ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ8334

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08/710371-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, verduistering en poging tot zware mishandeling met gevaar voor derden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 april 2013 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, verduistering en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft op 18 juni 2012 een auto verduisterd die toebehoorde aan een autobedrijf en heeft op 20 juni 2012 in Losser met deze auto goederen gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Tijdens zijn vlucht voor de politie heeft hij met hoge snelheid gereden, wat leidde tot gevaarlijke situaties voor voorbijgangers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een aantal goederen heeft verduisterd en gestolen, en dat hij daarbij meerdere verkeersregels heeft overtreden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door zijn daden. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering, om te waarborgen dat de verdachte zich aan de voorwaarden houdt en zijn gedrag verbetert. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710371-12
Datum vonnis: 23 april 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1974 in [plaats],
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 april 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een auto heeft verduisterd;
feit 2: diefstal met geweld heeft gepleegd;
feit 3: heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 1], danwel die [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 4: een hekwerk heeft vernield;
feit 5: heeft geprobeerd enkele weggebruikers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en/of gevaar op de weg heeft veroorzaakt voor die weggebruikers;
feit 6: een tuinhek heeft vernield;
feit 7: heeft gereden zonder rijbewijs;
feit 8: een aanhangwagen en vijftien velgen heeft gestolen;
feit 9: sieraden van zijn moeder heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks 18 juni 2012 tot en met 20 juni 2012 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in het arrondissement Almelo opzettelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [firma 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren)/auto verdachte anders dan door misdrijf, te weten een proefrit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2012 in de gemeente Losser althans in het arrondissement Almelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autovelg, en/of aircokoelers en/of remschijven en/of oud ijzer en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [firma 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of een ander personeelslid, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, met een een door verdachte bestuurde auto met hoge snelheid
en/of zonder snelheid te minderen en/of althans zonder (voldoende) te remmen is toe-/in-/afgereden en/of achterwaarts is toe-/in-/afgereden op die [slachtoffer 1]/personeelslid;
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2012 in de gemeente Losser althans in het arrondissement Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (aan) [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of zonder (voldoende) snelheid te verminderen en/althans zonder (voldoende) te remmen is toe-/in-/afgereden en/of achterwaarts is toe-/in/afgereden op genoemde [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 juni 2012 in de gemeente Losser althans in het arrondissement Almelo, een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd
= met enig misdrijf tegen het leven gericht althans
= met zware mishandeling;
immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door verdachte bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of zonder (voldoende) snelheid te verminderen en/althans zonder (voldoende) te remmen is toe-/ingereden en/of achterwaarts is ingereden op genoemde [slachtoffer 1];
4.
hij op of omstreeks 20 juni 2012 in de gemeente Losser, althans in het arrondissement Almelo, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [firma 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 20 juni 2012 in de gemeente Losser en/of Glanerbrug en/of in de gemeente Enschede en/althans (elders) in het arrondissement Almelo meermalen althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (aan) een of meerdere personen/passanten/weggebruikers - te weten: [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of zonder (voldoende) snelheid te verminderen en/althans zonder (voldoende) te remmen is toe-/in-/afgereden op genoemde
personen/passanten/weggebruikers, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 20 juni 2012 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Losser en/of te Enschede, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Hogeveldweg/Lonnekerweg en/of de Kremersveenweg en/of de Euregioweg en/of de Bultsweg, - met hoge snelheid achteruit is gereden en/of (vervolgens)
- met hoge snelheid is weggereden en/of (vervolgens)
- gevaarlijk heeft ingehaald waardoor een scooterrijder krachtig moest remmen
en/of (vervolgens)
- met hoge snelheid over (een aantal) verkeersdrempels is gereden en/of (vervolgens)
- zonder te remmen althans snelheid te verminderen langs/in de richting van een jogger ([slachtoffer 4]) is gereden en/of (vervolgens)
- zonder te remmen althans snelheid te verminderen langs/in de richting van een fietser ([slachtoffer 5]) is gereden en/of (vervolgens)
- zonder snelheid te verminderen op een kruising is afgereden en (vervolgens) die kruising is overgestoken en/of (vervolgens)
- met hoge snelheid over het troittoir is gereden,
waarbij verdachte niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/of dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voordurend onder controle heeft gehad, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 20 juni 2012 te Glanerbrug, gemeente Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhek/hekwerk (aan de Bultsweg), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een door verdachte bestuurde auto tegen die/dat tuinhek/hekwerk aan te rijden;
7.
