ECLI:NL:RBOVE:2013:3543

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
C/08/147593 / KG ZA 13-407
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkrechten en handelsnaamrechten in de houthandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Regge Wood Group B.V. en Rego Buitentrends B.V. Regge, een houthandel gevestigd in Goor, vorderde dat gedaagden, waaronder Rego Buitentrends, het gebruik van een logo en handelsnamen die inbreuk maken op haar merkrechten en handelsnaamrechten zouden staken. Regge is houdster van verschillende merken en handelsnamen, waaronder het Benelux beeldmerk en woordmerk '[RH]'. Gedaagden maakten gebruik van een logo en de handelsnaam '[A]', wat volgens Regge verwarring bij het publiek kon veroorzaken en ongerechtvaardigd voordeel opleverde aan gedaagden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat gedaagden inbreuk maakten op de merkrechten van Regge, zoals vastgelegd in artikel 2.20 lid 1 onder b van de Benelux-verordening inzake de intellectuele eigendom (BVIE). De rechter concludeerde dat de logo's van Regge en gedaagden visueel, auditief en begripsmatig overeenstemden, wat verwarringsgevaar met zich meebracht. Ook werd vastgesteld dat gedaagden inbreuk maakten op de handelsnaamrechten van Regge, aangezien de handelsnaam '[A]' slechts in geringe mate afweek van de handelsnaam '[RH]'.

De voorzieningenrechter heeft gedaagden veroordeeld om het gebruik van het (beeld)merk en de (handels)namen '[A]' binnen 24 uur na betekening van het vonnis te staken, en hen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 25.000 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoen, met een maximum van € 500.000. Daarnaast is de termijn voor het indienen van een bodemprocedure vastgesteld op zes maanden. De proceskosten zijn toegewezen aan Regge, die in totaal € 7.912,71 aan kosten vergoed kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/147593 / KG ZA 13-407
datum vonnis: 20 december 2013 (s)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Regge Wood Group B.V.,
gevestigd te Goor,
eiseres,
verder te noemen Regge,
advocaat: mr. S. Palm te Amersfoort,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rego Buitentrends B.V.,
gevestigd te Goor,
verder te noemen Rego Buitentrends,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder te noemen [gedaagde sub 2],
gedaagden,
verder gezamenlijk te noemen gedaagden,
advocaat: mr. E.T.J.A.M. Nijkamp te Hengelo.

1.De procedure

1.1
Regge heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 december 2013. Ter zitting zijn verschenen: de heer [X 1] namens Regge vergezeld door mr. Palm en namens gedaagden de heren [Z] en [Y] vergezeld door mr. Nijkamp. De standpunten zijn door de advocaten aan de hand van pleitnota’s toegelicht.
1.3
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Regge is een in Goor gevestigde houthandel.
2.2
Regge is houdster van het Benelux beeldmerk “[RH]”. Dit merk is geregistreerd bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (hierna BBIE) onder registratienummer 1239293.
2.3
Regge is houdster van het Benelux woordmerk “[RH]”. Dit merk is geregistreerd bij het BBIE onder registratienummer 1278382.
2.4
Regge is houdster van de domeinnaam [yyyy.nl].
2.5
Regge heeft de handelsnamen [RGr], [RH], [RE], [RG], [RD], [RHP] en Trajectum Trade ingeschreven in het handelsregister.
2.6
Rego Buitentrends is houdster van de domeinnaam www.rego-tuinhout.nl.
[gedaagde sub 2] is houdster van de domeinnaam [xxxx.nl]
2.7
De domeinnamen www.rego-tuinhout.nl en [xxxx.nl] leiden naar één en dezelfde website.

3.Het geschil

3.1
Regge vordert - kort gezegd - bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen:
1. om het gebruik van het (beeld) merk en/of een daarop gelijkend logo en de (handels)namen “[A]” en/of “[R]” en/of daarmee overeenstemmende en/of daarop gelijkende tekens en namen binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden.
2. om in de eerstvolgende edities van (i) het vakblad voor de houtbranche “Houtwereld, (ii) de bijbehorende website www.houtwereld.nl, (iii) de krant “De Weekkrant” en (vi) de bijbehorende website www.deweekkrant.nl, een rectificatie te plaatsen.
