Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Parketnummer: 08/994513-12
Datum vonnis: 27 mei 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, economische meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1976 in [plaats],
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 mei 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Pieters en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. P.A. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: opzettelijk en terwijl hij niet over gespecialiseerde kennis beschikte, professioneel vuurwerk in zijn bezit heeft gehad;
feit 2: een gaspistool met munitie in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 december 2011, in de gemeente Enschede, al dan niet
opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis
professioneel vuurwerk, te weten
15, althans een aantal lawinepijlen (Zink 902)
12, althans een aantal nitraten (Crazy Robots S 1002)
en/of
6, althans een aantal Super Cobra's,
voorhanden heeft gehad;
art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit
hij op of omstreeks 29 december 2011, in de gemeente Enschede, een wapen van
categorie III, te weten een gaspistool, merk Rohm, model RG 88, kaliber 9 mm,
en/of munitie van categorie III, te weten 346 knalpatronen, merk Walther,
kaliber 9 mm en/of 94, althans een aantal pyrotechnische patronen, voorhanden
heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op 29 december 2011 is een hoeveelheid vuurwerk, waaronder 15 lawinepijlen, 12 nitraten en 6 Super Cobra’s – op aanwijzen van verdachte – aangetroffen in een schuur bij de woning van verdachte in Enschede .
Feit 2
In dezelfde schuur is ook een gaspistool, tezamen met 346 knalpatronen en 94 pyrotechnische patronen aangetroffen .
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie is het vuurwerk en het gaspistool met munitie bij verdachte aangetroffen en wist hij dat hij dat vuurwerk niet mocht hebben, zoals uit zijn verklaring blijkt. Dat levert een groot risico op aangezien dat vuurwerk massa-explosief is en tot zelfs dodelijke ongelukken kan leiden. Dat klemt te meer nu dat vuurwerk lag opgeslagen in een garage zonder enige veiligheidsvoorziening zoals brandpreventie. Het gaspistool kan, aldus de officier van justitie, gebruikt worden voor afdreiging en jaagt mensen schrik aan. Dat gaspistool en de bijbehorende munitie zijn hier niet legaal verkrijgbaar en verdachte had behoren te weten dat het bezit daarvan in Nederland verboden is.
De verdediging stelt dat verdachte wist dat het vuurwerk illegaal was, anderzijds woont verdachte vlakbij de grens met Duitsland waar dat vuurwerk in winkels te koop is, wat ook geldt voor het gaspistool en de munitie. Verdachte had voor de opslag van het vuurwerk geen bijzondere veiligheidsmaatregelen getroffen, maar daar staat tegenover dat zijn schuur op relatief grote afstand van woningen staat, zodat het risico op ongelukken gering was. Het gaspistool was niet bedoeld voor afdreiging maar ter verhoging van de feestvreugde tijdens de jaarwisseling, aldus de raadsman: met de munitie geeft het pistool uitsluitend knallen. Verdachte wist niet dat het in Nederland verboden is om een gaspistool met de munitie in bezit te hebben.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat het bij hem op 29 december 2011 aangetroffen vuurwerk professioneel – dus niet bedoeld voor particulieren – en illegaal was . Uit het ter zake opgestelde rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het aangetroffen vuurwerk professioneel en illegaal vuurwerk betrof . Verdachte was niet als vuurwerkdeskundige gecertificeerd en geregistreerd .
Tevens heeft verdachte toegegeven dat hij op die datum een gaspistool met knalpatronen in zijn bezit had . Verdachte stelt weliswaar dat hij niet wist dat hij het pistool en de munitie niet mocht hebben, maar dat behoorde hij naar het oordeel van de rechtbank wel te weten. Uit het daarover opgemaakte expertiserapport volgt dat het bezit van een gasalarmpistool en munitie verboden is, tenzij de houder beschikt over een verlof tot het voorhanden hebben daarvan. Aangezien dat niet is gebleken, is ook het tweede feit bewezen.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 december 2011 in de gemeente Enschede, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
15 lawinepijlen (Zink 902),
12 nitraten (Crazy Robots S 1002)
en
6 Super Cobra's,
voorhanden heeft gehad;
hij op 29 december 2011 in de gemeente Enschede, een wapen van categorie III, te weten een gaspistool, merk Rohm, model RG 88, kaliber 9 mm, en munitie van categorie III, te weten 346 knalpatronen, merk Walther, kaliber 9 mm en 94 pyrotechnische patronen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 1.2.2 lid 3 en 5.4.0 van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde, alsmede bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
8.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie meent dat, nu het om zwaar explosief vuurwerk alsmede om een vuurwapen met munitie gaat en verdachte in 2008 al eens voor het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk is veroordeeld tot een werkstraf, thans een gevangenisstraf van acht maanden aan de orde is. Om te voorkomen dat verdachte voor een derde keer in de fout gaat dient van deze gevangenisstraf een deel groot vier maanden voorwaardelijk te worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar. Volgens de officier van justitie heeft hij bij deze eis rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een werkstraf is volgens de officier van justitie nu niet meer aan de orde omdat verdachte die in 2008 reeds opgelegd heeft gekregen en een dergelijke straf thans een gepasseerd station is.
