ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ7267

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08-710574-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor twee gewelddadige overvallen met schadevergoeding aan slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee gewelddadige overvallen. De verdachte, geboren in 1971 en verblijvende in de P.I.V. Nieuwersluis, werd beschuldigd van het plegen van diefstal met geweld tegen twee slachtoffers in Enschede. De eerste overval vond plaats op 6 september 2012, waarbij de verdachte samen met een mededader een bedrag van €3300,-- heeft weggenomen van slachtoffer 1, waarbij geweld werd gebruikt. De tweede overval vond plaats in de nacht van 23 op 24 september 2012, waarbij de verdachte een portemonnee en geld heeft gestolen van slachtoffer 2, ook met geweld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan achttien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een verplichte behandeling in een kliniek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan beide feiten en legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan achttien maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan beide slachtoffers, respectievelijk €4.750,- en €550,-. De rechtbank hield rekening met de psychologische toestand van de verdachte, die als zwakbegaafd en verslaafd aan drugs werd beoordeeld, en oordeelde dat zonder behandeling het recidiverisico hoog was. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710574-12
Datum vonnis: 16 april 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1971 in [plaats],
nu verblijvende in de P.I.V. Nieuwersluis te Nieuwersluis.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 januari 2013 en 2 april 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. M. van Leussen, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander [slachtoffer 1] heeft beroofd;
feit 2: [slachtoffer 2] heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 6 september 2012 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning aan de [adres]) heeft weggenomen euro 3300,--, althans euro 1600,--, in elk geval enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht
en/althans het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/althans met
die [slachtoffer 1] een gevecht/worsteling is/zijn aangegaan, en/of
- een mes/schaar, althans scherp voorwerp, heeft gepakt en/of met dat/die
mes/schaar heeft gedreigd die [slachtoffer 1] te steken;
2.
zij in de nacht van 23 september 2012 op 24 september 2012, althans op of omstreeks
23 september 2012, op of omstreeks 23.00 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,in de gemeente Enschede,in/uit een woning aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of 150 euro en/of een geldbedrag en/of een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met kracht heeft
vastgepakt en/of met kracht heeft vastgehouden en/of de portemonnee (onverhoeds) uit de broekzak van die [slachtoffer 2] heeft gerukt/getrokken/gepakt en/of die [slachtoffer 2] met kracht de woning en/of de woonkamer in heeft gedrukt.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan achttien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, dient van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te worden afgetrokken.
Aan de voorwaardelijke vrijheidsstraf dienen als bijzondere voorwaarden te worden verbonden een opname in OBC Berkelland voor de duur van maximaal anderhalf jaar en een meldingsgebod bij de reclassering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dient (hoofdelijk) te worden toegewezen tot een bedrag van € 4.750,- en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 550,-. Bij beide vorderingen dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PLO5KL 2012090231. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 april 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 september 2012, pagina's 80 tot en met 82;
ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 april 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 24 september 2012, pagina's 107 tot en met 109.
5.2 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 6 september 2012 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning aan de [adres]) heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of verdachtes mededader:
- met die [slachtoffer 1] een gevecht/worsteling is aangegaan en
- een mes heeft gepakt en met dat mes heeft gedreigd;
2.
zij in de nacht van 23 september 2012 op 24 september 2012, in de gemeente Enschede, in/uit een woning aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en 150 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en vastgehouden en de portemonnee onverhoeds uit de broekzak van die [slachtoffer 2] heeft gepakt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich in één maand twee keer schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Bij feit 1 was het slachtoffer een bekende van verdachtes medeverdachte. Toen dat slachtoffer niet vrijwillig geld wilde geven, zoals hij eerder had gedaan, besloot verdachte hem dat met geweld afhandig te maken. Het slachtoffer bij feit 2 was ook een bekende van verdachte. Zij overviel hem ’s nachts in zijn woning..
Een overval in een woning veroorzaakt, naar de ervaringsregels leren, gevoelens van angst en onzekerheid bij slachtoffers en onrust binnen de samenleving in het algemeen.
Door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren zijn oriëntatiepunten vastgesteld voor feiten als hier bewezen verklaard. Als uitgangspunt voor een overval in een woning, waarbij licht geweld is toegepast of bedreigingen zijn geuit, geldt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drie jaren. De rechtbank zal hiervan ten gunste van verdachte afwijken. Hiervoor is het volgende redengevend.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest voor feiten als waarvoor zij nu veroordeeld zal worden.
