ECLI:NL:RBOVE:2013:63

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
07-653368-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en diefstal met geweld in Hardenberg

Op 9 april 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De zaak betrof twee incidenten waarbij de verdachte samen met een medeverdachte op agressieve wijze twee slachtoffers beroofde. In het eerste geval, op 13 november 2012, werd het slachtoffer gedwongen haar tas af te geven onder bedreiging met een vuurwapen, terwijl in het tweede geval, op 19 november 2012, het slachtoffer met pepperspray werd bespoten en haar tas werd afgenomen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlasteleggingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die nog steeds psychische gevolgen ondervinden van de berovingen. De verdachte had een verleden met justitie en werd gediagnosticeerd met een leerstoornis en het syndroom van Gilles de la Tourette. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldingsgebod en behandelverplichting. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de feiten schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/653368-12(P)
Uitspraak: 9 april 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte 1],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te 7792 VA Venebrugge, [adres 1],
thans verblijvende in PI Almelo, locatie De Karelskamp.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013.
De verdachte is niet ter zitting verschenen. Wel verschenen is zijn raadsman, mr. R.H. Broeksema, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.

TENLASTELEGGING

De verdachte is - na wijziging tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 november 2012 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (inhoudende onder meer een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een id-kaart en/of één of meer pasjes en/of een telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- (op agressieve wijze) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Tas!" en/of
- die tas heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (krachtig) heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (vuurwerkpistool), heeft gepakt en tegen de borst van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Tas, geef die tas!";
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2012 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (inhoudende onder meer een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een id-kaart en/of één of meer pasjes en/of een telefoon), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- (op agressieve wijze) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Tas!" en/of
- die tas heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (krachtig) heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (vuurwerkpistool), heeft gepakt en tegen de borst van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Tas, geef die tas!";
2.
hij op of omstreeks 19 november 2012 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (inhoudende onder meer een portemonnee met een geldbedrag van ongeveer 35 euro en/of één of meer pasjes en/of een telefoon en/of een usb-stick en/of één of meer boekverslagen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- achter die [slachtoffer 2] is aangerend (terwijl die [slachtoffer 2] op de fiets reed)
- en/of die [slachtoffer 2] met pepperspray, althans met een gezichtsbelemmerende en/of weerloos makende vloeistof, in het gezicht heeft gespoten;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2012 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (inhoudende onder meer een portemonnee met een geldbedrag van ongeveer 35 euro en/of één of meer pasjes en/of een telefoon en/of een usb-stick en/of één of meer boekverslagen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- achter die [slachtoffer 2] is aangerend (terwijl die [slachtoffer 2] op de fiets reed)
- en/of die [slachtoffer 2] met pepperspray, althans met een gezichtsbelemmerende en/of weerloos makende vloeistof, in het gezicht heeft gespoten;

