Sector Strafrecht - meervoudige kamer
Parketnummer: 07.663188-12 (P)
Uitspraak: 21 mei 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[verdachte],
geboren op [1971 te plaats],
wonende te [adres].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.M. Hermelink.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 april 2012 in de gemeente Hardenberg ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]
(geboren op [2011]) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heen en weer heeft geschud,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 april 2012 in de gemeente Hardenberg aan een persoon
genaamd [slachtoffer] (geboren op [2011]), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (hersenbloeding(en) en/of hersenletsel), heeft toegebracht,
door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) heen en weer te
schudden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 april 2012 in de gemeente Hardenberg opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], geboren op 10 oktober
2011), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heen en weer heeft geschud,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (hersenbloedingen en/of
hersenletsel), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 april 2012 in de gemeente Hardenberg grovelijk, althans
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig [slachtoffer]
(geboren op [2011]) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heen en
weer heeft geschud, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenbloeding(en)en/of
hersenletsel, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of
beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd. Er is sprake van het Shaken Baby Syndrome en de officier van justitie is van mening dat verdachte het benodigde (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer, nu zij wist, althans met zekerheid kon weten, dat een baby kwetsbaar is en dat met name het hoofdje altijd ondersteund moet worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer]. In de visie van de raadsman had verdachte niet de bedoeling om [slachtoffer] letsel toe te brengen, laat staan zijn dood te bewerkstelligen. Verdachte raakte in paniek toen zij [slachtoffer] onwel in de box aantrof. Zij heeft ook niet onvoorzichtig, danwel roekeloos gehandeld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen1, het navolgende.
In het proces-verbaal aangifte door [aangever] staat onder meer het volgende2:
Ik wil aangifte doen van zware mishandeling van mijn zoon [slachtoffer], dan wel poging doodslag. (...) [slachtoffer] ging sinds ongeveer 2 maanden naar deze oppas, [verdachte], ongeveer vanaf 11 februari 2012. (...) Op vrijdag 13 april 2012 omstreeks 06.20 uur zijn wij uit bed gegaan. (...) [naam A] heeft [slachtoffer] om 06.50 uur uit bed gehaald (...). Om 07.30 uur ben ik in de auto gestapt en ben naar [verdachte] gereden, dat is ongeveer 2 minuten rijden. [slachtoffer] was zoals altijd, goed te pas. (....) Om 11:05 uur zag ik een oproep van [verdachte] (...). Ik kreeg vervolgens iemand anders dan [verdachte] aan de lijn, volgens mij de dochter van de buurvrouw. (...) Ik hoorde dat iemand het volgende tegen mij zei: "[verdachte] heeft mij gevraagd jou te bellen. Ze zijn het contact met [slachtoffer] verloren, we hebben de ambulance gebeld, wil je ook komen?". (...) Er is ons verteld dat er oud bloed en nieuw bloed in het hoofdje zat en dat er bloedinkjes in zijn oogjes zat, dit is gekomen door schudden. Er waren geen verwondingen te zien aan het hoofd. Ook is uit het bloed gebleken dat het geen epilepsie kon zijn en ook geen hersenvliesontsteking omdat de bloedwaarden goed waren. We hebben gezien dat [slachtoffer] op zijn rechter bovenarm een blauw plekje had, net alsof iemand met 2 vingers geknepen heeft, in zijn nekje had hij ook nog een blauw plekje. (...) Het is voor mij duidelijk dat er op vrijdag 13 april 2012 tussen 07.30 - 11.00 uur iets gebeurd is bij [verdachte] in huis. Ik heb om 07.30 uur een gezond kind afgeleverd en als de chirurg zegt dat het om kindermishandeling is dan ga ik er vanuit dat het bij [verdachte] in huis is geweest. Iemand heeft daar iets met onze [slachtoffer] gedaan.
[naam A] heeft op 16 april 2012 onder meer het volgende verklaard3:
De volgende dag vrijdag 13 april 2012 moest ik werken. (...) V: Hoe was [slachtoffer] 's ochtends? A: Net zoals anders, goed te passe en vrolijk. Hij was met volle frisse zin de dag begonnen, net als anders.