Zij is onderzocht door een psycholoog en ook de reclassering heeft over haar een advies uitgebracht. Op basis van de rapportages van de psycholoog en de reclassering stelt de rechtbank vast dat verdachte zwakbegaafd is en verslaafd aan drugs. Zij heeft sociaal-emotionele problemen in de zin van afhankelijke en borderline trekken in haar persoonlijkheid. Dat was ook zo toen zij de feiten pleegde. Volgens de psycholoog kunnen verdachte de feiten daarom slechts in verminderde mate worden toegerekend. De rechtbank neemt die conclusie als haar oordeel over. Zonder langdurige klinische behandeling wordt het recidiverisico hoog geacht.
Verdachte is gemotiveerd voor een dergelijke behandeling en is een geschikte kandidaat voor klinische behandeling bij het Orthopedagogisch Behandelcentrum Berkelland te Rekken. De wachttijd voor de opname bedraagt ongeveer zes maanden vanaf het onherroepelijk worden van het vonnis. De maximale behandelduur bedraagt anderhalf jaar. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij aansluitend aan haar detentie ter behandeling wil worden opgenomen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de klinische opname van verdachte aansluitend aan de detentie dient te beginnen, omdat anders het risico bestaat van een terugval in het gebruik van verdovende middelen en van recidive
Dit alles is voor de rechtbank reden om een zodanige straf op te leggen dat bereikt kan worden wat hiervoor noodzakelijk is geoordeeld.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte twaalf maanden bedraagt. Daarop dient in aftrek te worden gebracht de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van achttien maanden, met daaraan verbonden de hierna omschreven bijzondere voorwaarden die de klinische en vervolgbehandeling van verdachte mogelijk maken. De duur van het voorwaardelijk deel van de straf en de duur van de proeftijd, die de rechtbank op drie jaar bepaalt, zijn gekozen om een zinvolle behandeling mogelijk te maken en verdachte gemotiveerd te houden voor de voltooiing daarvan.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [postcode, plaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.750,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- een bedrag van € 3.150,- voor materiële schade
- een bedrag van € 1.600,- voor immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een kostenveroordeling uit te spreken en een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank zal het gevorderde deels toewijzen voor een bedrag van € 1.850,- bestaande uit een bedrag van € 1.600,- voor materiële schade, zoals dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld, en een bedrag, naar redelijkheid en billijkheid, van € 250,- voor immateriële schade, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij zijn vordering voor dat deel slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 2], wonende te [postcode, plaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 550,-. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- een bedrag van € 150,- voor materiële schade
- een bedrag van € 400,- voor immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een kostenveroordeling uit te spreken en een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 550,-. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (voor feit 1: mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 en 2 is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feit 1 het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het
feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- feit 2 het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende
de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan achttien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich laat opnemen in het Orthopedagodisch Behandelcentrum Berkelland te Rekken, dan wel een andere door het NIFP aan te wijzen kliniek voor de duur van maximaal anderhalf jaar, dan wel zoveel korter als door de medische leiding van die instelling in overleg met de toezichthoudende instantie nodig of wenselijk wordt geoordeeld, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft. Daartoe moet zij zich binnen drie dagen volgend op haar ontslag uit de penitentiaire inrichting, of drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis, melden bij de reclassering van Tactus Verslavingszorg op het volgende adres: Schouwburgplein 15-1 te Almelo. Hierna moet zij zich gedurende de proefperiode blijven melden conform de frequentie van het toezichtniveau.
In het geval van opname in een 24-uurs setting aansluitend op de detentie, geldt dat de veroordeelde zich eveneens dient te houden aan het meldingsgebod, echter met dien verstande dat zij zich dient te melden bij de reclassering van Tactus Verslavingszorg binnen drie dagen na beëindiging van de behandeling. In het geval de veroordeelde eenzijdig de behandeling afbreekt, dient zij zich dezelfde dag te melden bij de reclassering van Tactus Verslavingszorg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], wonende te [postcode, woonplaats], aan de [adres] voor een deel van € 2.900,- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.850,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2012, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.850,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2012, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 28 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [postcode, plaats], aan de [adres], van een bedrag van € 550,-;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 550,- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van elf dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2013.