ECLI:NL:RBOVE:2013:CA0397

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08/700337-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrifte en valse aangifte in verband met een niet-gebeurde aanrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrifte en valse aangifte. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij een aangifteformulier had ingevuld om een verzekeringsmaatschappij te bewegen schade uit te keren voor een aanrijding die nooit had plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk een aanrijding had verzonnen. De rechtbank oordeelde dat het niet kon worden uitgesloten dat er daadwerkelijk een aanrijding had plaatsgevonden, waarbij schade was ontstaan aan de goederen van de verdachte. Hierdoor sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook de teruggave van de in beslag genomen goederen, waaronder een horloge en een mobiele telefoon, aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 26 april 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verdachte daarom niet schuldig kon worden bevonden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700337-11
Datum vonnis: 17 mei 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] in [plaats],
wonende in [plaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 april 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. Bollen, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: valsheid in geschrift heeft gepleegd;
feit 2: geprobeerd heeft, door in strijd met de waarheid een aangifteformulier en een aansprakelijkheidstelling in te vullen, de verzekeringmaatschappij te bewegen om schade uit te keren;
feit 3: valse aangifte heeft gedaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2010 tot en met 14 maart 2011,
in elke geval in of omstreeks de periode van 20 december 2010 tot en met 17
oktober 2011, op verschillende tijdstippen, in elk geval éénmaal, (telkens) in
de gemeente Enschede, althans in Nederland,
een aanrijdingsformulier (pagina 83 en 84 van het proces-verbaal) en/of
een brief/email betreffende een aansprakelijkstelling (pagina 203 van het
proces-verbaal)
- (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk (telkens) -zakelijk weergegeven- en/of in
strijd met de waarheid vermeld:
- dat er (als gevolg van een aanrijding tussen hem, verdachte, en een
motorrijtuig) schade was ontstaan aan zijn horloge en/of zijn mobiele telefoon
en/of zijn kledingstuk en/of
- dat zijn horloge 1950 euro waard was en/of dat zijn mobiele telefoon 660
euro waard was en/of dat zijn kledingstuk 80 euro waard was,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2010 tot en met 14 maart 2011,
in elk geval in of omstreeks de periode van 20 december 2010 tot en met 17
oktober 2011, op verschillende tijdstippen, in elk geval éénmaal, (telkens) in
de gemeente Enschede, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Unigarant
verzekeringen te bewegen tot de afgifte van verzekeringspenningen en/of een
schade-uitkering, in elk geval van enig geld/goed, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
een aanrijdingsformulier (pagina 83 en 84 van het proces-verbaal) en/of
een brief/email betreffende een aansprakelijkstelling (pagina 203 van het
proces-verbaal) heeft ingevuld en/of laten invullen en/of verstuurd en/of
laten versturen en/of (vervolgens) in strijd met de waarheid vermeld:
- dat er (als gevolg van een aanrijding tussen hem, verdachte, en een
motorrijtuig) schade was ontstaan aan zijn horloge en/of zijn mobiele telefoon
en/of zijn kledingstuk en/of
- dat zijn horloge 1950 euro waard was en/of dat zijn mobiele telefoon 660
euro waard was en/of dat zijn kledingstuk 80 euro waard was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2011 in de gemeente Enschede, althans in Nederland,
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat
feit niet was gepleegd,
immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [A] (medewerker van
de Regiopolitie Twente) opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan
van:
- het verlaten van de plaats na een verkeersongeval (door [B] op 7
december 2010 op de Broekheurne-Ring in de gemeente Enschede) en/of
- het ontstaan van schade (als gevolg van het verkeersongeval) aan een horloge
en/of een mobiele telefoon en/of een trainingsjas;
(dossier pag. 113 e.v.)