Getuige [naam B] heeft op 15 april 2012 onder meer het volgende verklaard4:
Vrijdagmorgen omstreeks 10.15 uur horen we ineens heel hard geschreeuw bij ons onder de carports. (...)De bel gaat en ik zie dat [verdachte] voor de deur staat, ik zie dat ze [slachtoffer] op de arm heeft. Ze was compleet overstuur. [verdachte] geeft het kindje mij in de arm, ik voelde dat het kindje helemaal slap was. (...) [verdachte] vertelde dat [slachtoffer] om 07.30/07.45 uur door zijn vader gebracht was bij haar. Ze had hem 's ochtends nog even in bedje gedaan, ze heeft [slachtoffer] wakker gemaakt om 09.30 - 09.45 uur. Daarna heeft ze hem een fruithapje gegeven en in de box gelegd. Ze liep even naar de keuken en toen ze terugkwam zag ze dat [slachtoffer] helemaal stijf in de box lag en zijn ogen wegdraaiden. (...) Ze heeft het kindje uit de box gepakt, [slachtoffer] was toen al bewusteloos, vertelde ze. (...) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] in de armen had met zijn gezicht naar boven, horizontaal. Ik zag dat het hoofdje slap achterover hing, zijn hele lijfje was slap. Ik hoorde dat [verdachte] heel hard aan het schreeuwen en huilen was. Ik hoorde dat ze zei zoiets als: Ik weet niet meer wat ik hiermee moet. Daarna drukte ze gelijk [slachtoffer] bij mij in de armen, ik stond nog bij de voordeur. (...) Ik hoorde dat hij een stokkerige adem had, net alsof iemand heel hard gehuild heeft en aan het nasnikken is.
Getuige [naam B] heeft op 24 april 2012 onder meer het volgende verklaard5:
Ik wil nog iets vertellen wat [verdachte] gezegd heeft nadat de ambulance bij ons vertrokken is. Ik vind dit moeilijk om te vertellen maar ik vond het wel heel raar wat ze zei over [slachtoffer]. Ze zei zoiets als: "[slachtoffer] is toch een verwend jochie, als hij ligt te huilen in de box halen die ouders hem er direct uit, nou ik laat hem wel janken ik haal hem er niet direct uit. Als de tv iets te hard aan hebt staan dan is dat ook teveel lawaai voor [slachtoffer] en begint hij ook te huilen."
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2012 staat onder meer het volgende6:
Op vrijdag 13 april 2012 omstreeks 12.20 uur ben ik naar mijn buurvrouw [verdachte] gelopen om te vragen hoe het met haar gaat. [verdachte] zei tegen mij: "ik hoop niet dat [slachtoffer] blauwe plekjes op de schoudertjes heeft." Ik vroeg aan haar: "Hoezo?"Waarop [verdachte] antwoordde: "Hij lag in de box en was buiten bewustzijn en toen wilde ik hem wakker schudden en heb hem bij de schoudertjes gepakt en heen en weer geschud, ook heb ik geschreeuwd: "[slachtoffer] wakker worden". Ook vertelde Dorien aan mij, verbalisant, dat [verdachte] dit ook tegen haar beide dochters verteld had. Dit was op de bewuste vrijdagochtend, [slachtoffer] en de ambulance waren weg en we zaten koffie te drinken en na te praten samen met mijn dochters Wendy en Miranda en mijn buurvrouw [verdachte]. [verdachte] vertelde aan Miranda en Wendy dat [slachtoffer] verkrampt en verstijfd in de box lag, ze heeft hem toen bij de schoudertjes gepakt en heen en weer geschud en geschreeuwd (...) wakker worden [slachtoffer].
Getuige [naam C] heeft op 16 april 2012 onder meer het volgende verklaard7:
Afgelopen vrijdag de 13e was ik met mijn 2 kinderen bij mijn moeder [naam D]. (...) Ik denk dat het rond 10.15 a 10.30 uur was dat wij buiten geschreeuw hoorden. (...) [verdachte] stond helemaal overstuur in de kamer. (...) [verdachte] zei uit zichzelf dat ze [slachtoffer] een fruithapje had gegeven en toen in de box had gelegd. (...) Toen ze naar [slachtoffer] terugliep had [slachtoffer] verkrampt in de box gelegen en zijn oogjes draaiden weg. [verdachte] zei vervolgens dat ze [slachtoffer] had geschud en had gezegd [slachtoffer] wat doe je nou. [verdachte] deed het als het ware voor hoe ze dat gedaan had. Ze zat in de stoel, hield de handen voor zich en maakte daarbij schuddende bewegingen, alsof zij [slachtoffer] wakker wilde schudden. Dat heeft ze verschillende keren gezegd. (...) Ze zei toen ook dat er de hele morgen niets aan de hand was geweest met [slachtoffer]. Hij was gewoon naar bed geweest en om 09.30 uur had zij [slachtoffer] uit bed gehaald. (...)
