ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ9338

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08/710651-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door uitvoer van MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1981 en verblijvende in de PI Overijssel, werd beschuldigd van het vervoeren van ongeveer 573,6 kilo MDMA-pillen, ook wel bekend als XTC, met de intentie deze buiten het grondgebied van Nederland te brengen. De feiten vonden plaats op 7 november 2012, toen de verdachte samen met een medeverdachte een vrachtauto bestuurde die door de politie werd onderschept op de A1 nabij Almelo. Tijdens een controle werden in de laadruimte van de vrachtauto twaalf dozen aangetroffen, die gevuld waren met de XTC-pillen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze grote hoeveelheid drugs vervoerde, met de bedoeling deze naar Duitsland te brengen. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden waaronder het transport plaatsvond, had moeten beseffen dat hij betrokken was bij de handel in harddrugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank benadrukte dat het exporteren van harddrugs krachtig moet worden bestreden, gezien de schadelijke effecten op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710651-12
Datum vonnis: 26 april 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] in [land]
nu verblijvende in de PI Overijssel, huis van bewaring
De Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 februari 2013 en 12 april 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Jongtien en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen opzettelijk 573,6 kilo zogenaamde XTC pillen heeft vervoerd, al dan niet met het doel die pillen uit te voeren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 7 november 2012 in de gemeente Almelo, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (Duitsland) heeft gebracht,
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, althans opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 573,6 kilo pillen/tabletten
(minimaal/tenminste 2.294.400 stuks pillen/tabletten, verpakt in 12 dozen),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) (zogenaamde XTC pillen), zijnde
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
opzettelijk die XTC-pillen/tabletten in een vrachtauto vervoerd en/of is/zijn
met die vrachtauto in de richting van de Duitse grens gereden;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het in vereniging voorhanden hebben en vervoeren van een grote hoeveelheid XTC pillen zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd het inbeslaggenomen geld verbeurd te verklaren.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 7 november 2012 hielpen verdachte en de medeverdachte [M] in Dongen bij het inladen van dozen in een vrachtauto. Na het inladen zijn verdachte als bestuurder en de medeverdachte als bijrijder met deze vrachtauto vanuit Dongen gaan rijden. Gekomen op de rijksweg A1, is de vrachtauto door de politie naar de carpoolplaats onder aan de afslag Almelo-Zuid geloodst, waarna bij onderzoek van de laadruimte 12 dozen met tabletten werden aangetroffen. Uit nader door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) verricht onderzoek blijkt dat deze tabletten zogenaamde XTC-pillen zijn met een totaalgewicht van 573,6 kilo.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte en zijn medeverdachte bovengenoemde hoeveelheid XTC-pillen opzettelijk voorhanden hebben gehad en hebben vervoerd. Daarbij baseert zij zich, naast het aantreffen van de pillen, op de in verband daarmee door verdachte en de medeverdachte afgelegde verklaringen, alsmede op observaties, die door de politie als bijzondere opsporingsbevoegdheden in deze strafzaak zijn verricht. Voort baseert de officier van justitie zich op de resultaten van de door de politie en het NFI verrichte onderzoek van de aangetroffen pillen. De officier acht de verlengde uitvoer niet bewezen, nu zij van mening is dat er onvoldoende bewijs voorhanden is op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de pillen daadwerkelijk richting Duitsland gingen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot enige bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen.
Ter terechtzitting heeft de raadsman daartoe een aantal verweren gevoerd, die - kort gezegd - het volgende inhouden:
A. de verklaring die verdachte in het kader van zijn aanhouding op 7 november 2012, blijkens het daarvan door de politie opgemaakte proces-verbaal heeft afgelegd, mag niet voor het bewijs gebruikt worden, nu verdachte voorafgaand aan deze verklaring niet is gewezen op zijn recht op consultatiebijstand door een raadsman;
B. de resultaten van de op 7 november 2012 door de politie verrichte waarnemingen, zoals nader omschreven in het ter zake opgemaakte proces-verbaal van observatie, dienen voor het bewijs te worden uitgesloten, nu deze observaties een stelselmatig karakter dragen, waarvoor het als basis daarvoor gebruikte artikel 2 van de Politiewet onvoldoende grondslag biedt;
C. verdachte wist tijdens het vervoer niet (ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet) dat het om XTC-pillen ging, zodat geen veroordeling kan volgen voor het opzettelijk vervoeren van deze goederen;
D. voor zover al bewezen kan worden dat verdachte wist dat hij XTC vervoerde, kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van (verlengde) uitvoer van die drugs.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
In het algemeen
Uit het strafdossier blijkt dat er op woensdag 7 november 2012, omstreeks 19.00 uur, bij de regionale meldkamer van de politie Twente, informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid Noord & Oost Gelderland is binnengekomen dat er vanuit de richting Apeldoorn een witte vrachtauto, gekentekend [X-XXX-XX], over de A1 richting Duitsland reed met vermoedelijk verdovende middelen aan boord. Ter hoogte van Enter is aan de bestuurder van deze vrachtauto door de bemanning van een opvallende politie surveillanceauto een stopteken gegeven, waaraan geen gevolg werd gegeven. Gekomen bij het knooppunt Azelo, volgde de vrachtauto de rechter rijbaan, richting Enschede. De surveillanceauto haalde hierop de vrachtauto in, met de bedoeling deze bij de afslag Borne-West, nogmaals een stopteken te geven, waarna de vrachtauto richting aangaf naar links en over het verdrijvingsvlak de rijbaan in de richting van Almelo volgde. Een tweede surveillanceauto passeerde daarop de vrachtauto en gaf de bestuurder door middel van de politietransparant de opdracht “volgen”. De vrachtwagen werd naar de carpoolplaats onder aan de afrit Almelo-Zuid geloodst en daar staande gehouden. Als bestuurder van de vrachtauto trad op de verdachte [verdachte] en als bijrijder de (mede)verdachte [M]. In de laadruimte van de vrachtauto trof de politie 12 dozen aan, waarvan de inhoud blijkens nadien verricht onderzoek door de politie en het NFI bestond uit zogenaamde XTC-pillen met een totaalgewicht van 573,6 kilogram. De bestuurder [verdachte] en de bijrijder [M] werden aangehouden ter zake van vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
In het bijzonder
Met betrekking tot het hiervoor gevoerde verweer ad A.
