ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ9824

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08-710038-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met verschillende vrouwen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat hij eerder al meerdere keren was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De verdachte had geen bereidheid getoond om zich te laten behandelen voor zijn problematiek, wat de rechtbank als zorgwekkend beschouwde. De feiten die aan de verdachte werden ten laste gelegd, omvatten het dwingen van vrouwen tot het dulden van ontuchtige handelingen, zowel op openbare plaatsen als in winkels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers consistent waren en overeenkwamen met de beschrijving van de verdachte. De officier van justitie had terbeschikkingstelling met dwangverpleging gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat dit een te vergaande maatregel was, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710038-11
Datum vonnis: 7 mei 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1962 in [plaats],
wonende in [plaats],
nu verblijvende in de PI Overijssel, Huis van Bewaring De Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 april 2011, 13 mei 2011, 9 augustus 2011, 18 november 2011, 3 februari 2012, 11 mei 2012, 21 juni 2012 en 26 april 2013. Op 17 februari 2012 is een tussenvonnis gewezen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.H.J.M. Damen en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. A. Taner, advocaat te Lelystad, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een vrouw ertoe gedwongen heeft te dulden dat hij ontuchtige handelingen met haar pleegde;
feit 2: verschillende vrouwen op diverse momenten ertoe gedwongen heeft te dulden dat hij ontuchtige handelingen met hen pleegde,
feit 3: op een openbare plaats, te weten op straat, ten overstaan van een vrouw ontuchtige handelingen pleegde en oneerbare uitspraken deed, en
feit 4: op een niet openbare plaats, te weten in een winkel, ten overstaan van een vrouw ontuchtige handelingen pleegde en oneerbare uitspraken deed.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2010 in de gemeente Enschede,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het meermalen, in elk geval eenmaal (over de kleding) betasten
en/of vastpakken/aanraken en/of wrijven over de borst(en) en/of de
buik(streek) van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het plotseling en/of
onverhoeds verrichten van genoemde handeling(en);
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 mei 2008
tot en met 27 juli 2008 te Enschede en/of Hengelo, in ieder geval (telkens) op
het treintraject tussen Enschede naar Hengelo,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, bestaande uit
het op of omstreeks 31 mei 2008
- (meermalen) zoenen van/op de wang(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- (meermalen) aanraken met zijn, verdachtes, hand van het bovenbeen van die
[slachtoffer 2] en/of
- strijken/aaien met zijn, verdachtes, hand op/langs/tegen de borst(en) van
die [slachtoffer 2] en/of
- vastpakken van de hand van die [slachtoffer 2] en/of het (vervolgens) tegen/naar
zijn, verdachtes, geslachtsdeel houden/trekken van de hand van die [slachtoffer 2],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het plotseling en/of
onverhoeds dicht bij/tegen die [slachtoffer 2] (aan) gaan zitten en/of benaderen
en/of het (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] zeggen "Vind jij niet erg. Is niet
erg", dan wel in ieder geval het plotseling en/of onverhoeds verrichten van
bovengenoemde handeling(en) en/of
het op of omstreeks 15 juli 2008
- (meermalen) met zijn, verdachtes, hand aanraken/vastpakken van en/of knijpen
in en/of wrijven over het (boven)been en/of de knie en/of de lies en/of de
buik van die [slachtoffer 3]
- (meermalen) zoenen van/op de wang(en) van die [slachtoffer 3] en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het plotseling en/of
onverhoeds dicht bij/tegen(over) die [slachtoffer 3] (aan) gaan zitten en/of benaderen
en/of het (vervolgens) (meermalen) tegen die [slachtoffer 3] zeggen "Jij niet erg
vinden?", dan wel in ieder geval het plotseling en/of onverhoeds verrichten
van bovengenoemde handeling(en) en/of
het op of omstreeks 27 juli 2008
- (meermalen) met zijn, verdachtes, hand aanraken/vastpakken van de schouder