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste is gelegd, te weten afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen en diefstal gevolgd van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een plegen in vereniging, omdat de medeverdachte geen feitelijke rol heeft gespeeld. Voorts heeft hij slechts een vuurwapen getoond maar dit niet tegen de borst van het slachtoffer gezet.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte geen rol heeft gehad, maar dat de medeverdachte de uitvoeringshandeling heeft verricht en er dus geen sprake is van het in vereniging plegen van een diefstal met geweld dan wel afpersing.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Op dinsdag 13 november 2012 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan en daartoe onder meer het volgende verklaard:
“(…) Ik kwam op 13 november 2012 omstreeks 22:00 uur aan op het station te Hardenberg. (…) Toen ik bij de jongen was hoorde ik dat de jongen op agressieve toon tegen mij zei: “Tas!”. Ik vond dit agressief door de dwingende manier waarop hij dit zei en ik zag dat hij zijn ogen erg groot maakte. Ik zag dat hij mijn tas vastpakte met zijn linkerhand. (…) Ik hield mijn tas onder mijn rechteroksel vast en hield ook mijn linkerhand hierbij. Ik wilde deze niet afgeven. Hierop voelde ik dat de jongen mij met kracht achterover duwde. Ik voelde dat hij met kracht met beide handen tegen mij aanduwde. Ik voelde dat hij me op mijn borstbeen en mijn linkerschouder raakte. (…) Ik voelde dat ik mijn evenwicht verloor en kwam ten val over een hekje. (…) Ik voelde eerst geen pijn, maar op dit moment voel ik veel pijn in mijn schouders en mijn borstbeen. Toen ik op de grond lag zag ik opeens dat de jongen een pistool te voorschijn had gehaald. (…) Ik voelde dat de jongen het pistool tegen mijn borstbeen drukte. Ik hoorde dat hij op agressieve toon zei: “Tas! Geef die Tas!”. Ik bedoel hier met agressief dat hij dit opnieuw erg dwingend zei en ik zag opnieuw zijn grote boze ogen. (…) Ik zag dat de jongen het vuurwapen met zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat de jongen het vuurwapen continue op mij gericht hield. Ik zag dat de jongen zijn vinger op de trekker van het wapen hield. (…) Toen ik hoorde dat de jongen de tweede keer op agressieve toon zei: “Tas! Geef me die tas!” heb ik mijn tas afgegeven. Ik hield mijn tas in eerste instantie elke keer strak vast. Ik heb vervolgens de tas los gelaten waarop ik voelde dat hij de tas wegpakte. (…)Terwijl ik met mijn rug in het gras lag zag ik dat er een tweede persoon aan mij voorbij rende. Ik zag dat dit op het moment was dat de eerste jongen mijn tas te pakken had. (…) Ik zag dat deze personen er samen vandoor gingen. (…) Ik zag dat deze tweede persoon uit dezelfde richting kwam waar ik ook vandaan kwam. (…) In de boodschappentas die ze mee hebben genomen zat mijn zwarte leren portemonnee, welke je dubbel kunt klappen met daarin een Rabobankpasje (...), een ID-kaart, een rijbewijs, veel pasfoto’s, geen geld, pasje van de kapper (…) en een oude telefoon, merk Nokia, kleur zilvergrijs. (…) “ [2] .
De verdachte heeft onder meer verklaard:
“(…)
V: Je zei dat [verdachte 2] achter haar aan liep. Vanaf waar?
A: Ik denk ongeveer vanaf het bejaardentehuis Salland. Het was de bedoeling om haar de tas af te pakken.
V: Wat hadden jullie afgesproken?
A: (…) Ik ben toen uiteindelijk rond gaan lopen en op een gegeven moment zei [verdachte 2] dat we die vrouw zouden pakken. We hadden niet afgesproken hoe we het precies zouden gaan doen. (…) De vrouw die uiteindelijk is overvallen was de zoveelste die door [verdachte 2] was aangewezen. Hij liep achter haar aan en [verdachte 2] zei dat ik om moest lopen zodat ik voor haar zou komen. Ik ben om een aantal huizen gelopen tegenover de Jumbo en het bejaardentehuis Salland. Ik kwam toen voor die vrouw uit en [verdachte 2] liep achter haar aan en ik stond voor haar. (…) Ik heb mijn vuurwerkpistool gepakt en heb dat op haar gericht en heb haar tas gepakt. [verdachte 2] had de vrouw en mij al ingehaald. Nadat we de tas hadden zijn [verdachte 2] en ik samen weggerend. We renden samen weg. (…)
V: Wie heeft de tas doorzocht?
A: [verdachte 2], er zat niks bijzonders in zei [verdachte 2] en ik heb er ook nog ingekeken. (…).
V: Hoe zijn jullie naar huis gegaan?
A: We hadden voor de overval een tasje met kleren meegenomen. Dat deden we zodat we er anders uit zouden zien na de overval. (…).
V: Weet je nog hoe laat dit allemaal was?
A: Zeg maar 22.00 uur, het was donker, dit is een beetje een gokje.(…).” [3]
De medeverdachte heeft onder meer verklaard:
“(…) We zijn uitgekomen bij het station in Hardenberg. (…) Er kwam een mevrouw uit, we zijn die gaan volgen. We kwamen bij een bejaardentehuis uit en zijn linksaf richting de Jumbo gegaan. [verdachte 1] is linksaf de wijk ingelopen en ik ben achter de vrouw aan gegaan. Toen we bij de Jumbo kwamen stond [verdachte 1] daar. Hij heeft als het ware een blokje om gelopen. Die vrouw wilde achter [verdachte 1] langslopen. Toen ze dat deed, draaide [verdachte 1] om en pakte haar vast. Tegelijk pakte hij het wapen. (…) Volgens mij struikelde ze niet omdat [verdachte 1] haar duwde maar omdat er een draad langs het grasveldje gespannen is. Hij had zijn pistool in zijn hand en richtte deze op haar en pakte haar tas af. Ik hoorde dat [verdachte 1] zei: “Geef mij die tas.” (…) Ik stond vlakbij op de stoep. We zijn weggerend. (…) We zijn weggerend en kwamen bij een droge sloot. In het licht hebben we de tas bekeken. [verdachte 1] zei dat er niets in zat. (…)
V: Jullie waren bij het station, wat was jullie bedoeling?
A: een vrouw beroven.
