“Op woensdag 29 mei 2013 zag ik vanuit het stadskantoor van de gemeente Enschede, gelegen aan de Hengelosestraat, dat er een manspersoon bij een bedrijfsauto stond op het trottoir gelegen aan de overzijde van het stadskantoor, aan de Molenstraat te Enschede.
Ik zag dat de man met een bezem in zijn hand in de richting van een dicht getimmerd
pand liep. Ik zag dat de man vegende bewegingen maakte op de houten panelen.
Ik zag dat de man weer naar de auto liep en er een poster uit haalde en deze poster
aanbracht op het net ingesmeerde houten paneel. Ik zag dat de man dit diverse malen
herhaalde. Hierop ben ik vanuit het stadskantoor met mijn dienstvoertuig in de richting
gereden waar de man zich bevond. Aanrijdend zag ik dat de man net weg reed vanaf de
plek waar hij had gestaan. Ik kon met mijn dienstvoertuig achter de auto van de man
komen en de man stopte zelf aan de Molenstraat te Enschede. Ik heb mijn dienstvoertuig
voor de auto van de man geparkeerd en de man aangesproken. De man bleek de
voor mij ambtshalve bekende [verdachte] te zijn. Deze is in het verleden al diverse malen
verbaliseerd voor het aanbrengen van posters op plekken binnen de gemeente Enschede zonder daarvoor toestemming te hebben. Nadat ik mij had voorgesteld en gelegitimeerd,
gevraagd of de man toestemming had voor het aanbrengen van posters, gaf de
man aan deze niet te hebben. Hierop de man medegedeeld dat hij verder niet tot antwoorden
verplicht was en hem een proces-verbaal toegezegd. […] Ik, verbalisant, heb mij vervolgens kenbaar gemaakt als buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Enschede. Hierop heb ik, verbalisant, betrokkene gevraagd om mij een vergunning te tonen tot het plakken van posters afgegeven door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Enschede. De man gaf mij hierop aan, geen vergunning te hebben. Hierop heb ik de man een proces-verbaal aangezegd en [hem] staande gehouden.