3. tot betaling van een bedrag ad € 50.000,-- (zegge: vijftigduizend euro), zulks bij wijze van voorschot op de nader vast te stellen, aan eiseres toekomende schadevergoeding;
4. tot betaling van een dwangsom ad € 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro), althans een door u in goede justitie vast te stellen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van de dag dat gedaagden niet voldoen aan de hiervoor onder 1 tot en met 3 gevorderde bevelen en veroordelingen, met een maximum van € 500.000,-- (zegge: vijfhonderdduizend euro);
5. de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv te stellen op 6 maanden nadat tussen eiseres en gedaagden ter zake van het in deze dagvaarding bedoelde geschil een niet meer voor beroep vatbare rechterlijke uitspraak in kort geding is gewezen;
6. tot betaling van de proceskosten die eiseres heeft moeten maken.
3.2
Regge stelt daartoe - kort samengevat - het volgende.
Gedaagden maken inbreuk op de merkrechten van Regge. Er is sprake van een grote mate van visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming tussen het logo dat gebruikt wordt door gedaagden en het merk van Regge. Het merk van Regge ziet er als volgt uit:
Het logo dat gebruikt wordt door gedaagden ziet er als volgt uit:
Verder zijn zowel gedaagden als Regge gevestigd in Goor en zijn zij beiden actief in dezelfde regio. Ook zijn zij beiden actief in één en dezelfde branche én zijn zij beiden gericht op dezelfde doelgroep. Dit betekent dat verwarringsgevaar bestaat in de zin van
artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Gedaagden trekken ongerechtvaardigd voordeel uit het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk van Regge in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE en gedaagden doen afbreuk aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk van Regge in de zin van 2.20 lid 1 sub d BVIE.
Gedaagden maken tevens inbreuk op de handelsnaamrechten van Regge. Op grond van de artikelen 5 en 5a van de Handelsnaamwet verzet Regge zich tegen het gebruik van de handelsnamen “[A]” en “[R]” door gedaagden, omdat de handelsnamen van Regge van eerdere datum zijn.
Tevens is er sprake van een onrechtmatig handelen op grond van artikel 6:162 BW. Door in strijd met artikel 5 en 5a handelsnaamwet te handelen, handelen gedaagden onrechtmatig jegens Regge. Ten gevolge van dit onrechtmatig handelen lijdt Regge schade.
Verder stelt Regge zich op het standpunt dat er sprake is van een spoedeisend belang nu er voortdurend inbreuk wordt gemaakt op haar merk -en handelsnaamrechten.
3.3
Gedaagden voeren verweer. Zij voeren daartoe - kort samengevat - het volgende aan.
Betwist wordt dat Rego Buitentrends van het logo gebruik maakt zoals dat door Regge met haar eigen logo wordt vergeleken. Het logo van [A] is veel uitgebreider. Achter het door Regge gepresenteerde deel van het logo, hoort nog een foto die ruim drie keer zo breed is als het wel getoonde deel van het logo. Op die foto staan planken en balken hout met daarboven in een groene balk een vermelding “houthandel voor particulier en bedrijven”. In de plaats van een foto met dat hout wordt ook een foto gebruikt van bouwwerken van hout, zoals tuinhuisjes die zij levert als dealer van Woodvision.
Verder wordt betwist dat ook bij een vergelijk van het vierkante deel van het logo van [A] met het logo van [RH] sprake is van een visueel overeenstemmen. Voorts brengen gedaagden naar voren dat er auditief enige mate van overeenstemming is, maar dat in de ene woordcombinatie [R] aan het begin van de combinatie staat en bij de andere combinatie aan het eind.
Betwist wordt dat [RH] en [A] actief zijn in dezelfde branche. [A] richt zich op particulieren en de ZZP-er. Het gaat om producten voor particulieren die soms met inschakeling van een ZZP-er in hun tuin een tuinhuisje willen hebben, een schutting geplaatst willen zien en dergelijke. [A] is detaillist. Regge Hout houdt zich bezig met groothandel in gecertificeerd hout en houtproducten voor de grond-, weg- en waterbouw. Regge Hout heeft zich nog nooit begeven op de markt voor particulieren. Er is dus sprake van verschillende waren en een verschillend publiek waardoor bij het publiek geen verwarring te duchten is. Ook wordt er door het gebruik geen ongerechtvaardigd voordeel getrokken, noch enig afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van [RH].