Volgens de raadsman is de eis van de officier van justitie, gelet op uitspraken van het gerechtshof Arnhem en de rechtbank Leeuwarden in soortgelijke zaken, te hoog. Verdachte is erg geschrokken van zijn aanhouding en van het ter zitting getoonde filmfragment. Voorts leidt een gevangenisstraf ertoe dat, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, hij zal worden ontslagen, wat een enorme impact zou hebben op het gezin van verdachte. Inmiddels kijkt verdachte, aldus de raadsman, naar vuurwerkshows buiten zijn gemeente en is hij voorgoed genezen van het kopen van vuurwerk. Tenslotte heeft de raadsman gewezen op het op 18 september 2012 uitgebrachte reclasseringsrapport, waarin het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft als particulier een tamelijk grote hoeveelheid illegaal vuurwerk voorhanden gehad, die hij in een schuur had opgeslagen. Het betrof hoog explosief vuurwerk, zoals blijkt uit de deskundigenrapportage en waarvan de uitwerking is gedemonstreerd in het ter zitting door de officier van justitie getoonde filmfragment, waarin te zien is hoe een aantal lawinepijlen na ontploffing een auto in een wrak doet veranderen. Verdachte beschikte niet over de bijzondere expertise die professionele, speciaal gecertificeerde gebruikers van dergelijk vuurwerk hebben. Daarbij had verdachte geen veiligheidsmaatregelen getroffen, zoals het aanbrengen van een sprinklerinstallatie. Hoewel de garage enige tientallen meters van woningen stond zou er bij brand, vanwege het desastreuze effect dat ontploffend vuurwerk als het onderhavige teweeg brengt, een aanmerkelijk risico ontstaan op ernstig letsel van passanten, nog afgezien van de (aanzienlijke) materiële schade. Bij het tot ontsteking brengen van dit vuurwerk is het voorts verre van denkbeeldig dat er ernstige ongelukken gebeuren. Er gelden strenge regels met betrekking tot het voorhanden hebben van dergelijk vuurwerk. Deze regels zijn opgesteld met het doel om fysiek letsel aan personen en materiële schade door het gebruik van vuurwerk te voorkomen. Het vuurwerk dat verdachte voorhanden heeft gehad voldeed niet aan de Nederlandse vuurwerkvoorschriften. Zo was het niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met aanwijzingen en waarschuwingen en een gedeelte van het vuurwerk had een veel zwaardere lading dan is toegestaan voor consumentenvuurwerk. Dat hij anderen aan grote gevaren heeft blootgesteld valt hem zwaar aan te rekenen. Verdachte had beter moeten weten, vooral nu hij – zo blijkt uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 februari 2013 – in 2008 voor het bezit van illegaal vuurwerk tot een gedeeltelijk onvoorwaardelijke werkstraf is veroordeeld: blijkbaar heeft hij van deze straf en de daarin besloten liggende waarschuwing niets geleerd.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging tevens in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting van de rechtbank naar voren zijn gebracht en zoals deze uit het rapport van de reclassering d.d. 18 september 2012 blijken. Hieruit komt onder meer naar voren dat verdachte lange werkdagen maakt, getrouwd is en twee jonge kinderen heeft. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank nog mee dat verdachte tijdens het onderzoek door de politie en ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en te kennen heeft gegeven dat hij veel spijt heeft van de onderhavige feiten: zijn vrouw zou hem verlaten als hij andermaal in de fout gaat. Verdachte zegt dit keer van zijn fouten te hebben geleerd en hij heeft de afgelopen jaarwisseling buiten zijn woonplaats vuurwerk bekeken.
Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank - anders dan de officier van justitie - termen aanwezig om deze keer nog te volstaan met een werkstraf van na te melden duur, met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar. Met het opleggen van een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel in de vorm van een vrijheidsstraf beoogt de rechtbank de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 Sr en artikel 39 van de Wet op de economische delicten.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feit 1 het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
- feit 2 het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2013.