ECLI:NL:RBOVE:2013:CA2554

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
138365 / KG RK 271-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van mr. H.R.K. Valk door verzoeker in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 21 mei 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. H.R.K. Valk, kantonrechter bij de Rechtbank Overijssel, in verband met een lopende civiele procedure. De wraking werd aangevraagd omdat verzoeker meende dat de rechter vooringenomen was in zijn oordeel over een deskundigenrapport dat in de procedure was ingediend. Mr. Valk had op 5 maart 2013 een vonnis gewezen waarin hij stelde dat de deskundige de vragen van partijen voldoende had beantwoord, zonder in te gaan op de specifieke bezwaren van verzoeker. Verzoeker was van mening dat deze gang van zaken duidde op een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter.

De wrakingskamer heeft de behandeling van het verzoek op 28 mei 2013 gehouden, waarbij verzoeker niet aanwezig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker op correcte wijze was opgeroepen, maar zonder bericht van verhindering niet ter zitting is verschenen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt toe te lichten.

De wrakingskamer heeft verder overwogen dat een rechter slechts gewraakt kan worden op basis van objectieve feiten die een vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. In dit geval was er geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief konden onderbouwen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij dit te laat had ingediend, en dat er geen reden was voor een inhoudelijke behandeling van het verzoek. De beslissing werd op 3 juni 2013 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK OVERIJSSEL
Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 138365 / KG RK 271-13
Beslissing van 3 juni 2013
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
hierna ook te noemen verzoeker,
procederend in persoon,
strekkende tot wraking van mr. H.R.K. Valk, hierna ook te noemen mr. Valk, in zijn hoedanigheid van kantonrechter in deze rechtbank.
1. De procedure
1.1. Op 21 mei 2013 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van
mr. H.R.K. Valk, kantonrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder 360868 CV EXPL 10-15339
([A] tegen [verzoeker]).
1.2. Mr. Valk heeft schriftelijk gereageerd bij ter griffie binnenkomen bericht van
24 mei 2013. Hij heeft niet berust in de wraking. Die reactie is door de griffie in afschrift verzonden aan [verzoeker] en aan [A].
1.3. Het wrakingsverzoek van verzoeker is behandeld ter openbare terechtzitting van
28 mei 2013. Daarbij is [A], vergezeld van zijn gemachtigde mr. R.C.J. Jacobs verschenen. Zij zijn niet in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding van het voorliggende wrakingsverzoek een standpunt naar voren te brengen. Mr. Valk heeft laten weten geen gebruik te maken van de mogelijkheid om ter zitting te worden gehoord. Verzoeker is niet verschenen.
1.4. De wrakingskamer heeft na sluiting van de behandeling bepaald zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk over een week, op het verzoek te zullen beslissen. De uitspraak is bepaald op vandaag.
1.5. Op 30 mei 2013 is ter griffie van deze rechtbank een faxbericht van verzoeker binnengekomen.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Verzoeker legt - kort weergegeven - het volgende aan zijn verzoek tot wraking van mr. Valk ten grondslag. In de procedure tussen hem en [A] heeft de rechtbank een deskundige benoemd. Het vervolgens door de deskundige opgestelde rapport is enkel gebaseerd op de mening van de deskundige. Kuiper heeft de rechtbank gedetailleerde vragen gesteld over het deskundigenrapport. Voordat de deskundige daarop heeft kunnen reageren, heeft mr. Valk op 5 maart 2013 vonnis gewezen waarin hij aan partijen kenbaar heeft gemaakt dat hij van oordeel is dat de deskundige de aan hem gestelde vragen begrijpelijk en voldoende onderbouwd heeft beantwoord. Hierbij is de rechter op generlei wijze ingegaan op zijn stellingname op en vragen over het rapport. Nu de rechter voor de afloop van de bewijsprocedure zijn rechtsstandpunt eenduidig heeft geformuleerd, kenbaar heeft gemaakt en daarmee de uitkomst van de uitspraak nu al vast staat, is hierbij zijns inziens duidelijk sprake van vooringenomenheid van de rechter. De procedure moet aan een onafhankelijke rechter worden overgedragen, aldus verzoeker.
3. Het standpunt van mr. Valk
3.1. Mr. Valk heeft niet in de wraking berust. Op hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De wrakingskamer ziet zich eerst gesteld voor beantwoording van de vraag of verzoeker (behoorlijk) in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker zonder bericht van verhindering niet ter zitting is verschenen.
Uit de online applicatie van PostNL (Track & Trace, te raadplegen via www.postnl.nl) blijkt dat de aangetekende oproepingsbrief op vrijdag 24 mei 2013 is aangeboden op het adres '[adres] [plaats]', zijnde het adres van verzoeker. In die online applicatie van PostNL staat voorts onder status zending: "zending kan afgehaald worden op de afhaallocatie bij jou in de buurt.". Daarmee heeft naar het oordeel van de wrakingskamer correcte aanbieding van de oproepingsbrief plaatsgevonden, waarmee is komen vast te staan dat de brief verzoeker heeft bereikt. Dit ook omdat per gewone post dezelfde oproeping ook aan [verzoeker] is verzonden en mag worden aangenomen dat die post is bezorgd op eveneens 24 mei 2013. Verzoeker is naar het oordeel van de wrakingskamer voldoende in de gelegenheid gesteld zijn verzoek ter zitting toe te lichten. De wrakingskamer ziet, ook in de door verzoeker in zijn faxbericht gestelde omstandigheden, geen reden om verzoeker andermaal in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
4.2. De wrakingskamer overweegt verder het volgende. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval is, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.3. Ingevolge artikel 37 lid 1 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht. De wrakingskamer constateert dat de aangevoerde feiten en omstandigheden voor de wraking verzoeker al op 7 maart 2013, een dag na verzending van het vonnis van 5 maart 2013, bekend zijn geworden of redelijkerwijs behoorden te zijn. Verzoeker heeft pas op 21 mei 2013 een wrakingsverzoek op grond van die feiten en omstandigheden ingediend. Dat is te laat, zodat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
5. De beslissing
De wrakingskamer:
5.1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.L.J. Koopmans, J.A.O.M. van Aerde en
C. Verdoold in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.J.M. Morskieft en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013.