Ten aanzien van [gedaagde sub 2] wordt het volgende naar voren gebracht. [gedaagde sub 2] handelt alleen onder de naam [gedaagde sub 2] en niet tevens onder de naam [A]. Nu [gedaagde sub 2] op basis van een ondernemingsplan met goedkeuring van bestuur en commissarissen is opgericht door de gebroeders [Y en Z] en zij die onderneming vervolgens na de opsplitsing van de [B] hebben voortgezet met logo, kan haar het gebruik van naam en logo niet door Regge Wood worden ontzegd.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1
De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang ten aanzien van de door Regge gestelde merkinbreuk en handelsnaaminbreuk is gegeven omdat deze een voortdurend karakter hebben.
Merkrecht
4.2
Regge baseert haar vorderingen als eerste op schending van
artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE, dat de merkhouder het recht geeft om op grond van zijn uitsluitend recht iedere derde die zonder zijn toestemming hiertoe gebruik maakt, het gebruik van een teken te verbieden wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer wordt gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk.
4.3
Nu voor Rego buitentrends deels andere verweren zijn gevoerd dan voor
[gedaagde sub 2] zal de voorzieningenrechter eerst oordelen over de door Regge gestelde inbreuk op haar merkrecht door Rego Buitentrends en vervolgens oordelen over de door Regge gestelde inbreuk op haar merkrecht door [gedaagde sub 2].
Rego buitentrends B.V.
4.4
Om te beoordelen of aannemelijk is dat sprake is van een inbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE zal de voorzieningenrechter moeten beoordelen wat er met elkaar vergeleken dient te worden. Gedaagden hebben betwist dat Rego Buitentrends van het logo gebruik maakt zoals dat door Regge met haar merk wordt vergeleken. Achter het door Regge gepresenteerde deel van het logo, hoort volgens hen nog een foto die ruim drie keer zo breed is als het door Regge gepresenteerde vierkante deel van het logo. De foto die volgens gedaagden onderdeel uitmaakt van het logo is een wisselende foto.
4.5
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Uit verschillende in het dossier gebrachte stukken volgt dat de vierkante afbeelding van het logo zoals dat door Regge met haar merk wordt vergeleken in ieder geval het constante deel van het logo betreft. Verder hebben gedaagden slechts dit vierkante logo als beeldmerk gedeponeerd. De voorzieningenrechter gaat er daarom voorshands vanuit dat dit vierkante logo het logo is dat vergeleken dient te worden met het merk van Regge. Dat wil zeggen dat de hieronder staande merken (of logo’s) worden vergeleken.
Het geregistreerde merk van Regge:
Het geregistreerde merk gebruikt door Rego buitentrends:
4.6
Vaste rechtspraak is dat van overeenstemming tussen een merk en een teken sprake is indien er visuele, auditieve of begripsmatige gelijkenis is. Bij de beoordeling van de gelijkenis dient acht te worden geslagen op de totaalindruk die door de merken wordt opgeroepen (HvJ 22 juni 1999, NJ 2000, 375). Voorts behoort meer gewicht te worden toegekend aan de punten van overeenstemming dan aan die van verschil (HR 16 april 1999, NJ 1999, 697).
4.7
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter stemmen de bovenstaande merken grotendeels overeen. Kenmerkende overeenstemmende delen zijn het opvallende en overheersende gebruik van het woord [R]. Ook lijkt het lettertype dat hierbij is gebruikt sterk op elkaar. Daarbij maken beide logo’s gebruik van een afbeelding van een boom in een vierkant dat nagenoeg gelijk van kleur is. Dat bij [A] anders dan bij [RH] het boompje links in het vierkant is weergegeven en het woord “[R]” in het vierkant is weergegeven, doet daaraan niet af. Van belang zijn immers de overeenstemmingen en niet (zozeer) de verschillen.
4.8
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van soortgelijke waren of diensten. Regge stelt zich op het standpunt dat zulks het geval is. Zij wijst erop dat
Rego Buitentrends en [A] beide actief zijn in de houthandel. Verder voert zij aan dat ook [A] zich richt op particulieren. Gedaagden hebben betwist dat Rego Buitentrends soortgelijke diensten aanbiedt. Zij stellen daartoe dat zij zich richten op particulieren die soms met inschakeling van een ZZP-er in hun tuin een tuinhuisje willen hebben, een schutting geplaatst willen zien en dergelijke. Regge Hout houdt zich bezig met groothandel in gecertificeerd hout en houtproducten voor de grond-, weg- en waterbouw. Volgens gedaagden heeft Regge Hout zich nog nooit begeven op de markt voor particulieren.