hij op of omstreeks 20 juni 2012 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Losser en/of te Enschede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, (onder andere de Broekweg te Losser en/of de Kremersweg en/of de Bultsweg te Enschede zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
8.
hij op of omstreeks 21 mei 2012 te Denekamp, gemeente Dinkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen en/of 15, althans een aantal velgen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
9.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode 06 juni 2012 tot en met 15 juni 2012 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- 4, althans een aantal armbanden en/of
- 3 althans meerdere kettingen en/of
- 6 althans meerdere ringen en/of
- een paar oorbellen en/of
- een neuspiercing,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] (zijnde de moeder van verdachte), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het onder 3 en 5 tenlastegelegde vrij te spreken en hem te veroordelen voor de overige feiten. Voorts heeft zij verzocht om verdachte, behoudens voor de tenlastegelegde overtredingen, een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voor de tenlastegelegde overtredingen heeft de officier van justitie een maand hechtenis gevorderd.
Deze strafeis ziet ook op feiten die de officier van justitie bewezen acht in de zaak met parketnummer 08/284241-11, welke zaak ook ter zitting van 9 april 2013 is behandeld. Nu de zaken niet zijn gevoegd, wordt op deze zaken tegen de verdachte bij afzonderlijk vonnis beslist.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het onder feit 1, 2, 4, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan en verdachte van het onder feit 3 en 5 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
feit 3
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier, waaronder de verklaring van verdachte, volgt dat verdachte in de rode auto over het parkeerterrein heeft gereden en dat de heer [slachtoffer 1] op een gegeven moment opzij stapt vlak voordat de rode auto hem passeert. Dit volgt ook uit de door de rechtbank ter zitting bekeken videobeelden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat noch uit het dossier noch uit de getoonde beelden volgt dat verdachte op dat moment opzet heeft gehad om de heer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook van voorwaardelijk opzet op dat letsel is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Uit het dossier volgt niet dat verdachte wist dat iemand op de parkeerplaats de hoek om zou komen, terwijl het terrein evenmin dicht was bevolkt met personen. Hoewel het gedrag van verdachte onvoorzichtig was, heeft hij dan ook niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat er iemand zou zijn. Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte het oogmerk had om de heer [slachtoffer 1] te bedreigen, zodat de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken.
feit 1
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank evenals de officier van justitie van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal met geweld. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte weliswaar de diefstal heeft gepleegd, maar dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte daarbij het tenlastegelegde geweld heeft begaan. Het is immers niet komen vast te staan dat verdachte wist dat de heer [slachtoffer 1] op het parkeerterrein aanwezig was en evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte het oogmerk had om de heer [slachtoffer 1] met de door hem bestuurde auto te bedreigen, zodat de rechtbank van dit onderdeel van het tenlastegelegde zal vrijspreken.
