In deze zaak vorderde eiseres, na een langdurige relatie met gedaagde, vergoeding van letselschade die zij zou hebben opgelopen tijdens een fysieke confrontatie in de nacht van 25 op 26 augustus 2009. Eiseres stelde dat gedaagde haar onrechtmatig had gehandeld door haar een klap in het gezicht te geven, wat resulteerde in blijvend letsel. Gedaagde betwistte de onrechtmatigheid van zijn handelen en voerde aan dat hij handelde uit noodweer (exces). De rechtbank Overijssel oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van partijen over de toedracht van het incident tegenstrijdig waren en dat eiseres niet had voldaan aan haar stelplicht. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 11 december 2013.