en/of de borst(en) van [slachtoffer 4] en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, vingers tegen de wang(en) van die [slachtoffer 4]
tikken en/of
- betasten van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door hemzelf
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het plotseling en/of
onverhoeds dicht bij/tegen(over) die [slachtoffer 4] (aan) gaan zitten en/of staan en/of
het (vervolgens) aan die [slachtoffer 4] vragen of hij, verdachte, die [slachtoffer 4] aan mag raken
en/of of die [slachtoffer 4] hem, verdachte, wil zoenen, dan wel in ieder geval het
plotseling en/of onverhoeds verrichten van bovengenoemde handeling(en) en/of
het op of omstreeks 27 juli 2008
- (meermalen) met zijn, verdachtes, hand aanraken/wrijven op/over/aan de
borst(en) en/of de bil(len) van [slachtoffer 5]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het plotseling en/of
onverhoeds dicht bij die [slachtoffer 5] gaan zitten, dan wel in ieder geval het
plotseling en/of onverhoeds verrichten van bovengenoemde handeling(en);
art 246 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 12 oktober 2010, in de gemeente Enschede,
zich opzettelijk oneerbaar op of aan (een) plaats(en), voor het openbaar
verkeer bestemd, te weten op het Veldkamppad en/of de Johannes Ter Horststraat
en/of de Haaksbergerstraat, in elk geval (telkens) op een of meer voor het
openbaar verkeer bestemde plaats(en) heeft bevonden door toen aldaar (telkens)
aan zijn geslachtsdeel te krabben en/of te trekken en/of daaraan/daarmee
aftrekkende bewegingen te maken en/of (vervolgens) meermalen althans eenmaal
tegen een persoon genaamd [slachtoffer 6] te zeggen/roepen: "lekker, lekker"
en/of/daarbij met zijn tong langs zijn lippen te likken;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 juni 2008 te Enschede zich opzettelijk oneerbaar op een
niet openbare plaats, te weten in de winkel [winkelnaam], heeft bevonden door toen
aldaar aan zijn geslachtsdeel te trekken en/of daaraan/daarmee aftrekkende
bewegingen te maken en/of (vervolgens) tegen een persoon genaamd [slachtoffer 7] te zeggen "jij alleen", terwijl die [slachtoffer 7] ondanks tegenwoordig was;
art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat aan verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde de maatregel wordt opgelegd van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, in welk geval de zaak dient te worden aangehouden in verband met NIFP-rapportage. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor genoemde feiten worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Feit 1
Op 14 mei 2010 heeft verdachte in Enschede ontuchtige handelingen gepleegd bij [slachtoffer 1], terwijl zij daar niet van gediend was.
Feit 2
Op 31 mei 2008 heeft verdachte in de trein tussen Enschede en Hengelo ontuchtige handelingen gepleegd bij [slachtoffer 2], terwijl zij daar niet van gediend was. Verdachte zei daarbij: “Vind jij niet erg. Is niet erg.”
Op 15 juli 2008 heeft verdachte heeft verdachte in de trein tussen Enschede en Hengelo ontuchtige handelingen gepleegd bij [slachtoffer 3], terwijl zij daar niet van gediend was.
Feit 4
Op 11 juni 2008 heeft verdachte in Enschede in de winkel [winkelnaam] aan zijn geslachtsdeel gezeten terwijl [slachtoffer 7] daarbij aanwezig was en terwijl hij daarbij tegen haar zei: “jij alleen”.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie staat vast dat verdachte de onder 1 en 2 en een deel van de onder 3 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd aangezien hij deze bekend heeft en er aangiftes zijn. De officier van justitie stelt dat ook de overige feiten bewezen kunnen worden verklaard, gelet op de aangiften en op de (gedetailleerde) beschrijving die aangevers van hun belager hebben gegeven, terwijl verdachte aan die beschrijving voldoet.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ter zake de feiten 1, 2 – waar het gaat om de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] – en 4. Wat de overige onder 2 genoemde personen betreft is hiervoor onvoldoende bewijs, nu verdachte ontkent dat hij hen onzedelijk heeft betast, terwijl hun beschrijvingen niet per definitie op verdachte duiden. Ook feit 3 is volgens de raadsman niet bewezen, nu de verklaringen van aangeefster en verdachte, die dit feit met stelligheid ontkent, van elkaar afwijken en er geen andere bewijsmiddelen zijn.