Verdachte heeft op 19 april 2012 onder meer het volgende verklaard8:
Vrijdagochtend 13 april 2012 ben ik uit bed gegaan. (...) [naam D] heeft [slachtoffer] in de box gelegd en [slachtoffer] moest erg huilen. (...) In die tijd dat [naam D] weg was, komt [naam E] beneden. [slachtoffer] was nog steeds verdrietig. (...) [naam F] ging ondertussen naar zijn werk. (...) Om 10.15 uur heb ik [slachtoffer] wakker gemaakt. (...)
Verdachte heeft op 20 april 2012 onder meer het volgende verklaard9:
V: Wat vind jij er minder leuk aan? A: Huilen, als ze niet lekker in hun vel zitten. (...) V: Hoe was [slachtoffer] toen [naam D] wegging? A: Goed, [slachtoffer] lag in de box te spelen met de mobiel boven hem. Het ging goed met [slachtoffer]. (...) [naam E] gaat om 08.20 uur weg van huis. (...) [naam E] komt omstreeks 12.10 uur terug. (...) Ik heb op de klok gekeken en zag dat het 10.15 uur was en [slachtoffer] heeft dus 2 uur geslapen. Van 08.15 tot 10.15 uur. (...) Ik zag dat hij met zijn armen omhoog lag en knalrood was. (...) Ik heb hem geroepen, geschud. Daarna ben ik naar de buurvrouw gegaan en heb [slachtoffer] afgegeven. (...) Toen ik naar de buren liep, zag ik dat het hoofdje alle kanten op wiebelde. (...) Toen ik hem eten heb gegeven, was hij een tevreden mannetje, hij huilde niet meer. Ik was de fles vergeten, en ben naar de keuken gelopen. Ik heb eerst het kussen achter hem weggehaald en heb hem recht op zijn rug gelegd. Ik ben naar de keuken gelopen. Ik ben daar denk ik 5 minuutjes geweest, dit weet ik niet precies. Ik heb in die tijd [slachtoffer] niet gehoord. Toen ik naar de keuken liep, was [slachtoffer] een tevreden mannetje. Ik heb de fles gepakt en nog wat dingetjes gedaan en ben naar de kamer gelopen met de bedoeling om [slachtoffer] de fles te geven. Ik liep naar de box en zag dat [slachtoffer] met gebalde vuisten ter hoogte van zijn hoofd lag. Ik zag dat hij donkerrood was, ik zag gelijk dat het niet goed was. Ik had het idee dat hij mij aankeek en zag dat hij met zijn ogen wegdraaide. (...) Het moment dat hij niet reageert op mijn aanspreken, raak ik in paniek. Ik pak hem bij de schouder en roep: [slachtoffer] [slachtoffer], wat doe je nou? Tegelijkertijd heb ik geschud aan zijn schouders om hem wakker te krijgen. Toen ik dat deed, zag ik dat zijn hoofdje slap was. (...) Daarna heb ik hem op de arm gepakt en heb ik geprobeerd wakker te krijgen door met mijn arm iets op en neer te gaan en hem wakker te schudden. Ik voelde dat hij steeds zwaarder werd. Daarna ben ik naar de buren gelopen, al lopende heb ik geprobeerd hem wakker te krijgen door blijven aan te spreken en wakker te schudden.