(…)” [4]
Met betrekking tot het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte en zijn medeverdachte [verdachte 2] zijn op 13 november 2012 samen vanuit Bergentheim naar Hardenberg gegaan om daar een willekeurig slachtoffer te gaan beroven. Verdachte had die avond een vuurwapen meegenomen en medeverdachte [verdachte 2] wist van de aanwezigheid van dit wapen af. Ze hebben samen een slachtoffer gekozen en ze zijn achter haar aangelopen. Op een gegeven moment zijn de verdachten, zoals tussen hen was besproken, ieder een kant op gegaan waardoor verdachte voor het slachtoffer uitkwam en medeverdachte achter haar. Verdachte heeft het slachtoffer daarop gedwongen tot afgifte van haar tas. Op dat moment stond medeverdachte [verdachte 2] op enige afstand. Nadat het slachtoffer haar tas had afgegeven zijn de verdachten er samen vandoor gegaan. Ze hebben samen de buit, de inhoud van de tas, bekeken. De verdachten hebben aldus handelend willens en wetens samengewerkt tot het verrichten van de beroving van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. Dat medeverdachte [verdachte 2] niet betrokken was bij de uiteindelijke uitvoeringshandeling – de feitelijke beroving – doet daar niet aan af.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat diefstal gevolgd van geweld dan wel bedreiging met geweld niet wettig en overtuigend bewezen is nu de verdachte en/of zijn medeverdachte de tas van het slachtoffer niet heeft/hebben weggenomen. De medeverdachte heeft een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het slachtoffer gericht gehouden en meermalen geroepen “Geef die tas”. Met deze gedragingen heeft de medeverdachte het slachtoffer gedwongen om haar tas af te geven. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde afpersing in vereniging.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 19 november 2012 aangifte gedaan en daartoe onder meer het volgende verklaard:
“(…) Ik stapte omstreeks 20.00 uur op de trein richting Hardenberg. Ik kwam omstreeks 20.30 uur aan op het station. (…) Ik ben vervolgens op mijn fiets gestapt en via het centrum richting de Amaliabrug gefietst om via deze weg weer richting de Marslanden te fietsen naar mijn woning aan de [adres 2]. (…) Toen ik als het ware de brug echt op fietste zag ik vanuit mijn ooghoek een persoon lopen. (…) Ik zag ook een tweede persoon aan het einde van de brug staan. Deze persoon stond hier met zijn fiets. Toen ik ongeveer 5 of 6 meter op de brug was hoorde ik dat een persoon achter me begon te rennen. Ik vond dit eng waarop ik harder wilde gaan fietsen. Op het moment dat ik hiermee begon voelde ik dat deze persoon mijn tas uit mijn fietstas pakte. Mijn tas zat aan de rechterzijde in mijn fietstas. Ik ben gestopt en keek om. (…) Ik wou de jongen beter bekijken en keek om[;] op dat moment spoot hij pepperspray in mijn gezicht. (…) Ik voelde niets meer, alleen kreeg ik een waas voor mijn ogen. (…) Nadat de jongen de spray in mijn gezicht sprayde rende hij weg. Ik zag dat hij naar de jongen rende die aan het eind van de brug stond net voor de kruising met ’t Holt. Dit was dezelfde jongen die ik in eerste instantie al zag staan toen ik de brug op fietste. (…) De tas die uit mijn fietstas werd gehaald betreft zwart met witte Esprit tas. (…) De inhoud betrof allemaal boekverslagen van leerlingen van de [school] uit Zwolle. (…) In de tas zat ook mijn portemonnee met daarin 1 briefje van 5 euro, 3 briefjes van 10 euro, kortingskaart van NS, ING Bankpas (…), 2 oude ongeldige Rabobankpassen en nog een aantal spaarpasje[s] van winkels. (…) Verder zat mijn oplader van mijn mobiel in de tas, mijn agenda van de [school], mijn paspoort en mijn mobiele telefoon. Er zat ook nog een USB-stick in de tas. (…).” [5]
De verdachte heeft onder meer verklaard:
“(…) We kwamen uit bij de Amaliabrug (Hardenberg). [verdachte 2] zei dat ik aan de overkant van de brug moest gaan. (…) Ik fietste naar het einde van de brug. Ik moest daar wachten. Ik stond bijna aan het eind van de brug. Ik voelde ineens de brug bewegen. Ik hoorde een vrouw schreeuwen: “Doe eens normaal”. Ineens kwam [verdachte 2] eraan gerend. Ik heb naar achteren gekeken en zag een fiets op de grond liggen. (…) [verdachte 2] sprong bij mij achterop en zei dat ik moest fietsen. (…) Daar heeft [verdachte 2] de tas bekeken. Hij gaf mij 20 euro en zei dat er verder niets in zat. (…).” [6]
De medeverdachte [verdachte 2] heeft onder meer verklaard:
“(…) We waren in Hardenberg op zijn brommertje. (…) Bij de brug stopte [verdachte 1].(…) Ik moest toen aan het eind van de burg gaan staan om te wachten. Terwijl ik daar stond hoorde ik een vrouw schreeuwen. Ik weet niet helemaal precies wat ze zei maar volgens mij zoiets als: “Laat los” of “Ga weg”. Ik keek om en zag [verdachte 1] aan komen rennen. Hij sprong achterop en we zijn weggereden. (…) Ik keek om en zag dat [verdachte 1] die pepperspray gebruikte. (…) In de Vogelbuurt zijn we gestopt en hebben in de tas gekeken. (…) [verdachte 1] keek in de portemonnee, er zat 30 euro in. Hij gaf mij 15 euro. (…).” [7]