Verdachte is op 7 november 2012 te 19.25 uur op heterdaad aangehouden ter zake van vermoedelijke overtreding van artikel 2 aanhef en onder C, juncto artikel 10, derde lid van de Opiumwet. Blijkens het ter zake door de verbalisanten [B] en [G] opgemaakte proces-verbaal, is verdachte - nadat hem was medegedeeld dat hij niet verplicht was op gestelde vragen te antwoorden - door laatstgenoemde verbalisant gevraagd wat er in de aangetroffen dozen zat. Verdachte antwoordde hierop dat hij dat niet wist en dat hij zeshonderd euro had gekregen voor het transport, waarbij de aanbieder van de vracht hem, verdachte, had gezegd dat er Viagra in de dozen zat.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de uitspraak van het EHRM van 27 november 2008, nummer 3639/02 NJ 2009/214 (Salduz versus Turkije) en de in dat verband naar Nederlands recht “vertaalde” uitspraken van de Hoge Raad van 30 juni 2009 (NJ 2009/349, NJ 2009/350 en NJ 2009/351), een verdachte die door de politie is aangehouden aan artikel 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit, een advocaat te raadplegen. Dit brengt mee dat de aangehouden verdachte voor de aanvang van het eerste verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Behoudens het geval dat hij uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van bepaalde dwingende redenen, zal hem binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dat recht te verwezenlijken. Indien hieraan niet is voldaan, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Die situatie doet zich hier voor. In het onderhavige geval behoeft dat echter niet te leiden tot bewijsuitsluiting zoals door de raadsman bepleit, nu de rechtbank de hiervoor weergegeven verklaring niet tot bewijs zal bezigen. Dit brengt mee dat volstaan kan worden met de constatering dat er sprake is van een vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek.
Met betrekking tot het hiervoor gevoerde verweer ad B
Door de raadsman van verdachte is naar voren gebracht dat de observatie, gerelateerd in het desbetreffende proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2012, een stelselmatige observatie als bedoeld in artikel 126g Sv inhoudt, waarvoor ingevolge artikel 126g Sv een bevel van de officier van justitie vereist is. Nu niet blijkt van een dergelijk bevel van een officier van justitie, is er sprake van een onrechtmatige observatie, zodat de resultaten daarvan niet voor het bewijs mogen worden gebezigd.
Observaties als de onderhavige, waarvoor geen bevel als bedoeld in artikel 126g Sv is gegeven, kunnen jegens de geobserveerde onrechtmatig zijn indien zij in verband met de plaats waar zij zijn uitgevoerd, de duur, intensiteit en frequentie ervan, alsmede het gebruik van technische hulpmiddelen die meer bieden dan het versterken van zintuigen, geschikt zijn om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkene.
De rechtbank constateert in dat verband dat er op 7 november 2012 een éénmalige observatie heeft plaatsgevonden door een observatieteam, op de openbare weg, welke observatie - blijkens voormeld proces-verbaal van bevindingen - niet specifiek was gericht op verdachte, maar op de NN gebruiker van een personenauto van het merk Citroën, type DS4, kleur grijs voorzien van het kenteken [XX-XXX-X]. Van stelselmatige observatie van een persoon was dan ook geen sprake zodat het verweer op dat punt feitelijke grondslag mist en om die reden wordt verworpen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 2 van de Politiewet en artikel 141 Sv, voldoende legitimatie biedt voor de observatie zoals die op 7 november 2012 is verricht. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Met betrekking tot het hiervoor gevoerde verweer ad C
De rechtbank zal dienen te beoordelen of uit de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de door hem vervoerde dozen XTC-pillen bevatten.
De rechtbank stelt in dit verband ten eerste vast dat door verdachte en de medeverdachte over de inhoud van de dozen tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd. Zo heeft verdachte verklaard dat hem door Ali gezegd zou zijn dat de lading zou bestaan uit Viagra pillen, terwijl de medeverdachte heeft verklaard dat hem, de medeverdachte, door Ali meegedeeld was dat het zou gaan om agrarische zaden.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal Expertise XTC tabletten, opgemaakt door de verbalisanten [S] en [K] (p. 28 t/m 31) volgt dat zich in de aangehouden vrachtwagen, voorzien van het kenteken [X-XXX-XX], twaalf dozen bevonden met op XTC gelijkende tabletten.