4.9
Voor de vaststelling van soortgelijkheid tussen waren of diensten moet rekening worden gehouden met alle relevante factoren die de verhouding tussen de waren en diensten kenmerken. Artikel 2.20, lid 3 BVIE bepaalt dat geen rekening wordt gehouden met de toegepaste rangschikking in klassen. Aangenomen moet echter worden dat een indeling in dezelfde klasse wel een aanwijzing vormt voor soortgelijkheid.
4.1
Ook indien ervan wordt uitgegaan dat Rego Buitentrends zich beperkt (zoals door gedaagden wordt gesteld en door Regge is bestreden) tot de verkoop van tuinhuisjes, schuttingen en dergelijke aan particulieren, concludeert de voorzieningenrechter dat voorshands kan worden aangenomen dat de activiteiten van Regge en Rego buitentrends soortgelijk zijn in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Daarbij is van belang dat beide bedrijven actief zijn in de houthandel en beide bedrijven zijn gevestigd in Goor. Bovendien volgt uit de site van Regge dat zij zich ook richt tot particulieren. Daarbij vormt ook een aanwijzing voor soortgelijkheid dat klassen en beschrijvingen van de depots van het beeldmerk van [A] en [RH] in grote mate overeen komen.
4.11
Gelet op hetgeen onder 4.5 en 4.7 is overwogen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van verwarringsgevaar. Dit brengt met zich dat
Rego Buitentrends in strijd handelt met artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. De vraag of een geslaagd beroep kan worden gedaan op de c- of d-grond behoeft geen bespreking meer.
[gedaagde sub 2] B.V.
4.12
Over de vraag of ook [gedaagde sub 2] inbreuk maakt als bedoeld in
artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gedaagden betwisten dat [gedaagde sub 2] handelt onder de naam [A].
[gedaagde sub 2] handelt volgens gedaagden alleen onder de naam [gedaagde sub 2]. Voorzover gedaagden hiermee zeggen dat [gedaagde sub 2] geen gebruik maakt van het logo met de naam “[A]” zoals dat hierboven in overweging 4.5 is weergegeven, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.13
De voorzieningenrechter overweegt dat verschillende stukken in het dossier er op wijzen dat ook [gedaagde sub 2] handel voert onder de naam [A] en daarmee dus ook gebruik maakt van het logo zoals hierboven weergegeven. Zo is
[gedaagde sub 2] houdster van de domeinnaam [xxxx.nl]. Ook wijzen de twee in het geding gebrachte persberichten erop dat ook [gedaagde sub 2] haar handelsnaam gewijzigd heeft in [A]. De voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands voldoende is komen vast te staan dat ook [gedaagde sub 2] handelt onder de naam [A] en daarmee ook gebruik maakt van het logo zoals hierboven weergegeven.
4.14
Voorts voeren gedaagden ten aanzien van [gedaagde sub 2] aan dat zij al voor de opsplitsing van de [B] toestemming hebben gekregen van bestuur en commissarissen van de [B] om een bedrijf te voeren onder de naam [gedaagde sub 2]. Deze toestemming zou zijn gegeven op basis van een ondernemingsplan. Uit dit ondernemingsplan volgt dat het volgende logo gebruikt mag worden:
Regge betwist dat deze toestemming is gegeven. Zij wijst er daarbij op dat het ondernemingsplan waar gedaagden naar verwijzen slechts een voorlopig ondernemingsplan betreft.
4.15
De voorzieningenrechter overweegt dat ook al zou de betreffende toestemming gegeven zijn zoals door gedaagden gesteld en door Regge betwist, dit geen toestemming zou zijn voor gebruik van het logo zoals weergegeven onder overweging 4.5, maar toestemming voor gebruik van het logo zoals hierboven weergegeven. Nu van een toestemming voor het gebruik van het logo zoals weergegeven in overweging 4.5 geen sprake is, kan dit verweer van gedaagden niet slagen.
4.16
Evenals ten aanzien van Rego buitentrends stemmen de merken (logo’s) zoals weergegeven in overweging 4.5 naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter grotendeels overeen.
