ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ9795

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
650311 CV EXPL 13-1018
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Moorman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling na nietigheid van de dagvaarding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 7 mei 2013, vorderden eisers, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Weda, een betaling van € 6.934,85 van gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G. Stibbe. De eisers stelden dat zij een pony hadden gekocht van gedaagde, maar dat deze pony gebreken vertoonde, wat leidde tot de ontbinding van de koopovereenkomst. Gedaagde voerde als verweer aan dat de dagvaarding nietig was, omdat de woonplaats van eisers niet correct was vermeld en dat de eis en de grondslag daarvan ontbraken. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten en dat gedaagde niet onredelijk benadeeld was door de wijze van vermelding van de naam en woonplaats van eisers. De rechter concludeerde dat gedaagde zijn recht om ten principale te antwoorden had verloren door niet tijdig te reageren op de dagvaarding. Aangezien de vordering niet inhoudelijk was betwist, werd deze toegewezen. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 807,79 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknr.: 650311 CV EXPL 13-1018
datum : 7 mei 2013
Vonnis in de zaak van:
1. [EISER 1]
en
2. [EISER 2],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. M.J.A. Weda, advocaat te Kamerik,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G. Stibbe, advocaat te Budel.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eisers] respectievelijk [gedaagde].
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie, bestaande uit een exceptie van nietigheid van de dagvaarding
- het antwoord in het incident.
Het geschil
[Eisers] vorderen, na wijziging van eis, dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling primair van een bedrag van € 6.934,85 subsidiair tot betaling van een bedrag zoals de rechter in goede justitie zal behagen, in beide gevallen te vermeerderen met rente en kosten.
[Gedaagde] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten die, als gesteld en niet of onvoldoende weersproken, als vaststaand hebben te gelden.
1.1.
[Eisers] hebben van [gedaagde] een pony gekocht. Na de levering van de pony hebben [eisers] de dierenarts ingeschakeld omdat de pony behept zou zijn met een gebrek aan de keel en een tumor in het ooglid.
1.2.
Bij schrijven van 13 december 2012 heeft de gemachtigde van [eisers] de koopovereenkomst ontbonden, subsidiair de overeenkomst partieel ontbonden en compensatie van het nadeel verlangd. [Gedaagde] heeft geweigerd daarop in te gaan.
2.
[Eisers] stellen zich op het standpunt dat zij recht hebben op betaling door [gedaagde] en wel van een bedrag van € 4.900,-, zijnde het verschil tussen de koopprijs en de daadwerkelijke (getaxeerde) waarde van de pony, en zulks op grond van non-conformiteit, oneerlijke handelspraktijken respectievelijk dwaling. Daarnaast maken [eisers] aanspraak op vergoeding van de kosten van de dierenarts, in totaal een bedrag van € 1.421,35.
3.
[Gedaagde] heeft daarop gereageerd door zich te beroepen op nietigheid van de dagvaarding.
Daaraan legt hij ten grondslag dat in de dagvaarding niet is vermeld dat [eisers] woonachtig zijn in [woonplaats] in Duitsland en dat [eisers] verzuimd hebben te stellen dat zij woonplaats hebben gekozen in Nederland. Voorts voert [gedaagde] aan dat [eiser 1], voor zover bekend, is gehuwd met [eiser 2], zodat [naam] niet haar eigen naam is. Tenslotte betoogt [gedaagde] dat wel een geldbedrag wordt gevorderd maar dat de eis en de grondslag daarvan ontbreken.
4.
[Eisers] hebben het gestelde weersproken door erop te wijzen dat zij uitdrukkelijk domicilie hebben gekozen op het adres van hun gemachtigde te Kamerik en dat hun woonplaats in de dagvaarding wordt vermeld, dat een vrouw, die gehuwd is, bevoegd is de geslachtsnaam van haar echtgenoot te voeren en dat in de dagvaarding de gronden van de vordering uitvoerig uiteen zijn gezet. Nu [gedaagde] heeft verzuimd om op de rolzitting van 5 maart 2013 principaal verweer te voeren en ook niet gerechtigd is om dit alsnog te doen bepleiten [eisers] integrale toewijzing van de vordering.
5.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.1.
Het exploot van de dagvaarding dient in ieder geval te vermelden, in geval van een natuurlijk persoon, de naam, de voornamen en de woonplaats van de eisende partij (art. 45 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, verder Rv), de door de eisende partij gekozen woonplaats in Nederland alsmede de eis en de gronden daarvan (art. 111 Rv).
5.2.
De dagvaarding vermeldt, waar het om de vrouw gaat, haar voornamen en als achternaam [naam]. Ingevolge artikel 66 Rv leidt de niet naleving van hetgeen in afdeling 6 van titel 1 van boek 1, en dus onder andere in artikel 45, is voorgeschreven slechts tot nietigheid voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd door het gebrek onredelijk is benadeeld. Gesteld noch gebleken is dat dit laatste het geval is.
De getrouwde vrouw is bevoegd de geslachtsnaam van haar echtgenoot te voeren. Daarmee wordt het niet haar eigen naam maar wel, zoals kennelijk het geval is bij mevrouw [naam], de naam waaronder zij aan het maatschappelijk verkeer deelneemt. [Gedaagde] heeft haar met die naam leren kennen. Overigens weet hij zelf te melden wat de geslachtsnaam is van mevrouw [naam], namelijk [naam 2]. Daaruit blijkt dat er voor [gedaagde] geen onduidelijkheid bestaat over de vraag wie zijn tegenpartij is en dat hij niet onredelijk is benadeeld door het feit dat zij in het exploot van dagvaarding is aangeduid als [naam].
5.3.
Hetzelfde geldt voor de vermelding van de woonplaats. Volgens het exploot is dat [woonplaats] en [gedaagde] weet te melden dat het gaat om [woonplaats] in Duitsland. Voor zover die laatste toevoeging al in het exploot vermeld had moeten worden kan niet worden gezegd dat [gedaagde] door het achterwege blijven daarvan onredelijk is benadeeld. Hij heeft dat overigens ook niet aangevoerd.
5.4.
Vervolgens vermeldt het exploot dat [eisers] ter zake van deze procedure domicilie hebben gekozen op het adres van hun gemachtigde, te weten het Burgemeester Breenplantsoen 1 te Kamerik. Aldus is voldaan aan het vereiste van artikel 111 lid 2 sub a. Rv.
5.5.
[Gedaagde] kan tenslotte niet worden gevolgd in zijn stelling dat in de dagvaarding de eis en de grondslag daarvan ontbreken. Wat [eisers] vorderen is eenduidig omschreven in het petitum: veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 6.934,85. In het daaraan voorafgaande, 19 pagina’s tellende lichaam van de dagvaarding is uitvoerig uiteengezet waarop deze eis is gebaseerd, zodat ook is voldaan aan het bepaalde in artikel 111 lid twee sub d. Rv.
5.6.
De slotsom van het vorenstaande is dat er geen grond is om nietigheid van de dagvaarding aan te nemen. De daarop betrekking hebbende exceptie moet dan ook worden verworpen.
5.7.
Artikel 128 lid 3 Rv bepaalt dat de gedaagde alle excepties en zijn antwoord ten principale tegelijk naar voren brengt, op straffe van verval van de niet aangevoerde excepties en, indien niet ten principale is geantwoord, van het recht om dat alsnog te doen. Dat is alleen anders in de, hier niet aan de orde zijnde gevallen, van de exceptie van onbevoegdheid en de exceptie van beraad.
Voor of uiterlijk op het daartoe aangewezen tijdstip, te weten dinsdag 5 maart 2013 om 9.30 uur, is door [gedaagde] niet inhoudelijk gereageerd op de dagvaarding. Nu hij wel de exceptie van nietigheid van de dagvaarding heeft aangevoerd maar niet ten principale heeft geantwoord en daarvoor ook geen uitstel heeft gevraagd noch gekregen, moet de conclusie zijn dat het recht om alsnog ten principale te antwoorden is vervallen. Anders dan hij kennelijk meent, kon hij zich dat recht niet voorbehouden. Daarmee verkeert het geding in staat van wijzen.
5.8.
Uit het voren overwogene volgt dat de vordering, als niet inhoudelijk betwist, voor toewijzing in aanmerking komt.
5.9.
[Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
I veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 6.934,85 vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag ingaande 17 december 2012 tot de dag der algehele voldoening;
II veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, voor zover gevallen aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op:
- kosten exploot € 94,79
- griffierecht € 213,-
- salaris gemachtigde € 500,-.
III verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
IV wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. H.C. Moorman, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van de 7 mei 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.