Verdachte heeft op 26 april 2012 onder meer het volgende verklaard10:
Vooral dat zijn oogjes dichtgingen en ik dacht: hij gaat me dood. Ja. Dan schud ik. Ik zag dat het geen verstikking was want dan rochelt het kindje wel. Ik heb geroepen van: [slachtoffer], [slachtoffer], wat doe je nou? (...) V: Zou dat kunnen zijn dat je harder geschud hebt? A: Ja. Kan ik wel zeggen van: misschien niet. Maar ik denk dat ik in paniek misschien toch... Eerlijkheid duurt het langst. (...) Dit heb ik niet gewild. Ik geef het ook toe dat ik in paniek was. En daar heb ik ook spijt van. Maar ik wou dat jongentje helpen. Want ik neem aan dat niemand een kind zo verschrikkelijk schudt. (...) Maar dat ik toch te hard heb geschud, daar heb ik dan toch veel spijt en verdriet van. (...) Schijnbaar heb ik dan wat harder geschud omdat ik hem wakker wou hebben. (...) Ik zie [slachtoffer] liggen. Die vuistjes omhoog. Als ik hem dan toch te hard heb vastgepakt. Hoe hard moet je doen bij shaken baby? Het is vast gebeurd dat ik hem vastgepakt heb en het hoofdje heen en weer ging. (...) Of ik te hard had geschud dat weet ik niet maar wel geschud. Maar of ik te hard geschud had, wist ik niet. Daar kom ik via jullie achter. Dat het waarschijnlijk toch gebeurd is.
Verdachte heeft op 27 april 2012 onder meer het volgende verklaard11:
Ik zie dat het hoofdje van voor naar achteren gaat. (...) Van nul tot vijf of zes keer. (...) Ja, als je zo schudt... Ik weet niet hoe ik dat moet tellen (doet het voor). Wat zit ik toch in een moeilijk pakket nu. (...) Het hoofdje ging helemaal naar voren en naar achteren. (...) V: Maar als we dan zeggen, vijf of zes keer. Wanneer tel jij? A: Als ik schud, als ik naar voren schud. Een keer naar voren, een keer naar achteren. Ja, misschien ook wel zeven. En toen heb ik hem naar mij toegehaald. Dat ik hem toen tegen mij aan heb gelegd en in mijn armen. Het hoofdje was wel heel slap ja. (...) O: We kunnen wel concluderen dat je in paniek te hard hebt geschud. A: Ja, en daar heb ik toch heel veel spijt van. Dat heb ik niet zo gewild. (...) Het was niet een makkelijke baby. Omdat hij toch vrij verdrietig bij mij was.
In de Forensisch-medische rapportage d.d. 17 januari 2013 staat onder meer het volgende12:
* Bij [slachtoffer], geboren op [2011] en op dat moment 6 maanden oud, was op 13 april 2012 acuut medisch ingrijpen en opname in het ziekenhuis noodzakelijk.
* Bij [slachtoffer] zijn gedurende zijn opnamen in het Röpcke-Zweers Ziekenhuis en in het UMCG diverse afwijkende bevindingen geconstateerd. Er was bij hem sprake van bloed onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom) aan de linkerzijde van de hersenen, afsterving van hersenweefsel beiderzijds in de grote en kleine hersenen, bloed onder het spinnenwebvlies, uitgebreide netvliesbloedingen voor, in en achter het netvlies van beide ogen, puntbloedingen in de huid links op de borstkas, onderhuidse bloeduitstortingen aan de buitenzijde van de linker onderarm, aan de binnenzijde van het linker bovenbeen en waarschijnlijk aan de linkerzijde van de hals op de overgang naar de romp en mogelijk aan de voorzijde van de rechter onderarm.
* Bij [slachtoffer] zijn zowel in het Röpche-Zweers Ziekenhuis als in het UMCG geen aanwijzingen gevonden voor een onderliggende medische aandoening bij hem die een verklaring zou kunnen vormen voor (een deel van) de letsels bij [slachtoffer].
* Het is uitgesloten dat het schedel-/hersenletsel en de netvliesbloedingen bij [slachtoffer] op de leeftijd van ruim 6 maanden een gevolg zijn van de geboorte.
* Gebruikelijke verzorgingshandelingen zullen niet leiden tot de beschreven letsels bij [slachtoffer], ook niet bij ongelukkige uitvoering van die verzorgingshandelingen.
* De combinatie van afwijkende bevindingen bij [slachtoffer] is zeer suspect voor toegebracht schedel-/hersenletsel (Abusive Head Trauma (AHT)) als gevolg van een acceleratie-deceleratietrauma met of zonder impact tegen het hoofd.
* Het is vrijwel zeker dat een incident op 13 april 2012 omstreeks 10.15 uur tot de acute klinische noodsituatie bij [slachtoffer] heeft geleid waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was.
* Bij het ontbreken van (een) passende accidentele toedracht(en) hebben de bij [slachtoffer] geconstateerde huidafwijkingen (deels) meest waarschijnlijk een niet-accidentele oorzaak.