De raadsman concludeert dat voor de zaken waarvoor onvoldoende bewijs is, vrijspraak dient te volgen.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De verklaringen die de aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben gegeven over de wijze waarop zij onzedelijk zijn bejegend en de beschrijving die zij van hun belager hebben gegeven, stroken met de bekentenis van verdachte respectievelijk met zijn ter zitting door de rechtbank waargenomen uiterlijke kenmerken, zodat de feiten onder 1 en onder 2 – waar het [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] betreft – zijn bewezen.
De onder feit 2 genoemde feiten met betrekking tot de aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zijn door verdachte ontkend. Mw. [slachtoffer 4] heeft het in haar aangifte over een oudere buitenlandse man, Turk of Marokkaan. Ze schatte zijn leeftijd tussen de veertig en vijftig jaar oud, met donker kort haar en rond de 1.65, die gebrekkig Nederlands sprak. Deze beschrijving is echter te algemeen en daarmee onvoldoende specifiek, zodat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het hier om verdachte ging. Dat geldt ook voor de beschrijving die mw. [slachtoffer 5] gaf en waarbij zij haar belager beschreef als een man met een Turks uiterlijk, in ieder geval licht getinte huidskleur, een leeftijd tussen de 30 en 40 jaar, een lengte tussen de 1.60 m en 1.70 m., een fors breed figuur en zwart, glad, achterover gekamd haar en een pluizige zwarte snor, die half Nederlands sprak. Ook van dit signalement kan niet worden gezegd dat het buiten ieder redelijke twijfel is dat het om verdachte gaat. Nu er overigens geen bewijsmiddelen zijn, leidt dat tot de conclusie dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken waar het gaat om de aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5].
Wat het onder 3 tenlastegelegde betreft vindt de verklaring die aangeefster [slachtoffer 6] heeft afgelegd geen bevestiging in wat verdachte over de in de betreffende tijdspanne tussen hen plaatsgevonden interactie heeft verklaard. Waar aangeefster het heeft over onzedelijke handelingen en daarmee verband houdende uitspraken van verdachte, worden deze door hem ontkend. Er zijn geen verklaringen van getuigen of andere bewijsmiddelen die de lezing van aangeefster bevestigen, zodat dit feit niet bewezen is en verdachte hiervoor dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 4 is de aangifte van mw. [slachtoffer 7] bevestigd door de bekennende verklaring van verdachte , zodat dit feit wettig bewezen is.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht feit 2, voor zover dat betrekking heeft op de aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 mei 2010 in de gemeente Enschede, door een feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het over de kleding betasten en/of wrijven over de borsten en/of de buikstreek van die [slachtoffer 1] en bestaande die feitelijkheid uit het plotseling en/of onverhoeds verrichten van genoemde handelingen;
2.
hij in de periode van 31 mei 2008 tot en met 15 juli 2008 te Enschede en/of Hengelo,
door feitelijkheden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
het op 31 mei 2008
- meermalen zoenen op de wangen van die [slachtoffer 2] en
- aanraken met zijn, verdachtes, hand van het bovenbeen van die [slachtoffer 2] en
- strijken/aaien met zijn, verdachtes, hand langs de borsten van die [slachtoffer 2] en
- vastpakken van de hand van die [slachtoffer 2] en het vervolgens tegen zijn, verdachtes, geslachtsdeel houden/trekken van de hand van die [slachtoffer 2], en bestaande die andere feitelijkheden uit onverhoeds dicht bij die [slachtoffer 2] gaan zitten en benaderen en het vervolgens tegen die [slachtoffer 2] zeggen "Vind jij niet erg. Is niet erg",
het op 15 juli 2008
- met zijn, verdachtes, hand aanraken van en knijpen in het bovenbeen en de knie en de lies en de buik van die [slachtoffer 3]
- zoenen op de wangen van die [slachtoffer 3] en bestaande die feitelijkheid uit het onverhoeds dicht bij/tegen(over) die [slachtoffer 3] gaan zitten en vervolgens tegen die [slachtoffer 3] zeggen "Jij niet erg vinden?",
4.
