ECLI:NL:RBOVE:2013:3608

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
23 januari 2014
Zaaknummer
08.770043-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennis van de eerbaarheid op openbare weg in Dalfsen

Op 27 juni 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schennis van de eerbaarheid. De verdachte was ten laste gelegd dat hij in de periode van 5 oktober 2012 tot en met 17 november 2012, zich meermalen, althans éénmaal, opzettelijk oneerbaar heeft gedragen op een openbare plaats, te weten de Langkamp in de gemeente Dalfsen, met ontbloot geslachtsdeel en/of onderlijf. Tijdens de terechtzitting op 13 juni 2013 was de verdachte niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. De officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga – Koppes, vorderde veroordeling van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder een bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte van het slachtoffer, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldingsgebod bij de reclassering en een behandelverplichting voor zijn problematiek op het gebied van spanningsregulatie en middelengebruik. De rechtbank heeft rekening gehouden met het recidiverisico van de verdachte, dat als laag werd ingeschat, en met het advies van de reclassering, dat pleitte voor een deels voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij mr. A.J. Louter als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - meervoudige kamer
Parketnummer: 08.770043-13 (P)
Uitspraak: 27 juni 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S Bordenga – Koppes.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2012 tot en met 17 november 2012, althans op of omstreeks 17 november 2012 in de gemeente Dalfsen zich meermalen, althans éénmaal, opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Langkamp, met ontbloot geslachtdeel en/of onderlijf, althans met blote billen, heeft bevonden.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] [2] ;
 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] [3] ;
 De bekennende verklaring van verdachte [4] .

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 17 november 2012 in de gemeente Dalfsen zich éénmaal, opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Langkamp, met ontbloot onderlijf, althans met blote billen, heeft bevonden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en zich moet melden bij de reclassering zo frequent als de reclassering dat nodig acht en wordt verplicht zich ambulant te laten behandelen bij de Tender te Zwolle of soortgelijke ambulante forensische zorg en
  • een werkstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich op 17 november 2012in de avonduren schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid door zijn broek te laten zaken en zijn blote billen te laten zien aan een automobiliste in een woonwijk in Dalfsen. Aangeefster schrok hiervan. Op slachtoffers kunnen dergelijke feiten een behoorlijke indruk maken en een gevoel van onveiligheid teweegbrengen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij bij zijn gedrag geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van anderen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 mei 2013, waaruit is gebleken dat verdachte eerder meermalen vanaf het jaar 1988 is veroordeeld voor het plegen van schennis aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 21 mei 2013, welke is opgemaakt door E. Vroegop. Ook uit voornoemd rapport blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van schennis en dat sprake is van een delictpatroon dat teruggaat naar het jaar 1988. Ondanks het feit dat verdachte hiervoor meermalen is veroordeeld is aan hem nooit een adequate behandeling of toezicht opgelegd. Gebleken is dat verdachte schennis pleegt op het moment dat hij spanningen ervaart op de leefgebieden van wonen en dagbesteding. Niet alleen op het gebied van spanningsregulatie heeft verdachte problemen, maar tevens op het gebied van financiën en drugsgebruik. Verdachte is altijd onder invloed van speed als hij schennis pleegt. Het recidiverisico wordt laag gemiddeld ingeschat.
De rechtbank houdt rekening met dit reclasseringsrapport, waarin wordt geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, om hem – als stok achter de deur – ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en waarbij wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldingsgebod en een behandelverplichting. De rechtbank acht de behandelverplichting noodzakelijk nu uit de justitiële documentatie van verdachte is gebleken dat hij in 1988, 1995, 1996, 2002 en 2004 is veroordeeld voor het plegen van schennis en nooit eerder daarvoor is behandeld.
Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf van na te melden duur opleggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, te weten een
werkstrafvan
60 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden.
De gevangenisstraf zal
nietworden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren;
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van 2 jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
  • de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar melden en zich vervolgens blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
  • de verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn problematiek op het gebied van spanningen reguleren en middelengebruik bij de Tender te Zwolle of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. F. van der Maden en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2013.
Mr. Louter, voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, tactische recherche met registratienummer PL04RE 2012099957, opgemaakt op 27 december 2012.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 19 november 2012, blad 1 en 2.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 17 november 2012, blad 1.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 november 2012, blad 2 en 3.