4.17
Vervolgens moet ook ten aanzien van [gedaagde sub 2] de vraag beantwoord worden of sprake is van soortgelijke waren of diensten. Regge stelt zich op het standpunt dat zulks het geval is. Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat het product en de groep van potentiële klanten een geheel andere is. [gedaagde sub 2] stelt haar klanten in de gelegenheid om hun strategische inkoop bij haar te outsourcen. Haar klanten zijn groothandels als bijvoorbeeld Regge Wood.
4.18
De voorzieningenrechter oordeelt dat vooralsnog moet worden aangenomen dat ook de activiteiten van Regge en [gedaagde sub 2] soortgelijk zijn in de zin van
artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Daarbij is van belang dat beide bedrijven actief zijn in de houthandel. Beide bedrijven handelen in de branche die zich bezig houdt met de houthandel voor gecertificeerd hout en houtproducten voor de grond-, weg- en waterbouw en beide bedrijven zijn gevestigd in Goor. Ook hier vormt het feit dat klassen en beschrijvingen van de depots van het beeldmerk van [A] en [RH] in grote mate overeen komen een aanwijzing voor soortgelijkheid.
4.19
Voor zover [gedaagde sub 2] gebruik maakt van het logo met de naam “[A]” zoals onder 4.4 weergegeven, is er gelet op het voorgaande naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van verwarringsgevaar. Dit brengt met zich dat Regge gerechtigd is [gedaagde sub 2] het gebruik van dit logo te verbieden. De vraag of een geslaagd beroep kan worden gedaan op de c- of d-grond behoeft dan ook geen bespreking meer.
Handelsnaamrecht
4.2
Op grond van het bepaalde in artikel 5 Hnw is het verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig werd gevoerd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats waar zij zijn gevestigd, bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen is te duchten.
4.21
Nu voor Rego buitentrends ook ten aanzien van de door Regge gestelde inbreuk op het handelsnaamrecht deels andere verweren zijn gevoerd dan voor [gedaagde sub 2] zal de voorzieningenrechter eerst oordelen over de door Regge gestelde inbreuk op haar handelsnaamrecht door Rego Buitentrends en vervolgens oordelen over de door Regge gestelde inbreuk op haar handelsnaamrecht door [gedaagde sub 2].
Rego buitentrends B.V.
4.22
Niet in geschil is dat Regge de handelsnaam [RH] voert en Rego Buitentrends de handelsnaam [A] voert.
4.23
Voorts is niet in geschil dat Regge de handelsnaam [RH] al voerde voordat
Rego Buitentrends de handelsnaam [A] is gaan gebruiken.
4.24
Verder wordt vastgesteld dat de handelsnaam [A] slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam [RH], nu het dominerende en kenmerkende deel van de handelsnamen ([R]) identiek is. Cruciaal is vervolgens de vraag of de geringe mate waarin de handelsnaam [RH] afwijkt van de handelsnaam [A], in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats waar zij gevestigd zijn, tot gevolg heeft dat bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is, dat wil zeggen gevaar voor verwarring bij het publiek kan doen ontstaan.
4.25
Omdat zowel Rego Buitentrends als [RH] zich zoals hierboven reeds overwogen op dezelfde markt richten, te weten de houthandel is de aard van de ondernemingen nauw verwant. Zoals ook eerder gezegd zijn Rego Buitentrends en [RH] beiden gevestigd in Goor.
4.26
Gelet op de geringe mate waarin de handelsnaam [A] afwijkt van de handelsnaam [RH], en voorts gelet op de aard van de verschillende ondernemingen en de plaats waar zij zijn gevestigd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate aannemelijk dat bij het relevante publiek verwarring is te duchten tussen [RH] en [A]. Een en ander leidt tot de conclusie dat Rego Buitentrends de handelsnaam [A] voert in strijd met het bepaalde in artikel 5 Hnw.
[gedaagde sub 2] B.V.
4.27
In overweging 4.13 heeft de voorzieningenrechter reeds geoordeeld dat voorshands voldoende is komen vast te staan dat ook [gedaagde sub 2] handelt onder de naam [A].