In 10 dozen zaten in totaal twintig zakken met roze, groene of blauw-grijze op XTC gelijkende gleuftabletten. In een doos zaten 19 zakken met groene op XTC gelijkende gleuftabletten en in een doos zaten 21 zakken met groene op XTC gelijkende gleuftabletten. In totaal werden 240 plastic zakken aangetroffen met een totaalgewicht van 573 kilo en 600 gram. In totaal betrof het ongeveer 2.294.400 XTC pillen. De pillen zijn inbeslaggenomen en gewaarmerkt met SIN-nummers AAFH5000NL tot en met AAFH5028NL. Vervolgens zijn de pillen bemonsterd en doorgestuurd naar het NFI voor onderzoek. Uit onderzoek aan deze monsters bleek dat deze MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) als vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, bevatten (p. 51 t/m 53). Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve vast komen te staan dat zich in de dozen XTC pillen bevonden.
Om tot een bewezenverklaring te komen van het tenlastegelegde misdrijf, moet er sprake zijn van enig strafrechtelijk verwijt aan verdachte.
Verdachte heeft dienaangaande bij de politie, alsook ter terechtzitting, - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij voor een Turkse man, genaamd Ali, die hij kende van zijn werk in Duitsland, tegen betaling van € 600,=, samen met de medeverdachte een transport heeft verricht. Op de dag van dat transport zijn zij in een vrachtauto naar een in de navigatie voorgeprogrammeerd adres gereden, waar zij samen met een kale jongeman, in een grote hal dozen van naar schatting 30 à 40 kilo per doos, in de vrachtauto hebben geladen. Omdat zij bij het inladen van de dozen handschoenen moesten dragen - de kale jongeman vloekte toen verdachte de dozen zonder handschoenen oppakte - en het hen ook niet werd toegestaan in de dozen te kijken, kreeg verdachte het gevoel dat het niet klopte. De dozen moesten worden afgegeven aan een man die op de plaats van bestemming met een ander voertuig op hen zou wachten. Bij problemen konden zij Ali een berichtje sturen met de Blackberry telefoon die Ali aan de medeverdachte had gegeven. Ook verdachte had van Ali een mobiele Nokia telefoon gekregen, waarmee hij Ali kon bereiken. In deze telefoon mocht van Ali geen naam worden gezet.
De rechtbank is van oordeel dat van verdachte, gelet op bovenvermelde suspecte omstandigheden waaronder het transport plaatsvond, verwacht mocht worden onderzoek te doen naar de inhoud van de door hem verplaatste goederen. Dergelijk onderzoek bestaat dan uit het nemen van de voor de hand liggende maatregelen, zoals het zich vergewissen van de inhoud. Door dit achterwege te laten en zich zonder enig nader onderzoek in te laten met het beoogde transport, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hetgeen hij op 7 november 2012 vervoerde hard drugs waren, zoals ook het geval bleek, te weten pillen bevattende MDMA.
Ook dit verweer van de raadsman wordt verworpen.
Met betrekking tot het hiervoor genoemde verweer ad D.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van de in de eerste plaats tenlastegelegde uitvoer van de genoemde hoeveelheid XTC-pillen. Hoewel de harddrugs feitelijk niet buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht (verdachte bevond zich ten tijde van zijn aanhouding immers nog in Nederland) is onder het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, ingevolge het bepaalde in artikel 1, vijfde lid van die wet ook begrepen het “met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden.“
De hiervoor beschreven suspecte omstandigheden waaronder het door verdachte verrichte transport plaatsvond en de daarbij gevolgde route, acht de rechtbank toereikend voor het vaststellen van (voorwaardelijk) opzet ten aanzien van de uitvoer in vorenomschreven zin.
De rechtbank neemt daarbij nog als een niet te ontkennen ervaringsfeit in aanmerking dat een dermate grote hoeveelheid verdovende middelen als door verdachte en de medeverdachte vervoerd, niet is bestemd voor de afzet op de Nederlandse markt.
Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel de omstandigheid dat verdachte in Duitsland woonachtig is en dat medeverdachte [M], die als bijrijder van de door verdachte bestuurde vrachtwagen optrad, bij zijn aanhouding desgevraagd verklaarde dat zij op weg waren naar Duitsland om daar automaterialen op te halen.
De verklaring van verdachte dat de dozen in Almelo afgeleverd moesten worden acht de rechtbank, gelet op de rijwijze van verdachte, niet aannemelijk. Uit het door de politie opgemaakte stamproces-verbaal blijkt dat verdachte, na al een stopteken te hebben genegeerd, bij het knooppunt Azelo met de vrachtwagen de rechter rijbaan volgde in de richting van Enschede en aldus in de richting van de Nederlands-Duitse grens, om vervolgens alsnog over het verdrijvingsvak in de richting van Almelo te rijden. De rechtbank leidt uit dit rijgedrag af dat verdachte kennelijk op het laatste moment heeft besloten van de voorgenomen route richting de Nederlands-Duitse grens af te wijken.
Onder al deze omstandigheden moet verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans onder ogen hebben gezien (en dus hebben aanvaard) dat de uiteindelijke bestemming van de door hem vervoerde XTC pillen was gelegen buiten het grondgebied van Nederland.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 573,6 kilo pillen/tabletten
(minimaal/tenminste 2.294.400 stuks pillen/tabletten, verpakt in 12 dozen),
bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) (zogenaamde XTC pillen), zijnde 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers hebben verdachte en zijn mededader
opzettelijk die XTC-pillen/tabletten in een vrachtauto vervoerd en zijn
met die vrachtauto in de richting van de Duitse grens gereden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen verklaard is, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 10, vijfde lid van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft samen met (een) ander(en) een zeer grote hoeveelheid XTC-pillen met vervoerd, met de bedoeling dat deze partij over de landsgrens zou worden gebracht. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de uiterst lucratieve internationale handel in harddrugs, die niet alleen leidt tot ontwrichting van het beleid dat in de betrokken landen wordt gevoerd om het drugsgebruik te reguleren, maar bovenal een negatieve uitwerking heeft op de reeds bestaande maatschappelijke problematiek die is verbonden aan de handel en het gebruik van verdovende middelen. XTC is niet alleen een voor de gezondheid schadelijke stof, maar ook gaan de verspreiding van en handel in die verdovende middelen gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft zich om dit alles niet bekommerd. Hem ging het kennelijk alleen maar om het geld dat met de drugshandel kon worden verdiend.
