ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ7831

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/08/136027 / KG ZA 13-56
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele regeling en opzegtermijn in ingebruikgevingsovereenkomst tussen stichting en gemeente

In deze zaak heeft de stichting 't Veurbrook, gevestigd te Almelo, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Almelo over de opzegging van een ingebruikgevingsovereenkomst. De overeenkomst, die op 10 augustus 1994 werd gesloten, regelde het gebruik van een accommodatie aan de Jan Tooropstraat 27 te Almelo. De gemeente heeft de overeenkomst opgezegd per 1 augustus 2013, met inachtneming van een opzegtermijn van ruim negen maanden. 't Veurbrook stelt dat de opzegtermijn onaanvaardbaar is en vordert het volledige gebruik van de multifunctionele accommodatie (MFA) voor een periode van twee jaar na de overdracht van de sleutels.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van 't Veurbrook afgewezen. De rechter oordeelde dat de ingebruikgevingsovereenkomst niet als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden beschouwd, en dat de opzegtermijn van drie maanden, zoals overeengekomen in de overeenkomst, in acht is genomen door de gemeente. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd en dat de door 't Veurbrook gevorderde termijn van twee jaar niet kan worden toegewezen, aangezien dit niet als een voorlopige voorziening in kort geding kan worden aangemerkt.