De aanwezigheid van schedel-/hersenletsel bij [slachtoffer] is zeer veel waarschijnlijker bij de hypothese dat er bij [slachtoffer] een acceleratie-deceleratietrauma (een 'schudincident'), al dan niet met impact op of tegen het hoofd, zou hebben plaatsgevonden, waarna symptomen als gevolg daarvan zijn ontstaan, dan bij de hypothese dat [slachtoffer] eerst 'onwel' zou zijn geworden, hetgeen zou zijn gevolgd door een acceleratie-deceleratietrauma met of zonder impact op of tegen het hoofd, waarna symptomen als gevolg daarvan zouden zijn ontstaan.
S.J.T. van Kuijk heeft op 17 april 2012 onder meer het volgende verklaard13:
Ik ben werkzaam als forensisch arts bij de GGD IJsselland. (...) De verschijnselen van schudletsel treden binnen een half uur tot een uur op. Er treed dan beschadiging op van de hersenen, vervolgens komt er een verhoogde druk in de schedel en gaat een kindje braken en raakt het buiten kennis. Je kan dan terug redeneren dat er in het uur voordat deze verschijnselen zijn opgetreden, iets gebeurd moet zijn. Dat kan zijn door schudden of vallen.
De rechtbank constateert dat het slachtoffer [slachtoffer] op vrijdagmorgen 13 april 2012 rond 7.30 uur in goede gezondheid door zijn vader bij verdachte is gebracht. De rechtbank constateert voorts dat verdachte rond 10.15 uur met [slachtoffer] bij haar buren aankwam, terwijl het lichaampje van [slachtoffer] helemaal slap was. In het ziekenhuis is vervolgens bij [slachtoffer] ernstig schedel-/hersenletsel (Abusive Head Trauma) geconstateerd. Gelet op de Forensisch-medische rapportage is er geen andere verklaring voor het letsel van [slachtoffer] dan dat dit een gevolg was van menselijk handelen in het kader van een acceleratie-deceleratie trauma (heftig schudincident), dat plaats moet hebben gevonden op de ochtend van 13 april 2012. Gelet op de verklaring van S.J.T. van Kuijk constateert de rechtbank dat verdachte op het moment van het ontstaan van het letsel alleen met [slachtoffer] was en dat het derhalve niet anders kan zijn dan dat verdachte [slachtoffer] op 13 april 2012 zodanig heeft geschud dat hij daardoor ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Daarbij heeft de rechtbank eveneens betrokken de verklaring van verdachte, zoals zij die ten overstaan van de politie heeft afgelegd, dat zij [slachtoffer] meermalen - misschien wel zeven keer - heeft geschud, waarbij zij zag dat het hoofdje van [slachtoffer] helemaal naar voren en naar achteren ging. De rechtbank laat de vraag of [slachtoffer] voorafgaand aan het schudden onwel was geworden in het midden, nu dit onverlet laat dat het letsel is ontstaan door het schudden van [slachtoffer] door verdachte.
Om tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag te komen dient de rechtbank vast te stellen dat verdachtes opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - op de dood van [slachtoffer] gericht was.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in casu de dood van het slachtoffer, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat verdachte die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een baby kwetsbaar is en dat de kwetsbaarheid groter is naarmate de baby jonger is. Het is algemeen bekend dat bij een jonge baby botten, spieren en weefsels nog zo weinig ontwikkeld en draagkrachtig zijn, dat bij het oppakken en in de verdere omgang met een baby uiterste voorzichtigheid is geboden. Een babylichaam, en in het bijzonder het relatief grote en zware hoofd, dient zoveel mogelijk te worden ondersteund.
Indien in strijd met deze behoedzaamheid wordt gehandeld, kan dit gemakkelijk leiden tot ernstig letsel. Het fors schudden van het hoofd kan, als gevolg van schade aan de nek of in de hersenen, leiden tot de dood van een baby.
De rechtbank is van oordeel dat de kans dat, waar het onvoorzichtig oppakken van een jonge baby al letsel kan veroorzaken, de kans dat een baby van zes maanden oud komt te overlijden aan de gevolgen van het meermalen krachtig heen en weer schudden van het hoofd naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten en dat dit een feit is van algemene bekendheid.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zeven jaar ervaring heeft als gastouder en de bijbehorende opleidingen inclusief een cursus kinder-EHBO heeft gevolgd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het met kracht en snel door elkaar schudden van [slachtoffer], op de wijze en de duur zoals verdachte gedaan heeft, in het bijzonder gelet op de aard van de gedraging, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard. Contra-indicaties daarvoor heeft de rechtbank niet aangetroffen.