Het exporteren van harddrugs dient krachtig te worden bestreden. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd aan standaardkoeriers die zeer grote hoeveelheden harddrugs hebben uitgevoerd. Aan deze koeriers, voor wie geldt dat het gemakkelijk en snel geld verdienen een belangrijke drijfveer lijkt te zijn, wordt doorgaans een langdurige gevangenisstraf opgelegd. Aan deze - relatief - hoge strafoplegging ligt - naast het gevaar voor de volksgezondheid dat door deze delicten wordt veroorzaakt en de (financiële) schade die gebruikers van harddrugs aan de samenleving toebrengen om te kunnen voorzien in hun behoefte aan die middelen - mede als overweging ten grondslag dat het door deze relatief hoge straffen en de aanmerkelijke kans op betrapping van die koeriers, voor organisatoren van XTC smokkel moeilijker wordt gemaakt om koeriers te kunnen ronselen. Daarnaast dient van de op te leggen straf een sterk generaal preventief effect uit te gaan.
Alles overziende, daarbij mede in aanmerking nemende enerzijds de omstandigheid dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte bij de aangeleverde partij XTC-pillen een vooraanstaande rol heeft gespeeld en anderzijds het feit dat hij blijkens het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie niet eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet met politie en/of justitie in aanraking is geweest, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar passend en geboden.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank overweegt dat door de officier van justitie geen lijst van inbeslaggenomen voorwerpen is overgelegd. Uit het dossier is niet eenduidig af te leiden of en zo ja welke voorwerpen onder wie inbeslaggenomen zijn, zodat de rechtbank daarover geen beslissing kan nemen.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 47 en 91 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren onvoorwaardelijk;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PLO5KL 2012112740. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het stam proces-verbaal van 17 december 2012, pagina 16 e.v., voor zover inhoudende als relaas van bevindingen van verbalisant [M], zakelijk weergegeven:
Op woensdag 7 november 2012, omstreeks 19.00 uur, kreeg de regionale meldkamer van de politie Twente van de Criminele Inlichtingeneenheid Noord & Oost Gelderland, informatie dat er vanuit de richting Apeldoorn een witte vrachtauto, gekentekend [X-XXX-XX] over de A1 richting Duitsland reed, met vermoedelijk verdovende middelen aan boord. Ter hoogte van Enter op de A1 werd de vrachtauto gezien door een surveillance-eenheid van de politie Twente. Zij reden in een opvallende en als zodanig herkenbare politieauto. Achter deze vrachtwagen rijdend, gaven zij de bestuurder een stopteken. Hieraan werd geen gevolg gegeven. Gekomen bij het knooppunt Azelo, volgde de vrachtauto de rechter rijbaan, richting Enschede. De surveillance-eenheid haalde de vrachtwagen op verzoek van de meldkamer in, met de bedoeling deze bij de afslag Borne-West nogmaals een stopteken te geen. Vervolgens zagen zij echter dat de vrachtauto richting aangaf naar links en over het verdrijvingsvlak de rijbaan in de richting van Almelo volgde. Een tweede surveillance-eenheid passeerde daarop de vrachtwagen en gaf die met de politietransparant de opdracht “volgen”. De vrachtwagen werd naar de carpoolpaats onder aan de afrit Almelo-Zuid geloodst en daar staande gehouden. Als bestuurder van de vrachtwagen trad op de latere [verdachte]. De bijrijder bleek de latere verdachte [M] te zijn. Met toestemming van [verdachte] werd een onderzoek in de laadbak van de vrachtauto ingesteld. Er werden 12 bruine kartonnen dozen in de vrachtauto aangetroffen. Wederom met toestemming van [verdachte] werden 2 van de 12 dozen open gesneden. In die dozen werden meerdere plastic zakken met (vermoedelijk) XTC-tabletten aangetroffen. Daarop werd [verdachte] aangehouden terzake vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Ook de bijrijder, verdachte [M], werd aangehouden terzake vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Uit het proces-verbaal bevindingen van [V] [W] blijkt dat verdachte [M] kort vóór zijn aanhouding vertelde dat zij ([verdachte] en [M]) vanuit Rotterdam op weg waren naar Duitsland om daar automaterialen op te halen.
Door [S] en [K], beiden van de regiopolitie Twente, team
Drugs & Wapens, werd op 8 november 2012 de inhoud van de in de vrachtauto aangetroffen kartonnen dozen onderzocht. Zij troffen in de 12 dozen ongeveer 573,6 kilo op XTC gelijkende tabletten aan. Zij berekenden dat dit gewicht correspondeerde met minimaal 2.294.400 stuks tabletten. Zij testten een aantal van de tabletten met de ODV-verdovende middelentest voor MDMA. Alle testen waren positief op de aanwezigheid van deze stof in de onderzochte tabletten. Monsters van de aangetroffen tabletten werden voor nader onderzoek overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut.