feit 4
Ten aanzien van feit 4 is de rechtbank evenals de officier van justitie van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
feit 5
De tenlastelegging van feit 5 is cumulatief-alternatief opgesteld. In de eerste plaats wordt verdachte, kort samengevat, verweten dat hij heeft geprobeerd om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan een viertal personen, door met een door hem bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en zonder deze (voldoende) te verminderen of (voldoende) te remmen is langs of ingereden op deze personen. In de tweede plaats wordt hem, kort samengevat, verweten dat hij als bestuurder van een auto gevaar op de weg heeft veroorzaakt, dan wel dat verkeer heeft gehinderd.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte met hoge snelheid langs zowel mevrouw [slachtoffer 4], mevrouw [slachtoffer 5] als de heer [slachtoffer 6] is gereden. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij dacht dat de auto zo’n 100 km per uur reed en dat zij van schrik in de berm is gesprongen. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de auto rakelings lang haar reed en dat zij van schrik in de berm is gesprongen en [slachtoffer 6] heeft verklaard dat de auto over de verkeersdrempels vloog. Ook verdachte heeft verklaard dat hij harder is gaan rijden om weg te komen van de politie die hem achtervolgde. Hij zegt 100 km te hebben gereden op een weg waar hij 80 km mocht rijden. De heer [slachtoffer 7] heeft verklaard dat, toen hij met zijn buurman op het trottoir stond, hij hoorde dat een flinke dot gas werd gegeven en dat de auto het trottoir op werd gestuurd en dat de auto er aan kwam rijden.
De rechtbank concludeert uit de bewijsmiddelen dat verdachte ten aanzien van [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] gevaar op de weg heeft veroorzaakt en dat daarmee ten aanzien van hen het in de eerste plaats tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte opzet, en evenmin voorwaardelijk opzet, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. [slachtoffer 4] heeft weliswaar verklaard dat zij op de Kremersweg op een gegeven moment een sirene hoorde en dat zij, toen zij achter zich keek, op zo’n tien meter een rode Opel Corsa zag rijden en vervolgens van schrik in de berm is gesprongen, niet kan worden gesteld dat de aanmerkelijke kans bestond dat verdachte haar zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. [slachtoffer 4] is de berm in gesprongen en daarmee was nog voldoende ruimte tussen [slachtoffer 4] en verdachte aanwezig. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank ook ten aanzien van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de weg smal was met bomen langs de weg, dat de chauffeur rakelings langs haar reed en dat zij met de fiets in de berm is gesprongen. [slachtoffer 6] heeft wel verklaard dat de auto over de drempels in de Lonnekerweg vloog, maar hij heeft ook verklaard dat hij van de weg is gestapt en nog vijf seconden over had voordat de auto er langs kwam. De rechtbank zal verdachte dan ook voor deze onderdelen vrij spreken van de tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank komt daarmee ten aanzien van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] wel tot een bewezenverklaring van het in de tweede plaats tenlastegelegde. Ten aanzien van [slachtoffer 5] kan dat echter niet bewezen worden verklaard. [slachtoffer 5] reed over de Glanerveldweg richting Vosbultsweg en die zijn niet in de tenlastelegging opgenomen.
Anders is dit naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van [slachtoffer 7]. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf de verharde weg de zandweg op is gereden. Dat was voor hem nog de enige uitweg. Verdachte heeft op een gegeven moment gas gegeven en hij is de stoep opgereden. Op de stoep stonden [slachtoffer 7] en zijn buurman [slachtoffer 8]. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte de beide mannen moet hebben gezien, nu hij de stoep oprijdt en zo dichtbij komt dat als [slachtoffer 7] niet opzij was gesprongen de auto hem had geraakt. Verdachte kon de mannen ook niet passeren zonder hen te raken. De rechtbank is dan ook voor oordeel dat verdachte door op zo’n manier te rijden, hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij iemand aanrijdt en raakt en dat als hij iemand raakt, dat zwaar lichamelijk letsel oplevert. De rechtbank acht het in de eerste plaats ten aanzien van [slachtoffer 7] tenlastegelegde bewezen.
Feiten 6, 7, 8 en 9
Ten aanzien van de feiten 6, 7, 8 en 9 is de rechtbank evenals de officier van justitie van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
5.3. De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 juni 2012 te Hengelo opzettelijk een auto toebehorende aan [firma 1] en
[slachtoffer 2] welke auto verdachte anders dan door misdrijf, te weten een proefrit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeeigend;
2.