Daarnaast werd overwogen dat de omstandigheden van het geval, zoals de lange samenwerking en de investeringen van 't Veurbrook, onvoldoende waren om de contractuele opzegtermijn buiten toepassing te laten. De rechter heeft 't Veurbrook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op € 1.116,--. Het vonnis is uitgesproken op 15 april 2013 door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/136027 / KG ZA 13-56
datum vonnis: 15 april 2013
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de stichting STICHTING JEUGD- EN WIJKWERK BEEKLUST/ OSSENKOPPELERHOEK/GROENEVELD,
gevestigd te Almelo,
eiseres,
verder te noemen ’t Veurbrook,
advocaat: mr. W.B. Brusse te Almelo,
tegen
het publiekrechtelijk lichaam GEMEENTE ALMELO,
zetelend te Almelo,
gedaagde,
verder te noemen de Gemeente,
advocaat: mr. M. Goorhuis Oude Sanderink te Enschede.
1. Het procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijbehorende producties,
- de door gedaagde overgelegde producties,
- de mondelinge behandeling op 4 april 2013,
- de pleitnota van eiseres en
- de pleitnota van gedaagde.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2. ‘t Veurbrook maakt al ruim 40 jaar gebruik van de accommodatie aan de
Jan Tooropstraat 27 te Almelo.
2.3. Op 10 augustus 1994 is een ingebruikgevingsovereenkomst gesloten. Artikel 1 van de ingebruikgevingsovereenkomst luidt - voor zover van belang - als volgt:
“1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van een jaar en gaat in op
1 augustus 1993 en zal derhalve eindigen, behoudens tussentijdse opzegging, op 31 juli 1994.
2. Deze overeenkomst wordt na de in lid 1 genoemde termijn telkens met een jaar verlengd, tenzij één van partijen ten minste drie maanden voor het einde van de termijn door middel van een aangetekend schrijven kenbaar maakt deze overeenkomst te willen beëindigen.
(...)”
2.4. Op 20 september 2011 heeft de Gemeente besloten dat het wijkcentrum ’t Veurbrook deel gaat uitmaken van de multifunctionele accommodatie Ossenkoppelerhoek (hierna: MFA). In dat kader wordt wijkcentrum ’t Veurbrook verbouwd en wordt de naastgelegen gymzaal via een verbinding erbij betrokken. Partijen zijn in overleg getreden over de exploitatie en het beheer van de MFA, maar zij hebben hierover geen overeenstemming bereikt. Sinds juni 2012 heeft ’t Veurbrook niet meer de beschikking over de accommodatie aan de Jan Tooropstraat vanwege de (ver)bouwwerkzaamheden. Bij aangetekende brief van 9 oktober 2012 heeft de Gemeente het bestuur van Jeugd- en Wijkcentrum Het Veurbrook in kennis gesteld van haar besluit om de ingebruikgevingsovereenkomst per 1 augustus 2013 te beëindigen.
3. Het geschil
3.1. ’t Veurbrook vordert - kort samengevat - de Gemeente te veroordelen om aan
’t Veurbrook het volledige gebruik te gunnen van de MFA, met uitsluiting van derden, zodra deze gereed is en wel gedurende twee jaar nadat de Gemeente de sleutels van de MFA aan haar heeft overhandigd en daarmee de accommodatie volledig in gebruik heeft gegeven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
3.2. ’t Veurbrook legt - kort samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat er, gezien de voorliggende periode van 40 jaar, sprake is van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij de opzegbaarheid wordt beheerst door de omstandigheden van het geval en de redelijkheid en billijkheid. ’t Veurbrook stelt zich op het standpunt dat in het onderhavig geval een opzegtermijn van ten minste twee jaar dient te worden gehanteerd. Partijen hebben meer dan 40 jaar een overeenkomst met elkaar gehad en ’t Veurbrook is volledig afhankelijk van de Gemeente voor het gebruik van de accommodatie. Bovendien geldt dat ’t Veurbrook fors heeft geïnvesteerd in de accommodatie. Voorts zijn de redenen die aan de opzegging ten grondslag liggen niet voldoende steekhoudend om een opzegtermijn te hanteren die korter is dan twee jaar. Het voortbestaan van ’t Veurbrook hangt af van de mogelijkheid om de accommodatie te kunnen beheren. Ook al zou er geen sprake zijn van een duurovereenkomst, dan dient ten minste een opzegtermijn van een jaar in acht te worden genomen, te rekenen vanaf het moment dat de accommodatie weer aan ’t Veurbrook in gebruik wordt gegeven.
3.3. De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Niet-ontvankelijkheid
4.1. De Gemeente heeft allereerst aangevoerd dat ’t Veurbrook niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu de ingebruikgevingsovereenkomst niet tussen partijen, maar tussen het bestuur van het wijkcentrum ’t Veurbrook en de Gemeente, is gesloten. De Gemeente stelt derhalve door een ander dan degene met wie zij de overeenkomst heeft gesloten, in rechte te zijn betrokken.
4.2. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk geworden dat de ingebruikgevingsovereenkomst met een andere partij dan met eiseres ’t Veurbrook tot stand is gekomen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking, dat uit de overgelegde producties blijkt, dat partijen onderling overleg hebben gevoerd en dat
’t Veurbrook (als stichting) heeft gecorrespondeerd met de Gemeente. Voor zover door de Gemeente in dit verband is verwezen naar twee te onderscheiden inschrijvingen in het Handelsregister, overweegt de voorzieningenrechter dat daarover ter zitting onvoldoende duidelijkheid kon worden verschaft.
Spoedeisend belang
4.3. Het spoedeisend belang van ’t Veurbrook vloeit in voldoende mate voort uit haar stellingen.
Inhoudelijke beoordeling
4.4. Daarmee komt de voorzieningenrechter toe aan de vraag of de ingebruikgevings-overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. Anders dan ’t Veurbrook stelt is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de tussen partijen gesloten ingebruikgevingsovereenkomst is een contractuele regeling opgenomen omtrent de opzegbaarheid van de overeenkomst en de te hanteren opzegtermijn. De termijn is niet gekoppeld aan speciale redenen. In een dergelijk geval geldt als uitgangspunt wat tussen partijen is overeengekomen en wordt de lengte van de opzegtermijn niet bepaald door een afweging van de wederzijdse belangen van partijen.
4.5. In dit geval geldt derhalve de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn van drie maanden als uitgangspunt. Niet ter discussie staat, dat De Gemeente die opzegtermijn in acht heeft genomen. Zij heeft de ingebruikgevingsovereenkomst bij aangetekende brief van
9 oktober 2012 opgezegd per 1 augustus 2013. Er is dus een opzegtermijn van ruim
negen maanden in acht genomen.
4.6. Het bovenstaande neemt niet weg dat een contractuele regeling tussen partijen soms niet van toepassing is, namelijk als dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Bij de toepassing van deze regel moet wel de nodige terughoudendheid worden betracht. ‘t Veurbrook heeft niet onvoldoende aangetoond dat toepassing van de contractuele opzegtermijn, in dit geval feitelijk neerkomend op ruim negen maanden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De looptijd van de overeenkomst, de gepleegde investeringen en de afhankelijkheid van ’t Veurbrook van de Gemeente en de MFA zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om de tussen partijen bij de ingebruikgevings-overeenkomst overeengekomen opzegtermijn buiten toepassing te laten. Het gaat hier om een contract dat jaarlijks is verlengd voor de duur van twaalf maanden, terwijl de gehanteerde opzegtermijn van ruim negen maanden de contractuele opzegtermijn van drie maanden ruim overschrijdt.
4.7. De omstandigheid dat ’t Veurbrook vanwege de (ver)bouwwerkzaamheden de accommodatie in juni 2012 reeds heeft (moeten) verlaten en gedurende (een groot deel van) de opzegtermijn geen gebruik kan maken van de accommodatie leidt niet tot de conclusie dat de door de Gemeente gehanteerde opzegtermijn onaanvaardbaar is, te meer nu gebruik kan worden gemaakt van vervangende locaties. Van de zijde van ’t Veurbrook is ter zitting ook te kennen gegeven dat zij haar activiteiten op meerdere locaties heeft voortgezet en dat dit
- onder meer - in overleg met de Gemeente is gebeurd.
4.8. Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat de vordering van ’t Veurbrook in dit kort geding, te weten twee jaar het volledig gebruik van de nieuwe multifunctionele ruimte, niet goed valt aan te merken als een voorlopige voorziening, zoals die in kort geding kan worden getroffen. Ook die omstandigheid staat aan toewijzing in de weg.
4.9. De vordering van ’t Veurbrook zal op bovenstaande gronden worden afgewezen.
4.10. ‘t Veurbrook zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op € 589,-- (griffierecht) + € 527,-- (salaris advocaat) = € 1.116,--.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vordering af.
II. Veroordeelt ’t Veurbrook in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 1.116,--.
III. Verklaart onderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.