2. het proces-verbaal Expertise XTC tabletten van 8 november 2012, pagina 28 e.v., voor zover inhoudende als verklaringen van [S] en [K], zakelijk weergegeven:
Op donderdag 8 november 2012 werd door ons een vrachtwagen voorzien van het kenteken [X-XXX-XX], onderzocht. In de laadruimte van deze vrachtwagen werden twaalf dozen met daarin een grote hoeveelheid plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten aangetroffen (goednummer 302797). Deze dozen zijn inbeslaggenomen onder de verdachte: [verdachte], geboren te [land] op [1981], wonende [adres] te [plaats] ([land]). Wij hebben een nader onderzoek aan deze dozen en plastic zakken met op XTC gelijkende gleuftabletten ingesteld. De dozen zijn door ons voorzien van de nummers 1 tot en met 12. In 10 dozen zaten in totaal twintig zakken met roze, groene of blauw-grijze op XTC gelijkende gleuftabletten. In een doos zaten 19 zakken met groene op XTC gelijkende gleuftabletten en in een doos zaten 21 zakken met groene op XTC gelijkende gleuftabletten.
Doos 1 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-drie (3) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O00NL);
-twaalf (12) plastic zakken met grijs blauwe op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O01NL);
-vijf (5) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O02NL).
Doos 2 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC qelijkende tabletten::
-zeven (7) plastic zakken met grijs blauwe op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O03NL);
-zes (6) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O04NL);
-zeven (7) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O05NL).
Doos 3 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC qelijkende tabletten:
-zeven (7) plastic zakken met grijs blauwe op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O07NL);
-vijf (5) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O08NL);
-acht (8) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O06NL).
Doos 4 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC qelijkende tabletten:
-tien (10) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O10NL);
-tien (10) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O11NL).
Doos 5 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-tien (10) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O12NL);
-tien (10) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O13NL).
Doos 6 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
- negentien (19) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O15NL);
-een (1) plastic zak met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O14NL).
Doos 7 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-tien (10) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O09NL);
-zeven (7) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O17NL);
-drie (3) plastic zakken met grijs blauwe op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O16NL);
Doos 8 bevatte in totaal 19 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-negentien (19) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O21NL);
Doos 9 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-tien (10) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O18NL);
-zes (6) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O19NL);
-vier (4) plastic zakken met grijs blauwe op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O20NL);
Doos 10 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-tien (10) plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O22NL);
-drie (3) plastic zakken met grijs blauwe op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O23NL);
-zeven (7) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de
SIN sticker AAFH5O24NL);
Doos 11 bevatte in totaal 20 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-twaalf plastic zakken met roze op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN
sticker AAFH5O25NL);
-een (1) plastic zak met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN
sticker AAFH5O26NL);
-zeven (7) plastic zakken met grijs blauwe op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O27NL);
Doos 12 bevatte in totaal 21 plastic zakken met op XTC gelijkende tabletten:
-een en twintig (21) plastic zakken met groene op XTC gelijkende tabletten (monster voorzien van de SIN sticker AAFH5O28NL);
Enkele van vorenbedoelde op XTC tabletten gelijkende stof, werden getest met de ODV verdovende middelen tests en reageerden positief op de aanwezigheid van MDMA, zijnde een stof als vermeld op lijst I van de Opiumwet.
De tabletten waren, zoals hierboven omschreven roze, groen of grijs blauw en waren allen rond van vorm. De tabletten waren voorzien logo's voorstellende een "tulp" of de letter met cijfer "Al".
WEGEN BRUTO:
Het bruto gewicht van de diverse plastic zakken met daarin de op XTC gelijkende tabletten was tussen de 2425 gram en de 2426 gram. Enkele lege plastic zakken zijn vervolgens door ons gewogen en deze waren allen netto tussen de 29 en 30 gram zwaar.
WEGEN NETTO:
Derhalve bedroeg het netto gewicht van een (1) zak met daarin de op XTC gelijkende tabletten in totaal minimaal 2390 gram.
In totaal werden 240 soortgelijke plastic zakken met daarin op XTC gelijkende tabletten aangetroffen. Het totale netto gewicht van deze tabletten bedroeg minimaal 573 kilo en 600 gram.
Door ons zijn vervolgens 100 tabletten los gewogen. Het netto gewicht van deze 100 tabletten bedroeg 25 gram. Een tablet woog derhalve 0,25 gram netto. Dat betekent dat in deze plastic zakken tenminste 2.294.400 XTC pillen hebben gezeten.
Monsters van vorenbedoelde XTC tabletten zullen voor nader onderzoek worden overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk.
3. Het door Ing. A.G.A. Sprong, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag opgemaakte rapport van 26 november 2012, pagina 51 e.v. voor zover inhoudende als relaas van bevindingen van genoemde rapporteur, zakelijk weergegeven:
Betreft ontvangen onderzoeksmateriaal in de zaak van de [verdachte], ontvangen op 13 november 2012 van de Forensische Opsporing Twente, met daarbij de vraagstelling of het materiaal middelen bevat die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet.
Voor het identificatieonderzoek werd gebruik gemaakt van gaschromatografie-massaspectrometrie en/of infraroodspectroscopie.