Met betrekking tot het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte en zijn medeverdachte, [verdachte 2] zijn op 19 november 2012 wederom in Hardenberg op zoek gegaan naar een willekeurig slachtoffer om te gaan beroven. Verdachte heeft verklaard dat hij wist wat er die avond ging gebeuren, want dat was zo afgesproken. [8] Medeverdachte [verdachte 2] heeft verklaard dat het idee om iemand te gaan beroven van verdachte kwam en hij het in eerste instantie niet wilde [9] . Verdachte en medeverdachte [verdachte 2] verklaren met betrekking tot hun eigen rol verschillend en wijzen elkaar aan als degene die met het idee kwam en de uitvoeringshandeling heeft verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de verdachte en zijn medeverdachte samen het slachtoffer hebben beroofd. Hoewel niet vaststaat wie de uitvoeringshandeling heeft verricht, is naar het oordeel van de rechtbank ook degene die aan de andere kant van de brug op wacht heeft gestaan schuldig aan het medeplegen van de beroving. Immers is van tevoren tussen de verdachten besproken dat op dat moment op die Amaliabrug iemand beroofd zou gaan worden en één van hen daartoe aan de andere kant van de brug moest wachten. Voorts is degene die daarna de tas van het slachtoffer heeft gepakt en haar heeft bespoten met pepperspray vervolgens naar de andere verdachte, die op wacht stond, gerend waarna ze samen zijn gevlucht. De verdachten hebben daarna samen de inhoud van de tas bekeken. Naar het oordeel van de rechtbank is ook hier, mede gelet op de aannemelijk geworden inwisselbaarheid van rollen, sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
subsidiair
hij op 13 november 2012 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (inhoudende onder meer een portemonnee en een rijbewijs en een id-kaart en één of meer pasjes en een telefoon), toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- (op agressieve wijze) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Tas!" en
- die tas heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] (krachtig) heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (vuurwerkpistool), heeft gepakt en tegen de borst van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Tas, geef die tas!";
2.
primair
hij op 19 november 2012 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (inhoudende onder meer een portemonnee met een geldbedrag van ongeveer 35 euro en één of meer pasjes en een telefoon en een usb-stick en één of meer boekverslagen), in toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bijbetrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- achter die [slachtoffer 2] is aangerend (terwijl die [slachtoffer 2] op de fiets reed)
- en die [slachtoffer 2] met pepperspray, althans met een gezichtsbelemmerende en/of weerloos makende vloeistof, in het gezicht heeft gespoten;
Van het onder 1 subsidiair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
1.
subsidiair
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht
2.
primair
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging de geëiste gevangenisstraf te matigen naar een duur van anderhalf jaar waarvan een half jaar voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaar. Verdachte kan zich vinden in de voorwaarden zoals gesteld door de reclassering.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft bij het eerstgenoemde feit met zijn mededader het slachtoffer [slachtoffer 1], op een voor het slachtoffer zeer bedreigende wijze, beroofd van haar tas, onder meer door het hanteren van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Bij het andere feit heeft verdachte wederom met zijn mededader het slachtoffer [slachtoffer 2] beroofd van haar tas ditmaal onder meer door het gebruiken van pepperspray. Dergelijke feiten veroorzaken grote maatschappelijke onrust. Voorts mag als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat slachtoffers van berovingen als gevolg daarvan te kampen kunnen krijgen met grote psychische problemen, waardoor zij geruime tijd in hun (dagelijks) functioneren kunnen worden belemmerd en/of tijdelijk arbeidsongeschikt kunnen raken. Beide slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben ter terechtzitting verklaard dat ze nog dagelijks aan de beroving worden herinnerd en daardoor ernstige hinder hebben ervaren en nog steeds ondervinden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 20 februari 2013 waaruit blijkt dat verdachte in 2008 een transactie heeft voldaan ter zake een vermogensdelict;
een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 3 februari 2013, opgemaakt door B.C. Bast, reclasseringswerker Reclassering Nederland.
Uit voornoemd adviesrapport blijkt dat verdachte is gediagnosticeerd met NLD (non-verbal learning disorder) en het syndroom van Gilles de la Tourette. Verdachte is afgekeurd en ontvangt een Wajong-uitkering. Verdachte heeft diverse soorten drugs gebruikt en is momenteel ingesteld op methadon. Het recidiverisico wordt ingeschat als laaggemiddeld. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, behandelverplichting en een drugs- of alcoholverbod.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de jonge leeftijd van verdachte en zal - gelet op het advies van de reclassering - daarom bepalen dat een substantieel deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd en daarbij (onder meer) als bijzondere voorwaarden bepalen dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, zich moet laten behandelen indien na nieuw onderzoek een behandeling wordt geïndiceerd en geen drugs en/of alcohol zal gebruiken.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van respectievelijk € 425,- en € 2.236,42 gevoegd in het strafproces.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd indien de civiele vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich met betrekking tot de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat de immateriële schade niet is onderbouwd en niet in verhouding staat met de gevraagde immateriële schadevergoeding van [slachtoffer 1]. Verdachte betwist de goederen zoals opgegeven door de benadeelde partij [slachtoffer 2]. Mocht de rechtbank verdachte vrijspreken dan zijn de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen.