hij op 11 juni 2008 te Enschede zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in de winkel [winkelnaam], heeft bevonden door toen aldaar aan zijn geslachtsdeel te trekken en daarmee aftrekkende bewegingen te maken en tegen een persoon genaamd
[slachtoffer 7] te zeggen "jij alleen", terwijl die [slachtoffer 7] haars ondanks tegenwoordig was.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 239 en 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd met bevel tot verpleging van overheidswege, en subsidiair dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek van het voorarrest. Hij stelt dat hij zich ernstig zorgen maakt over verdachte en over de veiligheid van de samenleving, omdat verdachte – gelet op eerdere veroordelingen voor soortgelijke zedendelicten – onverminderd delictgevaarlijk is. De officier van justitie weegt daarbij mee dat de reclassering, gelet op recente rapportage, het gevaar voor herhaling groot acht, ook als verdachte abstinent blijft van alcohol. Hij meent dat verdachte een streng begeleidend kader nodig heeft om recidive te voorkomen. Aangezien hij zich daar niet vrijwillig aan conformeert – getuige ook de door verdachte afgebroken behandeling bij Hoeve Boschoord – dient de maatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is er stevig gereageerd op de onderhavige feiten, omdat verdachte inmiddels al bijna een jaar in voorarrest heeft gezeten, wat langer is dan de vrijheidstraf die hem op grond van de door hem erkende en bewezen verklaren feiten toekomt. De raadsman wijst in dat verband op een veel ernstiger zedendelict als verkrachting, waarvoor 24 maanden gevangenisstraf staat. Een gedwongen opname van verdachte is, zo is gebleken uit de mislukte behandeling in Hoeve Boschoord, uit den boze aangezien hij daaraan niet zal meewerken. Verdachte wil terug naar zijn geboorteland [geboorteland] waar zijn ouders wonen, zodat de Nederlandse samenleving geen last meer van hem zal hebben.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met diverse vrouwen en in aanwezigheid van een vrouw. Hij hield zich daarbij op in een trein of winkel en benaderde zijn slachtoffers als zij alleen waren, wat voor diverse van hen een angstige ervaring opleverde, getuige de diverse aangiftes. Verdachte heeft door zijn grensoverschrijdend seksueel gedrag de lichamelijke en psychische integriteit van zijn slachtoffers geschonden. De ervaring leert dat sommige slachtoffers van misdrijven als deze nog lang nadelige gevolgen hiervan ondervinden. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij diverse keren is veroordeeld voor feiten als de onderhavige, laatstelijk op 9 november 2007 waar hij een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf kreeg opgelegd. Ondanks de diverse veroordelingen trekt verdachte zich blijkbaar weinig tot niets aan van de in die veroordelingen besloten liggende waarschuwingen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt de rechtbank voorts rekening met de over verdachte uitgebrachte rapportage. Uit het op 30 maart 2011 door gezondheidszorgpsycholoog D. Breuker opgestelde psychologische rapport over verdachte wordt onder meer het volgende geconstateerd: “ (…) Het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, zou moeten worden bezien tegen de achtergrond van een lichtzwakzinnige, weinig sociaalvaardige, nerveuze, onzekere man met een zwak gestructureerde en kwetsbare persoonlijkheid, die veel spanningen ervaart en moeite heeft deze te hanteren. Seksuele behoeftes kan hij vanuit zijn sociaal-emotionele en verstandelijke beperkingen onvoldoende op adequate wijze kanaliseren en hanteren. Er is tevens sprake van impulscontroleproblemen. Het drinken van alcohol zorgt voor nog minder geremdheid over eigen seksuele impulsen, waardoor hij nauwelijks tot geen weerstand kan bieden tegen de frotteuristische neigingen en drang inherent aan zijn seksuele stoornis. (…) Vanuit de grote verstandelijke beperking in combinatie met de seksuele stoornis en alcoholproblematiek wordt geadviseerd om betrokkene als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.”