Hij op 20 juni 2012 in de gemeente Losser met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autovelg, aircokoelers en remschijven toebehorende aan de firma [firma 2];
4.
hij op 20 juni 2012 in de gemeente Losser opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk toebehorende aan de firma [firma 2] heeft vernield;
5.
hij op 20 juni 2012 in Glanerbrug ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer 7] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door verdachte bestuurde auto met hoge snelheid en zonder voldoende snelheid te verminderen is toegereden op genoemde persoon, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 20 juni 2012 te Losser en te Enschede, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Hogeveldweg/Lonnekerweg en/of de Kremersveenweg en/of de Euregioweg en/of de Bultsweg,
-met hoge snelheid achteruit is gereden en/of
-met hoge snelheid is weggereden en/of
-gevaarlijk heeft ingehaald waardoor een scooterrijder krachtig moest remmen en/of
-met hoge snelheid over verkeersdrempels is gereden en/of
-zonder te remmen althans snelheid te verminderen in de richting van een jogger ([slachtoffer 4]) is gereden en/of
-zonder snelheid te verminderen op een kruising is afgereden en die kruising is overgestoken en/of
-met hoge snelheid over het trottoir is gereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
6.
hij op 20 juni 2012 te Glanerbrug, gemeente Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhek aan de Bultsweg toebehorende aan [slachtoffer 8] heeft vernield door met een door verdachte bestuurde auto tegen dat tuinhek aan te rijden;
7.
hij op 20 juni 2012 te Losser en te Enschede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, onder andere de Kremersveenweg en de Bultsweg te Enschede zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
8.
hij op of omstreeks 21 mei 2012 te Denekamp, gemeente Dinkelland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen en 15 velgen toebehorende aan [slachtoffer 9];
9.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode 06 juni 2012 tot en met 15 juni 2012 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- 4 armbanden en
- 3 kettingen en
- 6 ringen en
- een paar oorbellen en
- een neuspiercing,
toebehorende aan [slachtoffer 10] (zijnde de moeder van verdachte).
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De in de tenlastelegging onder feit 7 genoemde Kremersweg leest de rechtbank als een kennelijke verschrijving en heeft dat gewijzigd in Kremersveenweg. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 302, 310, 321 en 350 Sr, alsmede de artikelen 5 jo 177 en 107 jo 177 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: verduistering;
feiten 2 en 8
telkens het misdrijf: diefstal;
feiten 4 en 6:
telkens het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen;
feit 5 in de eerste plaats:
het misdrijf: poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel;
feit 5 in de tweede plaats:
de overtreding: overtreding van artikel 5 WVW;
feit 7:
de overtreding: overtreding van artikel 107, eerste lid WVW;
feit 9:
het misdrijf: diefstal, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd voor de bewezenverklaarde misdrijven een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden op te leggen en voor de bewezenverklaarde overtredingen een maand hechtenis.
De rechtbank merkt in dit verband op dat de vordering van de officier van justitie ook betrekking heeft op de in de zaak met parketnummer 08/284241-11 tenlastegelegde feiten, welke zaken ook ter zitting van 9 april 2013 zijn behandeld. Bij de strafoplegging zal de rechtbank overeenkomstig het in art. 63 Sr bepaalde dan ook rekening houden met de feiten waaraan verdachte in deze andere zaak schuldig is verklaard.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich op 20 juni 2012 schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
Met een twee dagen eerder verduisterde auto heeft hij goederen gestolen bij [firma 2]. Om van het parkeerterrein van [firma 2] weg te komen is verdachte door een hekwerk gereden en vervolgens is hij, teneinde in een poging om te ontsnappen aan de politie, met hoge snelheid weggereden. In de daarop volgende achtervolging door de politie heeft verdachte zijn snelheid niet geminderd en heeft hij op diverse momenten gevaar op de weg veroorzaakt. Verdachte is uiteindelijk tot stilstand gekomen in een tuin, waar hij een tuinhek heeft vernield en waar de heer [slachtoffer 7] opzij moest springen om niet door verdachte aangereden te worden. Bij het plegen van deze delicten is verdachte volledig voorbijgegaan aan de gevaren en risico’s waaraan hij anderen heeft blootgesteld.