4.28
Voorts voeren gedaagden aan dat zij al voor de opsplitsing van de [B] toestemming hebben gekregen van bestuur en commissarissen van de [B] om een bedrijf te voeren onder de naam [gedaagde sub 2]. Daar voegen gedaagden aan toe dat Timber Trade slechts een vertaling is van Houthandel. Voorzover gedaagden hiermee willen zeggen dat er dus toestemming is gegeven voor het gebruik van de handelsnaam [A], overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.29
Vooralsnog is niet duidelijk geworden of aan gedaagden toestemming is gegeven om de handelsnaam [gedaagde sub 2] te gebruiken. Echter oordeelt de voorzieningenrechter dat met een eventuele toestemming voor het gebruik van de handelsnaam
[gedaagde sub 2] nog geen toestemming is gegeven voor het gebruik van de handelsnaam [A]. Dit verweer van gedaagden kan daarom niet slagen.
4.3
Voorts is niet in geschil dat Regge de handelsnaam [RH] al voerde voordat
[gedaagde sub 2] de naam [A] is gaan gebruiken.
4.31
Evenals ten aanzien van Rego Buitentrends oordeelt de voorzieningenrechter dat bij gebruik van de handelsnaam [A] bij het publiek verwarring tussen
[gedaagde sub 2] en [RH] te duchten is, dat wil zeggen gevaar voor verwarring bij het publiek kan doen ontstaan.
4.32
Voorts geldt dat zowel [gedaagde sub 2] als [RH] zich zoals hierboven reeds in overweging 4.18 overwogen op dezelfde markt richten, te weten de houthandel. De aard van de ondernemingen is nauw verwant. Zoals reeds eerder gezegd is daarbij ook van belang dat [gedaagde sub 2] en [RH] beiden zijn gevestigd in Goor.
4.33
Gelet op de geringe mate waarin de handelsnaam [A] afwijkt van de handelsnaam [RH], en voorts gelet op de aard van de verschillende ondernemingen en de plaats waar zij zijn gevestigd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate aannemelijk dat bij het relevante publiek verwarring is te duchten tussen [RH] en [A]. Een en ander leidt tot de conclusie dat ook [gedaagde sub 2] de handelsnaam [A] voert in strijd met het bepaalde in artikel 5 Hnw.
4.34
Verder vordert Regge dat gedaagden veroordeeld worden om gebruik van de (handels)naam “[R]” en/of daarop gelijkende namen te staken en gestaakt te houden. Daaronder zou ook het gebruik van de handelsnaam [gedaagde sub 2] vallen. Ten aanzien van de naam [gedaagde sub 2] is door gedaagden naar voren gebracht dat voor het gebruik van deze handelsnaam toestemming is verkregen. Regge heeft betwist dat deze toestemming is verleend.
4.35
De voorzieningenrechter oordeelt dat met onvoldoende zekerheid is te zeggen of deze toestemming verleend is of niet. Er dient nader onderzoek plaats te vinden naar de vraag of een dergelijke toestemming is verleend. Voor het verrichten van dat onderzoek is in onderhavige kort gedingprocedure, gelet op het karakter daarvan, echter geen plaats. Vooralsnog zal daarom de vordering tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de (handels)naam “[R]” en/of daarop gelijkende namen worden afgewezen.
4.36
Resumerend handelen zowel Rego Buitentrends als [gedaagde sub 2] door
gebruikmaking van het logo zoals weergegeven in overweging 4.5 in strijd met artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE en handelen Rego Buitentrends B.V. en [gedaagde sub 2] B.V. voorzover zij gebruik maken van de handelsnaam [A] in strijd met artikel 5 Hnw. Het gevorderde onder 3.1, sub 1 zal dan ook worden toegewezen, op hierna te melden wijzen.
Rectificatie
4.37
Regge heeft gevorderd dat gedaagden veroordeelt worden tot plaatsing van rectificaties in de eerstvolgende edities van (i) het vakblad voor de houtbranche “Houtwereld, (ii) de bijbehorende website www.houtwereld.nl, (iii) de krant “De Weekkrant” en (vi) de bijbehorende website www.deweekkrant.nl. De tekst van de betreffende rectificaties is door Regge ingevuld. De voorzieningenrechter oordeelt over deze vordering als volgt.
4.38
De tekst die door Regge gegeven is om als rectificatie geplaatst te worden gaat verder dan hetgeen in dit vonnis door de voorzieningenrechter toegewezen zal worden. Zo zal ten aanzien van de handelsnaam “[R]” en/of daarop gelijkende namen de vordering van Regge in dit kort geding niet toegewezen worden. Toewijzen van plaatsing van een tekst tot rectificatie als gevorderd is dan ook niet op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal deze vordering daarom afwijzen.
