleverd zowel uit voorraad als rechtstreeks vanaf de fabrikant. Het bedrag blijkt uiteindelijk uit te komen op 25.905 euro.
Wij hadden het bedrijf [bedrijf verdachte 1] laten natrekken en bleek kredietwaardig te zijn. Om die reden werd er door ons dan ook geleverd.
Er ontstond op een gegeven moment toch wantrouwen. Om die reden wilden wij de levering van dakpannen door de fabrikant op het adres [adres] te [plaats] niet door laten gaan. Echter door een communicatiestoornis werden ze wel bezorgd. Op verzoek van [medeverdachte 1] werden ze afgeleverd op het adres [adres] te [plaats].
Ik heb meerdere telefonische contacten met [gefingeerde naam verdachte] gehad. Ik heb hem nooit persoonlijk ontmoet. In de gesprekken met [gefingeerde naam verdachte] gaf hij te kennen dat hij alles in 1 keer geleverd wilde hebben. Dit is echter in de bouw niet gebruikelijk. Dit geschiedt altijd in onderdelen afhankelijk van de fase van de bouw.
Op 25 november 2011 is er met [gefingeerde naam verdachte] voor het laatst telefonisch contact geweest over de betaling. Volgens [gefingeerde naam verdachte] zou het geld overgemaakt zijn. Hij wilde graag dat de rest van de bestelde materialen ook geleverd werden. Omdat er geen betaling was binnengekomen, werd van verdere levering afgezien. In december 2011 heb ik een bezoek gebracht op zakenpand van [medeverdachte 1] op het adres [adres] te [plaats].
Daar heb ik met [medeverdachte 1] gesproken over de betaling. Hij vertelde mij dat hij een bedrag van circa 20.0000 euro had betaald dan wel overgemaakt aan [gefingeerde naam verdachte] van [bedrijf verdachte 1] voor de geleverde goederen en derhalve eigenaar van de bouwmaterialen was.
[medeverdachte 1] is ook een keer bij ons aan de zaak aan de [adres] te [plaats] geweest. Hij speelde daar de slachtofferrol. Hij beloofde mij om te bemiddelen in de financiële afwikkeling. Dat was een (1) van de laatste of het laatste contact met [medeverdachte 1]. Tot op heden is er geen enkele betaling voor de geleverde goederen ontvangen. Het is niet bekend wie de geleverde goederen in ontvangst genomen heeft. Ze werden bezorgd op het adres [adres] te [plaats]. Er zijn geen ontvangstbewijzen voor de geleverde goederen.
28.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering (pagina 407), te weten een-leveringsschema van [benadeelde 4], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dhr. [gefingeerde naam verdachte] [gsm-nummer 1]
29.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering (pagina 409), te weten een e-mailbericht van 11 november 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van : [bedrijf verdachte 1] [[emailadres bedrijf verdachte 1]
Verzonden: Friday, November 11, 2011 1:30 PM
Aan: [benadeelde 4]
Beste [benadeelde 4],
Bij deze vragen wij bij u een offerte op,
Voor de levering van diverse materialen voor de verbouwing gelegen aan de [adres] te [plaats].
(…)
Met vriendelijke groet ,
[gefingeerde naam verdachte] [bedrijf verdachte 1]
30.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 209-212), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige [medeverdachte 2] van 8 augustus 2011:
We hadden van [medeverdachte 1] de klus gekregen om een garage bij zijn huis te bouwen. Ik heb met mijn neefjes het grondwerk gedaan. Alle materialen werden in een keer geleverd. [gefingeerde naam verdachte] belde mij op een avond en hij vertelde dat de materialen bij [medeverdachte 1] in weg stonden. [gefingeerde naam verdachte] vertelde dat [medeverdachte 1] een andere plek voor de materialen had. Ik ben drie avonden bezig geweest om de materialen over te brengen naar de loods aan de [adres] in [plaats].
31.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] (pagina 421-422), voor zover
inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte van 1 augustus 2012:
Ik heb [verdachte] de opdracht gegeven om een nieuwe garage bij de [adres] in [plaats] te bouwen. [verdachte] is met een werknemer van [benadeelde 4] op een avond bij mij thuis geweest. Die werknemer heet [getuige 1]. (…) Ik heb de materialen gekregen van [benadeelde 4]. (…) Ik had er geen plaats voor en daarom zijn de materialen naar de loods aan de [adres] in [plaats] gebracht.
32.
Het proces-verbaal van verhoor van getuigen d.d.14 januari 2013 opgemaakt door de rechter-commissaris strafzaken in deze rechtbank, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van getuige [getuige 1]:
De allereerste keer dat ik bij [medeverdachte 1] thuis geweest ben was bij de verkoop van materialen. [gefingeerde naam verdachte] was er toen ook. Ik had met [gefingeerde naam verdachte] een afspraak en dat was op de bouwlocatie bij de woning van [medeverdachte 1].
(…)
Er zijn diverse leveringen geweest, bij [medeverdachte 1] op de oprit, op de stoep voor zijn woning en aan de zijkant van zijn woning. Op de vraag of er door [medeverdachte 1] nog gesproken is dat hij de bestelde goederen betaald zou hebben aan [bedrijf verdachte 1] antwoord ik: [medeverdachte 1] heeft het over een betaling gehad. Hij vertelde dat [gefingeerde naam verdachte] hem belde dat hij materiaal moest bestellen en betalen en of [medeverdachte 1] geld wilde overmaken.
Ik heb [gefingeerde naam verdachte] wel gezien en gesproken. Hij had gekruld haar, blond of donkerblond, iets groter dan gemiddeld gebouwd.