In zijn rapport van 5 mei 2011 concludeert drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, onder meer het volgende: “(…) Vanwege zijn zwakbegaafdheid en zijn vermoedelijk aanwezige persoonlijkheidsstoornis was onderzochte onvoldoende in staat om zijn seksuele impulsen te beheersen, maar leefde hij deze impulsen direct uit door het betasten van verschillende vrouwen, waarbij hij zich in een geval ook door de kleren heen aftrok. Voorafgaand aan en tijdens het plegen van (een deel van) de tenlastegelegde feiten was onderzochte onder invloed van alcohol: de alcohol ondermijnde het vermogen om zijn seksuele impulsen onder controle te houden. Het overmatig gebruik van alcohol door betrokkene kan het beste gezien worden als een verslavingsprobleem. Op grond van voorgaande kan betrokkene als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Gezien de justitiële voorgeschiedenis met meerdere seksuele delicten, de forse psychopathologie in de zin van minimaal alcoholmisbruik en mogelijke alcoholafhankelijkheid, de zwakbegaafdheid en de vermoedelijk aanwezige persoonlijkheidsstoornis en de slechte sociaal maatschappelijke inbedding is de kans op herhaling van het tenlastegelegde aanzienlijk.”
Op 18 november 2012 is verdachte, na een gunstig verlopen intake en nadat zijn voorlopige hechtenis onder voorwaarden was geschorst, voor diagnostiek en observatie opgenomen bij Trajecturm, locatie Hoeve Boschoord. Verdachte bleek, zoals (ook) volgt uit het op 19 maart 2013 opgestelde reclasseringsrapport, onvoldoende gemotiveerd om in Boschoord te verblijven. Uit de rapportage blijkt voorts dat verdachte ook daar seksueel onaanvaardbaar gedrag heeft vertoond. Verdachte heeft er voor gekozen om de terechtzitting niet in Boschoord, maar in het Huis van Bewaring af te wachten, waarna het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven. Hieruit blijkt dat verdachte – zoals hij ook enkele keren ter terechtzitting heeft uitgesproken – niet gemotiveerd is om zich in een kliniek te laten behandelen voor zijn – hiervoor omschreven – problematiek.
Het mag zo zijn dat het ter voorkoming van herhaling de voorkeur verdient dat verdachte wordt behandeld, maar anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de daarvoor noodzakelijke terbeschikkingstelling met dwangverpleging een te ver strekkende maatregel is.
De hiervoor genoemde deskundigen hebben niet geadviseerd om de maatregel op te leggen en de rechtbank acht oplegging daarvan op dit moment niet in verhouding staan tot de aard en ernst van de feiten, mede omdat vanwege de beperkte leerbaarheid van verdachte rekening moet worden gehouden met een terbeschikkingstelling van aanmerkelijke duur. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat verdachte inmiddels bijna een jaar in voorarrest heeft doorgebracht, dat de feiten dateren van 2008 en 2010 en dat voor oplegging van de maatregel multidisciplinaire rapportage moet worden uitgebracht waarvoor andermaal aanhouding van de zaak zou moeten volgen. Van een aanhouding zoals verzocht door de officier van justitie, ziet de rechtbank daarom af.
Nu behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden niet mogelijk is omdat verdachte zijn medewerking daaraan niet wenst te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is.
Gelet op aard en ernst van de feiten en op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte is de rechtbank voor oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden is.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte 1, 2 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2 het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
feit 4 het misdrijf: schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013.
Buiten staat
Mr. Stam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.