art 188 Wetboek van Strafrecht
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder feit 1, met uitzondering van de brief betreffende de aansprakelijkheidstelling en onder het tweede gedachtestreepje vermelde kledingstuk, het onder feit 2 en het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk en een geldboete van € 3.000,00. Met betrekking tot de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd dat deze verbeurd worden verklaard.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot feit 1 en feit 2 -zakelijk weergegeven- op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een aanrijding tussen de auto van de heer [B] en verdachte en dat er grote twijfels zijn omtrent de verklaringen die verdachte over het ongeval heeft afgelegd. Volgens de officier van justitie vertegenwoordigt het horloge van de verdachte niet de waarde die verdachte heeft opgegeven en is ook de schade aan het horloge niet door de aanrijding ontstaan. Ook met betrekking tot de schade aan de telefoon bestaan volgens officier van justitie grote twijfels. Verdachte heeft eerst geen melding gemaakt van schade aan een telefoon, vervolgens heeft verdachte verklaard dat het zijn telefoon was en later blijkt het de telefoon van zijn zoon te zijn. Met betrekking tot het onder feit 3 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een aanrijding en dat er geen schade is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft zich –zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat er wel degelijk sprake is geweest van een aanrijding tussen verdachte en de auto van de heer [B] en dat door de aanrijding schade aan het horloge en de telefoon is veroorzaakt. Wat betreft de waarde van het horloge en de telefoon heeft de verdediging gesteld dat verdachte bij de aansprakelijkheidsstelling slechts het bedrag heeft aangegeven waarvoor hij het horloge en de telefoon heeft gekocht en dat verdachte nooit het oogmerk heeft gehad om de verzekeringsmaatschappij te bewegen deze bedragen te vergoeden. De verdediging heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat de bestuurder van de auto na de aanrijding is doorgereden zonder zich behoorlijk kenbaar te maken. De verdediging is van mening dat verdachte van alle aan hem tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1.
Aan verdachte is onder feit 1 tenlastegelegd dat hij een aanrijdingsformulier en een brief/email betreffende aansprakelijkheidstelling valselijk heeft opgemaakt door op het aanrijdingsformulier te vermelden dat er als gevolg van een aanrijding schade was ontstaan aan zijn horloge, mobiele telefoon en een kledingstuk en in de brief betreffende de aansprakelijkheidsstelling te vermelden dat het horloge 1950, de telefoon 660 en het kledingstuk 80 euro waard was. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte ten onrechte heeft opgegeven dat een aanrijding heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan schade is ontstaan aan het horloge, de telefoon en het kledingstuk. Verdachte stelt immers door de auto geraakt te zijn en de bestuurder van de auto heeft verklaard dat hij een klap hoorde aan de rechterzijde van zijn auto. Naar het oordeel van der rechtbank valt niet uit te sluiten dat er daadwerkelijk een aanrijding heeft plaatsgevonden en dat de verdachte daardoor de in het aanrijdingsformulier genoemde schade heeft geleden. Voorts is niet gebleken van enige betrokkenheid van verdachte bij het opmaken van de brief/email betreffende de aansprakelijkheidstelling. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 is tenlastegelegd.
Feit 2.
Zoals hiervoor onder feit 1 reeds is overwogen valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit sluiten dat er een ongeval heeft plaatsgevonden en dat verdachte als gevolg hiervan schade heeft geleden. De rechtbank heeft wel ernstige twijfels bij de door verdachte opgegeven waarde van het horloge en de telefoon. Het in dat verband telastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen spreken van een samenweefsel van verdichtsels. Nu ook niet is gebleken dat er sprake is van een valse naam, valse hoedanigheid of van een listige kunstgreep dient verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Feit 3.
Zoals hiervoor reeds overwogen, valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit sluiten dat er daadwerkelijk een aanrijding heeft plaatsgevonden. Vervolgens kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat er geen sprake is geweest van het verlaten van de plaats van aanrijding en dat er geen schade is geweest aan horloge, telefoon en trainingsjas tengevolge van die aanrijding. Daarom kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte het aan hem onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan.
5.3 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De inbeslaggenomen voorwerpen
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde dienen de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een horloge merk Ingersoll, type IN 4400 en een mobiele telefoon, merk HTC, type Touch pro 2 aan verdachte te worden teruggeven.
7. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het horloge merk Ingersoll, type IN 4400 en een mobiele telefoon, merk HTC, type Touch pro 2 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H.W. Teekman, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. B.G.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2013.
Buiten staat
Mr. Bouma is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.