In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 24 december 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die voormalig echtgenoten zijn. De vrouw heeft gevorderd om de omgang tussen de man en hun minderjarige kinderen op te schorten, omdat zij vreest voor de veiligheid van de kinderen. De vrouw heeft ernstige beschuldigingen geuit over de man, waaronder dreigementen en ongepast gedrag ten opzichte van de kinderen. De man heeft deze beschuldigingen ontkend en stelt dat de omgang zonder problemen verliep tijdens de ondertoezichtstelling door de gezinsvoogd. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw tot opschorting van de omgangsregeling afgewezen, maar heeft wel een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van maximaal drie maanden, zodat de ouders met hulp van een gezinsvoogd beter kunnen communiceren en de omgang kan worden uitgevoerd.
Daarnaast heeft de vrouw gevorderd dat de man wordt veroordeeld tot medewerking aan de echtscheiding in Iran, door zich te melden bij de Iraanse ambassade in Den Haag. De man heeft geweigerd hieraan mee te werken, omdat hij vreest afstand te doen van zijn rechten in Iran. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat zij haar zieke moeder in Iran wil bezoeken. De voorzieningenrechter heeft de man veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de echtscheiding in Iran, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.