Mitsdien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk (in voorwaardelijke zin) heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven, zoals in de bewezenverklaring is omschreven.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat zij op 13 april 2012 in de gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [2011]) van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, (met kracht) heen en weer heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest en ontzetting van het recht om het beroep van gastouder uit te oefenen voor de duur van 8 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van haar oppaskind [slachtoffer]. Zij heeft de aan haar zorg toevertrouwde [slachtoffer] herhaaldelijk en krachtig door elkaar geschud op een wijze die levensbedreigend is geweest en tot uitermate ernstig en blijvend letsel heeft geleid. Uit de medische rapportages blijkt dat [slachtoffer] ernstig gehandicapt is geraakt en dat hij nooit meer volledig zal herstellen van de opgelopen hersenschade. Reeds nu al loopt zijn lichamelijke en geestelijke ontwikkeling achter op wat normaal is voor een kind van zijn leeftijd. Vast staat dat hij zijn leven lang afhankelijk zal blijven van de zorg van anderen.
Het handelen van verdachte tegen de jonge en weerloze [slachtoffer] acht de rechtbank zeer ernstig. Dit feit roept gevoelens van afschuw, onbegrip en onrust op, niet alleen in de naaste omgeving van [slachtoffer], maar ook in de maatschappij als geheel. Daarbij komt dat niet alleen [slachtoffer], maar ook de familie van [slachtoffer] in de toekomst blijvend zal worden geconfronteerd met het handelen van de verdachte. De rechtbank houdt rekening met het vele leed dat [slachtoffer] en zijn familie is aangedaan.
De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van de met betrekking tot de persoon van verdachte uitgebrachte rapporten, te weten:
- een psychiatrisch rapport Pro Justitia d.d. 26 juni 2012, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus;
- een psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 28 juni 2012, opgemaakt door drs. G.J.W. Pol, psycholoog;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 3 augustus 2012, opgemaakt door J. Arink, reclasseringwerker.
Uit het Pro Justitia rapport van de psychiater Van Os komt naar voren dat bij verdachte noch sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens noch van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De psycholoog Pol heeft eveneens geconcludeerd dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en/of van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Door Pol wordt geadviseerd verdachte te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundigen op goede gronden tot hun advies zijn gekomen en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare. De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit volledig toerekeningsvatbaar was.
De reclassering heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op bovenstaande rapporten interventies en/of behandelingen niet zijn geïndiceerd. De reclassering geeft in overweging een verbod om werkzaamheden te ontplooien op het gebied van kinderopvang op te leggen bij bewezenverklaring van het feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 19 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
In de uitgebrachte gedragsdeskundige rapporten en het voorlichtingsrapport van de reclassering heeft de rechtbank geen grond gevonden om bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank acht voorts een ontzetting van het recht om het beroep van gastouder uit te oefenen passend en geboden en zal deze ontzetting opleggen voor een periode van 6 jaar.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 28 en 31 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] (met als wettelijk vertegenwoordigers de heer [naam] en mevrouw [naam]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 167.441,56 gevoegd in het strafproces.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer] kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 12 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank ontzet verdachte van het recht om het beroep van gastouder uit te oefenen voor een periode van 6 jaar.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] (met als wettelijk vertegenwoordigers de heer [naam] en mevrouw [naam]) in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mrs. A.J. Louter en E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2013.
Mr. Bos was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder bvh nummer 2012032943, opgemaakt op 19 juni 2012.
2 Pagina 000013-000019
3 Pagina 000043-000049
4 Pagina 000025-000031
5 Pagina 000082-000085
6 Pagina 000033
7 Pagina 000034-000037
8 Pagina 000162-000165
9 Pagina 000166-000173
10 Pagina 000174-000193
11 Pagina 000194-000207
12 Forensisch-medische rapportage FPKM 2012-103, opgesteld door S. de Vries, forensisch arts bij de Forensische Polikliniek Kindermishandeling, d.d. 17 januari 2013
13 Pagina 000065-000066