Ook heeft verdachte zich in een eerder gelegen periode al schuldig gemaakt aan het plegen van de diefstal van een aanhangwagen en vijftien velgen en aan het plegen van diefstal van diverse sieraden van zijn moeder.
Wat betreft de persoon van verdachte overweegt de rechtbank dat blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie (zijn strafblad) verdachte zich ook in het verleden schuldig heeft gemaakt aan vergelijkbare feiten. Geconstateerd kan dan ook worden dat verdachte kennelijk geen lering trekt uit zijn handelen en dat de opgelegde straffen nog niet zwaar genoeg zijn om hem er van te weerhouden deze feiten te plegen.
Voor één van de bewezenverklaarde feiten is een oriëntatiepunt vastgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren. Voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met een wapen, geldt een oriëntatiepunt van zeven maanden. De rechtbank merkt reeds hier op dat in deze zaak slechts een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is bewezen. Voor het overige zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld die precies zien op de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal daarom aansluiting zoeken bij vergelijkbare zaken en het hiervoor overwogene daarbij betrekken.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank voor de bewezenverklaarde misdrijven in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal evenwel ook een deel van die straf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank betrekt daarbij dat de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 12 november 2012 was geschorst, teneinde verdachte zich op die dag te laten opnemen in het IMC te Zutphen en dat hij daar zal blijven zolang dat door de medische leiding van die instelling nodig of wenselijk zal worden geacht en waar hij de nodige medewerking zal verlenen aan de behandeling. Verdachte is op die dag opgenomen in het IMC te Zutphen. Uit de ten behoeve van de zitting door de reclassering opgemaakte verslagen van 3 en 4 april 2013, blijkt echter dat verdachte de geplande einddatum van de behandeling niet heeft gehaald en dat hij op
13 maart 2013, na verkregen vrijheden, niet naar het IMC is teruggekeerd. Verdachte heeft laten weten dat hij zijn behandeling wil beëindigen en dat hij een eigen woning wil regelen en werk wil zoeken. Hoe het op dit moment met verdachte gaat, is noch de reclassering noch de rechtbank bekend. Enerzijds volgt hieruit dat verdachte zich heeft onttrokken aan de behandeling waarvoor zijn voorlopige hechtenis is geschorst, hetgeen er toe heeft geleid dat ter zitting van 9 april 2013 overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie de opheffing van de schorsing is bevolen. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat uit het rapport ook volgt dat de reclassering nog mogelijkheden ziet om de behandeling van verdachte af te ronden en hem verder te behandelen. Nu de reclassering die mogelijkheden aanwezig acht, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van behandeling ook nodig, nu in het verleden gebleken is dat een gevangenisstraf het gedrag van verdachte niet zal veranderen. Door voortzetting van de behandeling, kan het gedrag van verdachte mogelijk ten goede veranderen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk passend en geboden is. De rechtbank zal bij het voorwaardelijk strafdeel de na te melden bijzondere voorwaarden opleggen alsmede een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal tevens bepalen dat de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop in mindering zal worden gebracht.
Voor de bewezenverklaarde overtredingen zal de rechtbank hechtenis voor duur van (totaal) tien weken opleggen.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 197,50. Deze schade bestaat uit de kosten voor reparatie van een hek.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 8], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 404,00. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Offerte materiaalkosten herstel hekwerk;
- Tuinplanten en
- Potgrond.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 9], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 321,30. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- 8 stalen velgen Renault;
- 4 stalen velgen DAF.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vordering ontvankelijk en zijn de vorderingen gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt of zullen maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De besloten vennootschap Agro NRG B.V., gevestigd te 7631 AE Ootmarsum aan de Eerste Stegge 52 54, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4813,20.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk nu het feit waarop de ingediende vordering betrekking heeft, niet op de tenlastelegging is opgenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij Agro NRG B.V. dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door respectievelijk de feiten 4, 6 en 8 zijn toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 62 en 91 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: verduistering;
feiten 2 en 8
telkens het misdrijf: diefstal;
feiten 4 en 6
telkens het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen;
feit 5 in de eerste plaats
het misdrijf: poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel;
feit 5 in de tweede plaats
de overtreding: overtreding van artikel 5 WVW;
feit 7:
de overtreding: overtreding van artikel 107, eerste lid WVW;
feit 9:
het misdrijf: diefstal, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 bewezenverklaarde;
straf
ten aanzien van feiten 1, 2, 4, 5 in de eerste plaats, 6, 8 en 9:
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van tien (10) maanden, waarvan drie (3) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland ook als dat inhoudt begeleiding of behandeling door derden, voor zover en voor zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van feit 5, in de tweede plaats:
- hechtenis voor de duur van zes (6) weken;
ten aanzien van feit 7:
- hechtenis voor de duur van vier (4) weken;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te [adres] in het geheel ontvankelijk is in zijn vordering;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van een bedrag van € 197,50;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 4 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 197,50 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 3 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 8], wonende te [adres] in het geheel ontvankelijk is in zijn vordering;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van € 404,00;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 6 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 404,00 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 8 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 9], wonende te [adres] in het geheel ontvankelijk is in zijn vordering;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] van een bedrag van € 321,30;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 8 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 321,30 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 6 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij Agro NRG B.V., gevestigd te 7631 AE Ootmarsum aan de Eerste Stegge 52 54 in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.E. van Wees en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5GB 2012066156. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
ten aanzien van feit 1:
1.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 21 juni 2012, pagina 37, derde alinea, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 21 juni 2012, pagina’s 42 t.m. 44;
ten aanzien van feit 2:
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 20 juni 2012, pagina 34, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Ik heb vanmiddag, woensdag 20 juni 2012, bij [firma 2], een autobedrijf in Losser een (1) velg en twee (2) koelers ontvreemd. Ik had van niemand toestemming dan wel het recht deze goederen weg te nemen en die mij toe te eigenen. Ik weet dat ik mij schuldig heb gemaakt aan diefstal.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 20 juni 2012, pagina’s 47 en 48, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Ik ben namens de benadeelden gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben als chef werkplaats werkzaam bij [firma 2] gelegen aan de [adres]. Ik ben bevoegd om aangifte te doen namens [firma 2].
Op 20 juni 2012 omstreeks 13.35 uur was ik aan het werk en bevond ik mij met meerdere collega's in de garage van [firma 2].
Ik werd door een collega aangesproken dat er aan de achterzijde van het pand een man bezig was om oud ijzer op te halen.
Ik zag later dat er meerdere goederen waren weggenomen.
Namelijk, 1 autovelg, 2 of 3 aircokoelers en twee remschijven.
De in deze aangifte genoemde weggenomen goederen behoren benadeelde [firma 2] geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming deze goederen weg te nemen en zich toe te eigenen.
ten aanzien van feit 4
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 20 juni 2012, pagina 37, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 20 juni 2012, pagina’s 47 en 48.
ten aanzien van feit 5
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 juni 2012, pagina’s 37 t.m. 39, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende.
Gisteren was ik in Losser ben ik bij [firma 2] autobedrijf geweest.
Ik moest toen achteruit rijden.
Ik reed met de Corsa op een gegeven moment aan de 100 km per uur om weg te komen.
Ik ben toen harder gaan rijden. Ik ben toen tegen de 100 km per uur gaan rijden. Ik dacht dat het een 80 km weg was.
Ik moest op een gegeven moment over de drempel een blauwe auto links inhalen. Ik zag dat een scooter mij tegemoet kwam rijden.
