RECHTBANK OVERIJSSEL
Afdeling bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/2169
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
A en B,
beiden wonende te Y, eisers,
gemachtigde: mr. W.R. Kamminga, advocaat te Oosterwolde,
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
verweerder,
Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed B.V,
gevestigd te Hoevelaken, belanghebbende.
Bij besluit van 29 augustus 2012, ter inzage gelegd met ingang van 5 september 2012, heeft verweerder aan de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed B.V. (hierna: BOEI), te Hoevelaken een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van het gebruik van de watertoren op het perceel X ..... te Y tot uitkijktoren, met bijbehorende bouw- en restauratieactiviteiten. Eisers hebben tegen dit besluit bij brief van 12 oktober 2012 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft desgevraagd BOEI in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding.
Het beroep is ter zitting van 22 januari 2013 behandeld. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Kamminga. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van den Berg. BOEI heeft zich laten vertegenwoodigen door C en D.
De rechtbank heeft het onderzoek op 12 februari 2013 met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heropend. Partijen hebben nadere stukken aan de rechtbank doen toekomen.
Partijen hebben de rechtbank vervolgens toestemming verleend om een nadere zitting achterwege te laten.
Deze zaak is ter zitting behandeld door de rechtbank Oost-Nederland. Met ingang van 1 april 2013 is de Wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming van de arrondissementen Gelderland en Overijssel (Staatsblad 2012, 667) in werking getreden. Als gevolg hiervan wordt deze uitspraak gedaan door de rechtbank Overijssel.
De watertoren op het perceel X.... te Y is in 1931 gebouwd in voor die tijd karakteristieke architectuur. In 1997 is de watertoren aangewezen als rijksmonument. De watertoren is niet meer in gebruik voor de drinkwatervoorziening.
Aan de overzijde van de X bevindt zich het natuurgebied “De Wieden”. De woningen van eisers liggen op een afstand van ongeveer 50 meter van de watertoren.
BOEI wil de watertoren verbouwen tot uitkijktoren. Vanwege de veiligheidseisen en om een beter uitzicht te hebben over het natuurgebied dienen hiervoor enige aanpassingen aan het rijksmonument te worden gerealiseerd. Het is de bedoeling dat de watertoren uitsluitend onder begeleiding, in groepsverband, zal worden bezocht. Bezoekers kunnen niet bij de watertoren parkeren, maar bij het bezoekerscentrum aan de andere kant van Y. Ter hoogte van de watertoren zal langs de X een parkeerverbod worden ingesteld.
De welstands- en monumentencommissie, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en gedeputeerde staten van Overijssel hebben positief geadviseerd over het plan van BOEI.
Eisers vrezen dat de realisering van het plan zal leiden tot aantasting van hun privacy, tot parkeerproblemen en tot verstoring van de zondagsrust.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het perceel X.......te Y is gelegen binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Midden” van de voormalige gemeente Brederwiede. Het perceel heeft de bestemming ‘nutsdoeleinden’, met als nadere aanduiding ‘watertoren’. Op gronden met de bestemming ‘nutsdoeleinden’ is artikel 22 van de voorschriften behorend bij dit bestemmingsplan van toepassing. Vast staat dat het project hiermee niet in overeenstemming is.
Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteiten, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
a. het bouwen van een bouwwerk;
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin van die wet.
f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend:
1. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordeningen de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning ten behoeve van de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo verleend.
Tussen partijen is niet in geschil dat de motivering van het bestreden besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Eisers stellen zich evenwel op het standpunt dat verweerder de betrokken belangen niet op zorgvuldige wijze tegen elkaar heeft afgewogen en dat de belangen van omwonenden, onder wie eisers, ten onrechte uit het oog zijn verloren.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, in voldoende mate rekening heeft gehouden met de belangen van eisers en andere omwonenden van de watertoren. Hierbij acht de rechtbank met name van belang dat maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat vanuit de toren in de tuinen van omwonenden kan worden gekeken. Dat inkijk ten gevolge van de getroffen maatregelen vrijwel onmogelijk is, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt. Doordat de toren alleen in groepsverband kan worden bezocht en auto’s elders geparkeerd dienen te worden wordt overlast voor omwonenden zo veel mogelijk beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat het gebruik van de watertoren als uitkijktoren, in het geval deze ook op zondagen zal worden bezocht, zal leiden tot strijd met de Zondagswet. De rechtbank overweegt hiertoe dat de Zondagswet geen algemeen gebod bevat om zich op zondagen van iedere activiteit en elk gerucht te onthouden. Niet aannemelijk is dat het gebruik van de watertoren als uitkijktoren zal leiden tot strijd met het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de Zondagswet, op grond van welke bepaling het verboden is om zonder strikte noodzaak op zondag gerucht te verwekken, dat op een afstand van meer dan 200 meter van het punt van verwekking hoorbaar is. Eisers worden door het bestreden besluit niet beperkt in de mogelijkheid om zelf de zondagsrust in overeenstemming met hun godsdienstige overtuiging in acht te nemen.
Wat er ook zij van de inhoud van de overgelegde taxatierapporten, niet gebleken is dat het gebruik van de watertoren als uitkijktoren leidt tot een zo grote daling van de waarde van de woningen van eisers dat dit voor verweerder aanleiding had moeten vormen om de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan om deze reden niet te verlenen. Het staat eisers vrij om desgewenst een verzoek om een tegemoetkoming in geleden planschade in te dienen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluit om de omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo te verlenen.
Het beroep bevat geen beroepsgronden die zich richten tegen de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder f, van de Wabo.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep