Uit het verlengingsadvies van de kliniek komt – kort en zakelijk weergeven – naar voren dat betrokkene een thans 50-jarige bovengemiddeld intelligente man is met ernstige persoonlijkheidspathologie, waarbij gesproken kan worden van een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis. De persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door primitieve afweervormen, zoals de sterke neiging tot idealiseren, devalueren, en splijting, leidend tot een instabiel relatiepatroon. Voor een deel speelt hier een narcistische problematiek, waarbij betrokkene uit is op controle en beheersing van de ander om een kwetsing in zijn zelfwaardering voor te zijn. Naast en in wezen onder deze narcistische problematiek liggend is er een zeer sterk symbiotisch verlangen naar totale overgave aan een ander, waaruit een ernstige hechtingsproblematiek spreekt. De subjectief ervaren frustratie van betrokkenes narcistische en symbiotische behoeftes vanaf de kindertijd heeft bij betrokkene tot een latent gevoel van intense boosheid en minderwaardigheid geleid dat betrokkene door middel van loochening in het verleden buiten zichzelf heeft gehouden. In de relatie tot vrouwen overheerst de zoektocht van betrokkene naar controle, acceptatie en koestering, maar tevens ook de angst hiervoor. Hij stelt zijn partners dan ook voortdurend op de proef wat hun onvoorwaardelijke liefde betreft door ontrouw en onbetrouwbaar te zijn. Bij betrokkene is sprake van alcoholafhankelijkheid, die binnen het TBS kader langdurig in volledige remissie is. Uit de recente delictanalyse is naar voren gekomen dat de seksuele lustbeleving niet bepalend was bij het handelen van betrokkene tijdens het delict. Verondersteld wordt dat betrokkene middels promiscue gedrag spanningen kwijtraakt en een gevoel van controle en macht over vrouwen kan ervaren, waarmee hij zijn narcistische behoeftes bevredigt. Spanningen worden geseksualiseerd. Betrokkene heeft weinig zicht op het eigen gevoelsleven en de seksualiteitsbeleving zal nog verder uitgediept moeten worden.
Betrokkene heeft een aantal kenmerken die horen bij psychopathie, deze zijn echter niet dusdanig aanwezig dat er gesproken kan worden van psychopathie.
Betrokkene verblijft in het kader van een tweede behandelpoging sinds juli 2010 in de Pompekliniek en betrokkene is in december 2011 overgeplaatst naar de huidige behandelafdeling. Betrokkene heeft in de afgelopen periode coöperatief meegewerkt aan de onderzoeksfase en het zicht op de delictfactoren vergroot. Bewerking van de kernproblematiek heeft nog maar beperkt plaatsgevonden. Juist in de communicatie over behandeling wordt het spanningsveld in de interactie met betrokkene zichtbaar en zien we een soortgelijke interactie als in de vorige kliniek. In oktober heeft het ministerie de verlofaanvraag afgewezen mede op basis van de houding van betrokkene, die in hun ogen aan het roer staat van zijn eigen behandeling en zich weinig coöperatief opstelde als het over zijn behandeling ging. Sinds het indienen van de aanvraag is de situatie in positieve zin verbeterd, daar betrokkene zich sinds juli 2012 committeert aan de psychotherapiegesprekken en hierin open spreekt over delictfactoren. Met een hernieuwde aanvraag begeleid verlof zal voorts getracht worden voor betrokkene toestemming te krijgen om te oefenen met meer vrijheden.
Wanneer de TBS maatregel nu beëindigd zou worden, is er sprake van een risico op recidive, dat weliswaar sluimerend ontstaat maar uiteindelijk als hoog wordt ingeschat. De met het delict samenhangende psychopathologie is vooralsnog nog maar zeer beperkt behandeld, derhalve wordt verondersteld dat de risicofactoren van toen nog grotendeels onverminderd aanwezig zijn. Thans vormt de controle, structuur en begeleiding vanuit het TBS kader de belangrijkste beschermende factor en verwacht de kliniek bij een wegvallen hiervan dat betrokkene, wanneer hij nu zou terugkeren in de maatschappij, geconfronteerd zal worden met vele stressbronnen, teleurstellingen en krenkingen. Betrokkene beschikt niet over actieve probleemoplossende vaardigheden om met voor hem beladen emoties als wantrouwen, zich tekortgedaan voelen en onmacht om te gaan. Hij zal vervallen in een vermijdende copingstijl en somberheid. Dit bemoeilijkt het herkennen en uiten van positieve emoties, belemmert het oplossen van problemen en leidt tot irritaties, geagiteerdheid, gevoelens van boosheid en minderwaardigheid. Door zijn neiging het zelfbeeld te compenseren kunnen problemen verder oplopen, onopgemerkt voor de buitenwereld en wordt de kans groter op terugval in alcoholgebruik en seksueel ongeremd gedrag als disfunctionele coping, tevens luxerende factor voor agressief gedrag. Op deze wijze ontstaat er een sluimerend risico op impulsieve acting out van agressie, waarbij de kans groot wordt geacht dat, in geval van recidive, het delict ernstig en seksueel gewelddadig zal zijn.
Zijn recente inzet in de psychotherapie en zijn uiteindelijke bereidheid om aan de dadergroep deel te nemen zijn noodzakelijke stappen om te komen tot behandelvoortgang, maar dit proces is pas net gestart. Gelet op de ernst van de psychopathologie van betrokkene, alsook de ernst van het delict is het de verwachting dat dit proces geruime tijd zal duren. In ieder geval is de inschatting dat de totale behandelduur de duur van twee jaar te boven gaat.
Op basis van het bovenstaande adviseert de kliniek de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar.