ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ8054
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in ontucht- en verkrachtingszaak door gebrek aan bewijs
In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht en verkrachting, heeft de Rechtbank Overijssel op 18 april 2013 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat de aangiftes van de slachtoffers onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. De rechtbank stelde vast dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 4 april 2013 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.F. Ronday, terwijl de officier van justitie, mr. R. Verheul, de vervolging voerde.
De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de slachtoffers, hoewel ernstig, niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van getuigen en familieleden die in het dossier waren opgenomen, gaven geen steun aan de aangiftes. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de seksuele handelingen had verricht zoals ten laste gelegd. De rechtbank besloot daarom de verdachte vrij te spreken van de hem ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partijen, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], werden in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op en bepaalde dat de benadeelde partijen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter konden indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. F. Koster, en in aanwezigheid van de andere rechters.