Ik zag dat de bestuurder van de scooter moest remmen.
Ik moest op een gegeven moment over een aantal drempels. Ik reed toen tegen de 100 km per uur en reed in de derde versnelling.
Op een gegeven moment zag ik een jogger op straat. Het was een vrouw en ze kwam me tegemoet. Ik heb niet geremd toen ik de jogger zag.
Op de verharde weg zag ik een fietser die mij tegemoet kwam rijden.
Ik reed op de Euregioweg de kruising over. Ik hoefde niet af te remmen om de kruising rechtdoor over te steken.
Ik reed op een gegeven moment op de Bultsweg in Glanerbrug en wist dat ze daar met wegwerkzaamheden bezig waren. Ik wilde de stoep op maar kwam vast te zitten.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 25 juni 2012, pagina 65.
Op woensdag 20 juni 2012, was ik omstreeks 14.15 uur aan het hardlopen.
Ik liep op de Kremersveenweg in de richting van de Vosbultweg. Ik liep tegen het verkeer in.
Ik keek achter mij en ik zag vlakbij mij, zo'n 10 meter van mij af, een rode Opel Corsa rijden met daarachter een politieauto. Van schrik ben ik de berm in gesprongen. Ik denk dat de Opel Corsa zo'n 100 kilometer per uur reed.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van de rechter-commissaris van getuige [slachtoffer 5] van
8 november 2012.
Op 20 juni 2012 was ik aan het fietsen op de Glanerveldweg. Plotseling kwam mij een rode auto tegemoet en vlak daarachter de politie met sirene. Ik fietste op dat moment in de bocht van de weg. Ik kon ze dus niet zien aankomen. Het is een smalle weg.
De chauffeur van de rode auto moest goed sturen om de bocht door te komen. Doordat de weg zo smal is, reed hij rakelings langs mij. Ik ben met de fiets in de berm gesprongen. Als ik dat niet had gedaan, had hij mij misschien geraakt. Ik zag dat de bestuurder ook schrok van mij. Er staan daar bomen langs de weg, ook in de bocht, daarom kun je elkaar niet zien aankomen. De auto's kwamen echt vlak langs mij heen, want het is daar niet breder. Aan beide kanten zit een sloot.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7] van 17 juli 2012, pagina 75.
Op woensdag 20 juni 2012 was ik aan de Bultsweg te Glanerbrug.
Ik zag dat de auto richting de machine reed en stopte voor de machine. Ik hoorde dat er weer een flinke dot gas gegeven werd en dat de auto richting het trottoir gestuurd werd, waar de heer [slachtoffer 8] en ik stonden. Ik zag dat de auto het trottoir op kwam rijden en omdat ik bang was dat de auto mij aan zou rijden ben ik uit reflex en schrik aan de kant gesprongen.
Ik zag dat de auto het trottoir opreed.
11.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] van 25 juni 2012, pagina 69.
Op 20 juni 2012 zag ik dat de rode auto met hoge snelheid door de Lonnekerweg reed.
Ik zag dat de rode auto over de verkeersdrempels in de Lonnekerweg 'vloog'.
Ik zag dat de rode auto aan het eind van de Lonnekerweg linksaf sloeg en de Bultsweg in reed.
ten aanzien van feit 6
12.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 21 juni 2012, pagina 38, laatste alinea, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
13.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 20 juni 2012, pagina’s 59 en 60;
ten aanzien van feit 7
14.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 21 juni 2012, pagina 37, tweede alinea, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
15.
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 17 juli 2012, pagina 7;
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5YB 2012051457. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
ten aanzien van feit 8
16.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 10 juli 2012, pagina’s 25 en 26, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
17.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] van 23 mei 2012, pagina 17;
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5YE 2012065008. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
ten aanzien van feit 9
18.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 10 juli 2012, pagina’s 25 en 26, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
19.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] van 20 juni 2012, pagina’s 3 en 4.