4.39
Overigens staat aan Regge niets in de weg om de redacties van de betreffende kranten op de hoogte te stellen van de uitspraak die de voorzieningenrechter in dit kort geding zal doen.
Schadevergoeding
4.4
Regge vordert voorts een voorschot op de schade die zij heeft geleden. Deze vordering strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
4.41
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Regge heeft over de omvang van de vordering te weinig gesteld om deze in een kort geding toe te wijzen. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat Regge onvoldoende feiten en/of omstandigheden heeft gesteld waaruit haar spoedeisend belang ten aanzien van de door haar gevorderde geldvordering kan worden afgeleid.
4.42
De conclusie uit het voorgaande is dat de voorzieningenrechter de vordering tot
betaling van een voorschot op de schadevergoeding zal afwijzen.
Dwangsom
4.43
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen op na te noemen wijze.
Termijn waarbinnen bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt
4.44
In verband met het bepaalde in artikel 1019i Rv zal de voorzieningenrechter de redelijke
termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt stellen op zes maanden na het wijzen van dit vonnis.
Proceskosten
4.45
Gedaagden zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld
in de kosten van het geding. Ten aanzien van de hoogte van die kosten overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.46
Regge heeft met een beroep op artikel 1019h Rv veroordeling van gedaagden gevorderd
tot vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten, die blijkens de door Regge overgelegde facturen en specificaties in totaal een bedrag van € 15.900,-- belopen. Artikel 1019h Rv is de implementatie van artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Deze richtlijn neemt als uitgangspunt dat de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, door de verliezende partij zullen worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. De termen 'redelijk en evenredig' en 'billijkheid' geven hierbij aan dat de veroordeling in de proceskosten enerzijds afhankelijk is van de complexiteit van de vordering en anderzijds van de mate van verwijtbaarheid van de inbreuk. Voorts dienen de gevorderde kosten tijdig te worden opgegeven en gespecificeerd zodat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren (HR 30 mei 2008, NJ 2008,556).
4.47
Om te beoordelen wat onder redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten moet worden verstaan, wordt aansluiting gezocht bij de ‘Indicatietarieven in IE-zaken’. Volgens deze tarieven zijn in eenvoudige kort gedingen kosten ter hoogte van maximaal
€ 6.000,-- redelijk en evenredig te noemen. In de onderhavige zaak moet worden geoordeeld dat de vordering niet als gecompliceerd kan worden aangemerkt, nu de intellectuele eigendomsrechtelijke aspecten van deze zaak van eenvoudige aard zijn. Het bedrag dat door de advocaat van Regge aan kosten wordt gevorderd, komt
te hoog voor. De door Regge gevorderde kosten worden tot een bedrag van € 6.000,-- redelijk en evenredig geoordeeld en toegewezen. De kosten aan de zijde van Regge worden derhalve begroot op totaal € 7.912,71, bestaande uit:
- dagvaardingskosten € 76,71
- vast recht € 1836,--
- salaris advocaat € 6.000,--.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagden om het gebruik van het (beeld)merk en de (handels)namen “[A]” binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, onder meer op de navolgende wijzen:
- verwerkt in een domeinnaam, daaronder begrepen maar niet beperkt tot de domeinnaam [xxxx.nl];
- verwerkt in stukken voor zakelijk gebruik daaronder (mede) begrepen briefpapier, facturen, logo’s en overig drukwerk, alsmede verwerkt in advertenties/reclame daaronder (mede) begrepen reclame op websites, bedrijfskleding, wagenpark en op overige reclame-uitingen;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een dwangsom ad € 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro), voor iedere dag of gedeelte van de dag dat gedaagden nadat na betekening 14 dagen zijn verstreken niet voldoen aan de onder I. genoemde veroordeling, waarbij iedere vorm van inbreukmakend gebruik geldt als een afzonderlijke overtreding, met een maximum van € 500.000,-- (zegge: vijhonderdduizend euro)
bepaalt de termijn waarbinnen op grond van artikel 1019i Rv een bodemprocedure aanhangig dient te worden gemaakt op zes maanden vanaf de dag van het wijzen van dit vonnis;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Regge begroot op € 1.912,71 aan verschotten en € 6000,-- aan salaris van de advocaat;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.