De resultaten en conclusies van het onderzoeksmateriaal zijn:
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AAFH5000NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), lichtgroen, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5001NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,23 gram), lichtblauw, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5002NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "l A"
AAFH5003NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), lichtblauw, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5004NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), groen, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5005NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5006NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), roze, opdruk: bevat MDMA
tulp
AAFH5007NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,23 gram), lichtblauw, bevat MDMA
roze, diepdruk: "lA"
AAFH5008NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,23 gram), lichtgroen, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5010NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), lichtgroen, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5011NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), roze, opdruk: bevat MDMA
tulp
AAFH5012NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), groen, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5013NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,25 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5014NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5015NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), groen, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5016NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), lichtblauw, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5017NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5009NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), groen, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5021NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), groen, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5018NL een plastic potje met daarin:
monster, zes gleuftabletten (à 0,24 gram), groen, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5019NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5020Nl monster,vijf gleuftabletten(a 0,24 gram), lichtblauw, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5O22NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "lA"
AAFH5O23NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), lichtblauw, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5O24NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), groen, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5025NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), roze, bevat MDMA
diepdruk: "1A"
AAFH5O26NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,23 gram), groen, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5O27NL monster, vijf gleuftabletten (à 0,24 gram), lichtblauw, bevat MDMA
opdruk: tulp
AAFH5O28NL monster, vijf gleuftabletten (á 0,24 gram), groen, bevat MDMA
diepdruk: “1A”
Aanvullende informatie
MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
4. Het proces-verbaal van 21 november 2012 van [B] en [V], pagina 70 e.v. voor zover inhoudende als verklaring van [M], zakelijk weergegeven:
Op woensdag, 7 november 2012 kreeg ik een ping van Ali. Ali ken ik zo’n anderhalf à twee maanden. Ik heb hem leren kennen in de moskee. Ik kwam met Ali aan de praat over mijn situatie. Ik vertelde dat ik wat problemen had. Ik had geen werk. Een week voordat ik werd aangehouden, heeft Ali mij de telefoon gegeven. Hiermee bedoel ik de Blackberry Curve. Dit is dezelfde telefoon die ik bij mij had tijdens mijn aanhouding. Met deze telefoon zou hij mij kunnen bereiken. Ali gaf mij deze telefoon omdat ik mogelijk klusjes voor hem kon doen. Ali zocht contact met mij, dit was een week voordat ik werd aangehouden. Hij pingde mij: “Ik ben er nu”. Ik wist dat hij hiermee de Nassaustraat of -haven bedoelde. Toen ben ik daarnaartoe gegaan. Toen ik daar aankwam vertelde hij me dat hij een klusje voor me had. Er stond nog een persoon bij Ali. Dit was de man waarmee ik ben aangehouden, de chauffeur van het busje. Ali vertelde dat er spul opgehaald en weggebracht moest worden. Hij zei dat dit klusje volgende week zou plaatsvinden. De andere man sprak met Ali, zij spraken met elkaar in vermoedelijk de Turkse taal. Een paar dagen voordat ik werd aangehouden kreeg ik nogmaals een ping van Ali. Ali vroeg mij nogmaals naar de ontmoetingsplek te komen. Ik ben daarnaartoe gegaan. Ali vertelde mij dat hij agrarische zaden had die vervoerd moesten worden. Hij zei me dat dit morgen moest worden gedaan. Ik hoorde hem zeggen dat ik
€ 100,= van hem zou krijgen voor deze rit. De volgende dag was de dag waarop ik ben aangehouden. Die dag kwam ik op een gegeven moment uit op een soort van industrieterrein. Toen we daar aankwamen stond de witte bus er al. Ik zag ook dat de bestuurder er al was. Er waren nog twee andere jongens. In totaal waren er vijf personen. Een van de jongens had een plastic tas in de auto gelegd. In deze tas zat water en eten. Ik hoorde Ali toen nog met de bestuurder praten in de Turkse taal. Ik zei toen tegen Ali dat het ging om veel zaadjes, gezien de grootte van de bus. Ali vertelde dat de TomTom al was ingesteld. Hij vertelde me toen dat wij eerst van Rotterdam naar Dongen moesten. Van Dongen moesten wij naar Almelo en daarna retour naar Rotterdam. Ali gaf mij nog een Blackberry. Deze Blackberry moest ik overhandigen aan de persoon die wij zouden ontmoeten in Almelo. Ik hoorde van Ali dat wij dozen met agrarische zaden moesten inladen in Dongen. Daarna zijn wij in de auto gestapt en weggereden in de richting van Dongen. Nadat wij bij Dongen in de buurt waren, hebben wij de snelweg verlaten en zijn bij de afrit rechtsaf gegaan. Er was daar een carpoolplaats of parkeerplaats. Hier stond een rode auto. Ali had gezegd dat hier een man op ons zou staan wachten. Hij kwam toen naar onze bus toegelopen. Hij sprak toen Turks met de bestuurder. Ik begreep van de bestuurder dat wij achter hem aan moesten rijden. Het duurde hooguit vijf minuten voordat we aankwamen bij de plek waar we moesten zijn. In de buurt van een woonwagen en de hal of schuur stapten wij uit. Hier stonden de dozen al klaar. Daarna wilde ik zonder handschoenen de dozen oppakken. Hierna moest ik handschoenen aantrekken. Deze dozen waren dichtgeplakt. Ik weet nog dat ik dacht dat de dozen erg zwaar waren. Ik en de bestuurder zijn in de laadruimte van de bus gaan staan. De man heeft ons toen de dozen aangegeven. Daarna zijn we teruggereden naar de carpoolplaats. De man in de rode Volvo is toen met ons meegereden. Hier gaf hij de bestuurder nog iets. Volgens mij was dit een Nokia telefoon. Daarna zijn we over de snelweg richting Almelo gereden. Onderweg zei de bestuurder tegen me: “Politie stop”. Daarna bleef de bestuurder nog doorrijden. Daarna haalde de politieauto ons in. Ik pingde Ali toen dat de politie ons liet stoppen. Daarna heeft de bestuurder de auto gestopt. De bestuurder werd aangesproken door de politie. De agenten zijn toen met de bestuurder achterom gelopen. Ik werd toen door de andere agent aangesproken en aangehouden.