Het oordeel van de rechtbank

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende, weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 425,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder 2 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank wijst niet toe de vordering ter zake het parfum à € 53,- en de telefoonkosten à € 25,-, nu deze schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd dan wel aannemelijk is geworden Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade voor het overige wel voldoende aannemelijk is geworden. Dat geldt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 500,-. De hoogte van de schade komt hiermee genoegzaam vast te staan tot een bedrag van € 1.658,42, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 2 primair bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer 2] kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

Toegepaste wetsartikelen

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Ten aanzien van de tenlastelegging

Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 subsidiair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot
12 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van twee jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de Tactus reclassering Zwolle aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als Tactus reclassering Zwolle dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovend(e) middel(en) / alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zulks zolang de reclassering dit nodig acht;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen indien door nieuw onderzoek (uit te voeren door de forensische verslavingszorg) persoonlijkheidsproblematiek of psychiatrische problematiek blijkt waarvoor behandeling geïndiceerd wordt geacht, welke behandeling zal plaatsvinden bij de door de onderzoeker aan te geven instantie.

Schadevergoeding

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te Hardenberg van een bedrag van € 425,00 (zegge: vierhonderd en vijfentwintig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 november 2012 (de dag waarop het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening. Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de verplichting voor de ander daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 425, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], wonende te Hardenberg, van een bedrag van € 1.658,42 (zegge: eenduizend zeshonderd en achtenvijftig euro en tweeënveertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 november 2012 (de dag dat het onder 2 primair bewezen verklaarde feit jegens benadeelde partij werd gepleegd) tot de dag van de voldoening Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededader heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de verplichting voor de ander daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.658,42, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL2012098764/2012100568, onderzoek Jasmijn opgemaakt en gesloten op 7 februari 2013.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] d.d. 20 november 2012, pagina 83: alinea 5, pagina 84: alinea 3, 4, 5, pagina 85: alinea 1, 3.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte 1], opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 13 december 2012, pagina 122: alinea 3, 4, 5, 7, 8.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] op 20 december 2012, pagina 131: alinea 1, 2, 6.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2], opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] d.d. 20 november 2010, pagina 135: 6e alinea, pagina 136: 1e, 2e, 3e, 4e alinea, pagina 137: 3e alinea.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 december 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 13 december 2012, pagina 159: alinea 5.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 december 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] op 20 december 2012, pagina 168: alinea 4,7, pagina 169: alinea 3.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 december 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 12 december 2012, pagina 156: alinea 1.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 december 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] op 20 december 2012, pagina 168: alinea 4.