ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ9180

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/08/135541 / KG ZA 13-41
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verbod van executiemaatregelen in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, heeft eiseres DGN Retail B.V. een kort geding aangespannen tegen meerdere gedaagden met betrekking tot een vordering tot verbod van executiemaatregelen. De voorzieningenrechter heeft op 24 april 2013 uitspraak gedaan. De kern van het geschil betrof de vraag of de 'oude' rente, die betrekking heeft op de periode van 1 januari 2007 tot 8 augustus 2008, door DGN al dan niet was betaald vóór de datum van de cessieovereenkomsten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van DGN om gedaagden te verbieden verdere executiemaatregelen te treffen, niet voor toewijzing vatbaar was. Dit omdat DGN de hoofdsom, die uiterlijk op 31 december 2012 terugbetaald diende te worden, nog niet volledig had voldaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de betalingen die DGN aan gedaagden had gedaan, kwalificeerden als rentebetalingen en niet als aflossingen op de hoofdsom. Hierdoor was er geen rechtsgeldige grond voor verrekening van de vorderingen van DGN op gedaagden. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van DGN af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden werden begroot op € 1.524,--.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/135541 / KG ZA 13-41
datum vonnis: 24 april 2013 (fs)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DGN Retail B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
verder te noemen DGN,
advocaat: mr. A.C. Huisman te Enschede,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [plaats],
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [plaats],
gedaagden,
verder ook afzonderlijk te noemen [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4],
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg te Enschede.
1. Het procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussen partijen gewezen tussenvonnis van de voorzieningenrechter van 10 april 2013,
waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd;
- de van 15 april 2013 daterende akte uitlating aan de zijde van DGN, waarin tevens is
afgezien van de geplande mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting op
23 april 2013 en is verzocht de mogelijkheid te bieden schriftelijk te reageren op
het (tussen)vonnis.
- de fax van 15 april 2013 aan de zijde van gedaagden, waarin tevens wordt afgezien van
de geplande behandeling ter terechtzitting. In deze fax wordt ook inhoudelijk gereageerd
op voormelde akte van de zijde van DGN, die daartoe reeds op voorhand is verzonden
aan de wederpartij.
1.2 Ten slotte is weer vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
2.1. De voorzieningenrechter volhardt bij wat is overwogen en beslist in de tussenbeslissing. Dit voor zover hierna niet alsnog anders wordt beslist. In vervolg op het tussenvonnis moet thans nog als volgt worden overwogen en beslist.
2.2. De vragen die thans nog ter beantwoording voorliggen zijn of de zogenoemde “oude” rente, dat wil zeggen de rente over de periode van 1 januari 2007 tot 8 augustus 2008, door DGN reeds vóór de datum van de cessieovereenkomsten is betaald, of dat die rente dubbel is betaald, en in het geval dubbel is betaald, op welke datum dan de betaling aan Serbouwcom AB B.V (i.o) heeft plaatsgevonden.
2.3. Bij akte uitlating van 15 april 2013 heeft DGN aangevoerd dat van een dubbele betaling geen sprake is geweest. De uitbetaling heeft alleen aan gedaagden plaatsgevonden en niet (ook) aan Serboucom AB B.V.. Deze uitbetaling, die betrekking had op het hele boekjaar 2007, heeft plaatsgevonden op 5 maart 2009. Daarbij merkt DGN op dat de feitelijke uitbetaling onderscheiden moet worden van de boekhoudkundige verwerking daarvan. Bij gebreke van een bankrekening van Serboucom AB B.V. werden verschuldigde betalingen uit hoofde van de geldlening boekhoudkundig verwerkt in de rekeningcourantverhouding tussen DGN retail en Serboucom AB B.V..
2.4. Gedaagden vragen in hun fax van 15 april 2013 akte van de erkenning van DGN dat de “oude” rente niet tevens ‘een tweede keer’ aan Serboucom AB B.V. is betaald.
2.5. Nu tussen partijen hierover geen verschil van inzicht (meer) bestaat, gaat de voorzieningenrechter er van uit dat de “oude” rente, die ziet op de periode van 1 januari 2007 tot 8 augustus 2008 voor de cessiedatum nog niet door DGN was betaald. Gelet daarop is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de nevenvordering tot betaling van die reeds lang voordien verschuldigd geworden rente, met de cessie is overgegaan op gedaagden en dat zulks ook de bedoeling was van alle betrokkenen. De voorzieningenrechter trekt hieruit voorshands oordelend de conclusie dat de hier aan de orde zijnde rentebetalingen van DGN aan gedaagden op of omstreeks 5 maart 2009 bevrijdend en niet onverschuldigd zijn gedaan. De voorzieningenrechter is in dit oordeel gesterkt door de omstandigheid dat nadien - behoudens dan dit verzet tegen executie - door of namens DGN kennelijk geen moeite is gedaan om die rentebetalingen terugbetaald te krijgen dan wel alsnog van een “ander etiket” te voorzien.
2.6. Het voorgaande staat in de weg aan rechtsgeldige verrekening, gelijk door DGN wordt bepleit. Immers is - zoals hiervoor is overwogen - voorshands niet komen vast te staan dat hier een vordering is ontstaan van DGN op gedaagden waarmee kon worden verrekend.
2.7. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de betalingen door DGN aan gedaagden (steeds) uitdrukkelijk zijn aangeduid als rentebetalingen en niet als aflossingen, namelijk als “rente lening Serboucom AB periode 01-01-2007 tm 30-06-2007” en “rente lening Serboucom AB periode 01-07-2007 tm 31-12-2007”. De voorzieningenrechter heeft in de stellingen van partijen geen afdoende reden gevonden om deze betalingen anders te kwalificeren dan als rentebetalingen, die - gelet op hetgeen onder 2.5. is overwogen - niet onverschuldigd zijn gedaan. De kwalificatie van de op of omstreeks 5 maart 2009 door DGN uitgevoerde betalingen als rentebetaling die reeds geruime tijd daarvoor verschuldigd zijn geworden over de lening aan Serboucom over het jaar 2007, sluit dus uit dat deze betalingen alsnog kunnen worden aangemerkt als aflossing op de delen van de hoofdsom van de oorspronkelijke lening aan DGN. De stelling van DGN, dat zij met de recent aan gedaagden overgemaakte gelden in combinatie met de door haar voorgestane verrekening, de oorspronkelijk geleende hoofdsom volledig aan gedaagden heeft voldaan, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet houdbaar en mist - voorshands oordelend - feitelijke grondslag.
2.8. De voorzieningenrechter komt derhalve tot de slotsom dat DGN de vier delen van de oorspronkelijk geleende hoofdsom nog niet (volledig) aan gedaagden heeft terugbetaald, terwijl dat volgens de geldleningovereenkomst uiterlijk op 31 december 2012 had dienen te gebeuren. Hieruit volgt dat gedaagden recht en belang hebben (behouden) bij de door hen aangezegde executiemaatregelen, waarmee enkel nog wordt beoogd het afdwingen van de betaling van de vier hoofdsommen met de nieuwe rente daarover per 1 januari 2013. Gelet hierop is de vordering van DGN om gedaagden te verbieden (verdere) executiemaatregelen te treffen, niet voor toewijzing vatbaar. Ook de overige vorderingen van DGN zijn als logisch gevolg daarvan niet voor toewijzing vatbaar.
2.9. DGN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op € 274,-- aan verschotten (griffierecht) en € 1.250,- aan salaris advocaat.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt DGN in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op € 274,-- aan verschotten en € 1.250,- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.