5. Het proces-verbaal bevindingen vrachtwagen Dongen van 13 november 2012 van [H] , voor zover inhoudende als verklaring van die verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 10 juli werd onder leiding van de officier van justitie te Rotterdam mr. C.J.A. van der Maas, een opsporingsonderzoek gestart onder de naam SERMEI. Op donderdag 28 juni 2012 werd de volgende informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid ontvangen: [F], [U] en [K] vormen samen met enkele andere mannen een groep. De groep is betrokken bij de invoer en handel in heroïne. [U] is vaak bij garage [X] in de Spaanse polder. Hij heeft daar veel contacten in verband met drugshandel.
Gebleken is dat met [U] wordt bedoeld: [B], geboren [1976] te [plaats] en met garage [X] de garage [X], [adres] te [plaats].
Op woensdag 25 juli 2012 werd de volgende informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid ontvangen: [U] van [X] werkt op het gebied van de drugshandel momenteel veel met Apo.
Op 1 oktober 2010 is [B] gehoord. In zijn verklaring geeft [B] aan dat hij tijdens zijn aanhouding in gezelschap was van een man, die hij Apo noemt. Uit andere verhoren bleek dat Apo volledig is genaamd: [U], geboren [1979] te [plaats] ([land]). In het onderzoek bleek dat een ons onbekende man regelmatig fungeert als de chauffeur van nn man Apo. Daarbij werd gebruik gemaakt van een Citroën, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X]. Van [B] is bekend dat hij een aantal keren in de omgeving van de gemeente Dongen is geweest. Onder andere op 6 november 2012 is [B] in de gemeente Dongen geweest.
6. Het proces-verbaal van niet-stelselmatige observatie van 7 november 2012, opgemaakt doorde opsporingsambtenaren 308, 342, 344, 373, 378, 385 en 403, allen werkzaam bij de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, voor zover inhoudende als verklaring van die verbalisanten, zakelijk weergegeven:
In opdracht van de chef van het Bureau Recherche Ondersteuning en op verzoek van de Regionale Recherche Dienst van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, hebben wij met betrekking tot dit opsporingsonderzoek op grond van artikel 2 van de Politiewet 1993, op woensdag 7 november 2012 niet stelselmatig geobserveerd en de navolgende waarnemingen gedaan en/of het volgende ondernomen:
08:30
385. In overleg met de aanvragende dienst wordt een onderzoek ingesteld op de in dit onderzoek bekende adressen teneinde de NN gebruiker van de personenauto van het merk Citroën, type DS4, kleur grijs, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X], onder observatie te kunnen nemen.
08:43
308. Een man, verder in dit proces-verbaal NN1 te noemen, stapt op de Schalkeroord te Rotterdam als bestuurder in de Citroën, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X] en rijdt weg.
09:36
385/403. NN1 en “Apo” verlaten het portiek [adres] te [plaats]. NN1 heeft in zijn rechterhand een rood gekleurde half opgevouwen plastic tas. NN1 en “Apo” lopen naar de Citroën voorzien van het kenteken [XX-XXX-X] en stappen respectievelijk als bestuurder en bijrijder in de Citroën die hierop wegrijdt.
10:05
385/403. NN1 rijdt als bestuurder met de Citroën, voorzien van het kenteken
[XX-XXX-X], op het [adres] te [plaats].
11:29
344. NN1 en “Apo” verlaten het portiek [adres] te [plaats] en lopen weg in de richting van het parkeerterrein gelegen tussen de flats 5 en 6 aan de Hoge Filterweg.
11:45
308/342. De Citroën, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X], wordt geparkeerd op de Thurledeweg ter hoogte van het garagebedrijf “[X]”, gevestigd [adres] te [plaats]. “Apo”stapt als bijrijder uit de Citroën en gaat genoemd garagebedrijf binnen. Korte tijd later stapt ook NN1 uit de Citroën en gaat eveneens genoemd garagebedrijf binnen.
14:08
342/344. NN1 stopt met de Citroën, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X], op de [straat] ter hoogte van pand 67 te [plaats]. Een man, verder in dit proces-verbaal NN6 te noemen, staat ter hoogte van pand [adres] en komt op de Citroën aflopen, praat even met NN1 en loopt weg in de richting van het pand [adres]. Kort hierop komt NN6 uit de richting van pand [adres] en stapt als bijrijder in de Citroën.
14:30
342. NN1 rijdt als bestuurder met NN6 als bijrijder in de Citroën, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X], op de [straat] te [plaats] in de richting van het garagebedrijf “[X]”.
14:31
308/342/373. NN1 en NN6 gaan het garagebedrijf “[X]”binnen.