33.
De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting dat verdachte gekruld haar, blond of donkerblond, heeft.
34.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 279-282), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte van 24 juli 2012:
[vriendin verdachte] is mijn vriendin en zij woont aan de [adres] te [plaats]. (…) Ik heb contact gehad met [medeverdachte 1] en ik heb [bedrijf verdachte 1] tijdelijk op naam gehad. [medeverdachte 1] vroeg mij om [bedrijf verdachte 1] op mijn naam te zetten. Hij heeft ook de beschikking gehad over de bankpasjes van de [bedrijf verdachte 1] bankrekening bij de [bank]. [medeverdachte 2] heeft zichzelf ook bevoordeeld door diverse goederen af te nemen zonder te betalen. Diverse goederen liggen waarschijnlijk nog in opslag in een opslagloods in gebruik bij [medeverdachte 1] en eigendom van [bedrijf verdachte 2] van [medeverdachte 1] of elders. Ook [medeverdachte 2] heeft goederen in opslag, onder andere in de beide garageboxen direct bij zijn woning. (…)
U vraagt mij of ik mij uitgegeven heb voor [gefingeerde naam verdachte]. Die naam heb ik niet verzonnen. [medeverdachte 1] vertelde mij dat ik mij [gefingeerde naam verdachte] moest noemen.
Volgens [medeverdachte 1]s plan liep de rekening van de kozijnen via [bedrijf verdachte 1]. [vriendin verdachte] heeft vanuit haar bouwdepot de rekening van [bedrijf verdachte 1] van ongeveer 12 duizend euro betaald via de bank. Dit was voor de kozijnen van haar woning aan de [adres] in [plaats]. Het geld is door [medeverdachte 1] van de rekening van de [bank] gehaald. Hij had het bankpasje in zijn bezit. Ik heb een gedeelte meegekregen. De rest was voor [medeverdachte 1]. De juiste bedragen weet ik niet. Ik ben diverse keren met [medeverdachte 1] mee geweest naar het [bank] filiaal in [plaats]. [medeverdachte 1] deed de bankzaken en had de beschikking over de bijbehorende bankpasjes. Hij had ook de beschikking over het [bank] bankpasje van de rekening van [bedrijf verdachte 1].
(…)
U vraagt mij naar andere GSM's welke ik in het verleden in gebruik heb gehad. [medeverdachte 1] regelde de telefoons. Ik betaalde daar niets voor, dat deed [medeverdachte 1].
(…)
35.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 128-130), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] van 17 januari 2012:
Ik weet dat u mij wilt horen over goederen welke op dinsdag 17 januari 2012, bij een bij mij in gebruik zijnde hal aan de [adres] te [plaats] zijn aangetroffen en welke werden aangetroffen bij mijn woning. Ik wil daar wel over verklaren.
[verdachte] of [verdachte] heeft van mij een BV overgenomen. Dat was waarschijnlijk maart 2011. Die BV was genaamd [bedrijf medeverdachte 1]. Dat was een slapende BV. De naam van [bedrijf medeverdachte 1] is direct bij de overname veranderd in [bedrijf verdachte 1]. Ook was er nog een stichting tussen geplaatst. Dus eerst [verdachte], dan de stichting en dan de B.V., zijnde [bedrijf verdachte 1].
Bij [bedrijf verdachte 1] zijn werkzaam [verdachte] en een kleine gedrongen Turks / Syrische man met de naam [medeverdachte 2]. Er is een postadres aan de [adres] te [plaats]. daar heb ik wel eens post voor [verdachte] opgehaald op het moment dat [verdachte] vast zat.
Ik heb sowieso het nummer [gsm-nummer 1] diverse keren gebeld. Dat nummer weet ik zo uit mijn hoofd
[verdachte] was tot voor kort, waarschijnlijk in december 2011, bereikbaar onder telefoonnummer [gsm-nummer 1].
36.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 141-143), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte [bedrijf medeverdachte 1] van 25 juli 2012:
Die man van [benadeelde 3] vertelde ook nog dat [medeverdachte 2] de ketels met mijn auto had opgehaald, de Jeep. Daarmee bedoel ik de Mercedes G. Ze hadden de auto en aanhanger gebruikt. [medeverdachte 2] heeft de jeep en aanhanger bij me opgehaald.
(…)
[betrokkene 2] heeft later het bedrijf overgenomen van [verdachte]. Ik ben mee geweest bij de overschrijving bij de kamer van koophandel.
37.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 96-98), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte van 26 juli 2012:
Ik heb nooit een auto gehuurd bij [benadeelde 18]. Ik ben er 1 keer met [medeverdachte 1] geweest. Daar hebben ze een debiteurennummer aangemaakt. Dat was de [benadeelde 18] vestiging aan de [adres] in [plaats]. Ik heb mijn rijbewijs laten zien. Het bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel heeft [medeverdachte 1] laten zien. [medeverdachte 1] heeft het allemaal geregeld. Ik ben met hem mee geweest omdat [bedrijf verdachte 1] op mijn naam stond.
(…)
Ik heb u verteld dat ik in de hal in [plaats] ketels heb zien staan. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben dat ook moeten zien. [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] hebben een sleutel van de loods.
38.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 380-381), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte van 25 juli 2012:
U vertelde mij dat op 20 december 2011 [bedrijf verdachte 1] was overgegaan naar [betrokkene 2]. Dat heeft [medeverdachte 1] geregeld. Ik ben met hem en [betrokkene 2] naar de KvK gegaan om de zaak over te laten schrijven. In die periode kwam [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1].