14:32
342/373. NN1 en NN6 verlaten met 2 mannen het garagebedrijf “[X]”. NN1 opent de kofferbak van een ter hoogte van het garagebedrijf geparkeerd staande personenauto van het merk Mercedes en haalt daar een tas uit. NN1, NN6 en de 2 mannen lopen naar de bijrijderszijde van een op de [straat] geparkeerd staande witte vrachtauto. Kort hierop loopt NN1 terug naar de Citroën, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X] en opent het bijrijdersportier. NN1 doet het bijrijdersportier weer dicht en loopt een stukje terug in de richting van de vrachtauto. Direct hierop loopt NN1 weer terug naar de Citroën en opent het bestuurdersportier. NN1 sluit het bestuurdersportier van de Citroën en loopt wederom weg in de richting van de vrachtauto. NN1 blijft ter hoogte van de vrachtauto staan. Diverse mannen verlaten het garagebedrijf “[X]” en lopen heen en weer tussen de diverse aldaar geparkeerd staande personenauto’s en de vrachtauto.
14:39
342/373. NN1 en “Apo” staan op de [straat] ter hoogte van het garagebedrijf “[X]” bij de aldaar geparkeerd staande Citroën, voorzien van het kenteken [XX-XXX-X]. “Apo” opent de kofferbak van de Citroen, pakt iets uit de kofferbak en geeft dat aan NN1. NN1 loopt weg in de richting van de vrachtauto. “Apo” blijft nog even bij de Citroën staan en gaat vervolgens het garagebedrijf “[X]” binnen. NN1 en NN6 staan ter hoogte van de vrachtauto.
15:25 - 16:12
Allen. NN1 rijdt als bestuurder met NN6 als bijrijder met de vrachtauto, voorzien van het kenteken [X-XXX-XX], tussen genoemde tijdstippen naar de gemeente Dongen.
16:24
308/344/385/403. NN1 rijdt als bestuurder met NN6 als bijrijder, met de vrachtauto voorzien van het kenteken [X-XXX-XX], het terrein op van de “Stalling Brabant”, gevestigd aan de [adres] te Dongen. NN1 rijdt door een openstaand schuifhek tot aan een dichte loodsdeur. Een man, verder in dit proces-verbaal NN7 te noemen, loopt het terrein van “Stalling Brabant” op. NN7 is een man met een Zuid-Oost Europees uiterlijk.
16:27
308. De vrachtauto, voorzien van het kenteken [X-XXX-XX] rijdt de loods van “Stalling Brabant” in.
16:51
344. De vrachtauto, voorzien van het kenteken [X-XXX-XX], rijdt uit de loods van “Stalling Brabant” . NN1 rijdt als bestuurder met NN6 als bijrijder in de vrachtauto.
16:58 -19:14
Allen. NN1 rijdt als bestuurder met NN6 als bijrijder met de vrachtauto, voorzien van het kenteken [X-XXX-XX] tussen genoemde tijdstippen, via de provinciale weg N629, de rijkswegen A27, A59, A2, A59, A50, A12, A50, A1 en A35 naar de gemeente Almelo.
19:15
373. NN1 rijdt als bestuurder met NN6 als bijrijder met de vrachtauto, voorzien van het kenteken [X-XXX-XX], op de rijksweg A35 ter hoogte van hectometerpaal 48.5 en krijgt van politiepersoneel in een als zodanig als politieauto herkenbaar voertuig, een teken tot stoppen. NN1 verlaat met de vrachtauto via de afrit Almelo Zuid de Rijksweg.
7. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 april 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben woonachtig in Duitsland, maar verbleef tijdelijk in Rotterdam, omdat mij door een in Rotterdam wonende Turk, genaamd Ali, werk was beloofd. Ongeveer twee weken vóór mijn aanhouding kreeg ik van Ali een briefje met daarop een nummer. Ik moest dat briefje bij mij houden en later aan Ali teruggeven. Waarom dat was, weet ik niet. Ik heb dat briefje bewaard in mijn jaszak.
Op 7 november 2012 ben ik omstreeks 07.00 uur opgestaan. Op een gegeven moment, dat kan omstreeks 12.00 uur geweest zijn, kreeg ik een sms-bericht om naar het trefpunt te gaan. Ik ben daar toen naar toe gegaan met de Citroën personenauto van een kennis, genaamd [A]. Bij het trefpunt bij een MacDonalds in Rotterdam, heb ik [M], die later samen met mij is aangehouden, en Ali ontmoet. Ik was kort daarvoor via Ali met [M] in contact gekomen. Behalve [M] en Ali waren er nog twee personen bij de MacDonalds. Ik kreeg de sleutel van een vrachtwagen, waarmee [M] en ik naar twee adressen moesten rijden. Deze adressen stonden al geprogrammeerd in de TomTom. Op het eerste adres in Dongen moesten wij dozen ophalen, die vervolgens naar Almelo moesten worden vervoerd en daar door ons moesten worden overgedragen. Van Ali kreeg ik € 600,-- voor dit transport. Volgens Ali zouden er Viagra pillen in de dozen zitten. Vervolgens zijn [M] en ik met de vrachtwagen naar het adres in Dongen gereden. Dat was een grote hal. In die hal hebben wij de dozen ingeladen. Dit waren zware dozen. Wij kregen hierbij hulp van een mij onbekende jongeman. Ik wilde op een gegeven moment in een van de dozen kijken, maar dat werd mij door die jongeman verboden. Ook vloekte die jongeman toen ik de dozen zonder handschoenen te dragen, wilde optillen. Op dat moment kreeg ik het gevoel dat het niet klopte waar wij mee bezig waren. Desondanks ben ik niet weggegaan en doorgegaan met het inladen van de dozen omdat ik het geld goed kon gebruiken en ik na de klus terug wilde naar Duitsland.
Mij worden de waarnemingen voorgehouden die door het observatieteam van de politie met betrekking tot het transport zijn vastgelegd op 7 november 2012. Het kan wel kloppen zoals de politie het heeft opgeschreven.