ECLI:NL:RBOVE:2013:3530

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
31 december 2013
Zaaknummer
08.950456-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige prostituee

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 november 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in [woonplaats], werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.J. Pardijs. De officier van justitie, mr. R. Verheul, was ook aanwezig tijdens de zitting op 5 november 2013. De tenlastelegging omvatte het aanraken van de borsten en vagina van het slachtoffer, alsook het dwingen van het slachtoffer tot orale seks. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte, geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft ontucht gepleegd met een persoon die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, een geldboete van €2.500,- en een schadevergoeding van €1.250,- aan het slachtoffer.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als kostwinner en het feit dat hij blijkens het reclasseringsrapport geen criminogene factoren vertoonde. De rechtbank heeft echter ook benadrukt dat de bescherming van minderjarigen centraal staat in de wetgeving en dat de verdachte zich niet heeft vergewist van de leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, aangezien de schade als gevolg van het bewezen verklaarde feit vaststond en niet door de verdachte was weersproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.950456-13 (P)
Uitspraak: 19 november 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1976,
wonende te [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. Pardijs, advocaat te Alkmaar.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2013 in de gemeente Zwolle ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer], die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit het
- aanraken en/of betasten en/of voelen van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer], ("pijpen");

art 248b Wetboek van Strafrecht

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit is sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
 Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] opgemaakt op 21 maart 2013; [2]
 Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] opgemaakt op 26 maart 2013; [3]
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 5 november 2013. [4]

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 20 maart 2013 in de gemeente Zwolle ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [slachtoffer], die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit het
- aanraken en/of betasten en/of voelen van de borsten en de vagina van die [slachtoffer] en
- brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer], ("pijpen").
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt,
strafbaar gesteld bij artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte bij een hoge strafoplegging mogelijk zijn baan zal verliezen. Als internationaal manager dient hij namelijk regelmatig naar het buitenland, met name de Verenigde Staten, te reizen hetgeen bij een hoge strafoplegging ter zake van een zedendelict niet langer mogelijk zal zijn omdat hem de toegang tot het land dan zal worden ontzegd.
Bij een milde strafoplegging zal verdachte wellicht toestemming van de buitenlandse autoriteiten kunnen ontvangen om het land binnen te komen en mogelijk zijn baan kunnen behouden, zo stelt de raadsman. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de omstandigheid dat verdachte enig kostwinner is en oprecht berouw heeft getoond.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het
gebruik maken van de diensten van een minderjarige prostituee hetgeen strafbaar is gesteld
bij artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. In dit artikel staat de bescherming van het
minderjarige slachtoffer centraal.
Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat verdachte in de veronderstelling verkeerde
dat het slachtoffer meerderjarig was staat deze omstandigheid een bewezenverklaring niet in
de weg. De leeftijd van het slachtoffer is immers geobjectiveerd en opzet of schuld ten aanzien van de leeftijd van het slachtoffer behoeft daarom niet te worden vastgesteld. Niettemin valt het verdachte aan te rekenen dat hij zich in het geheel niet heeft vergewist van de leeftijd van het slachtoffer, hoewel zij jong en klein van stuk was. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en dit kan hem worden aangerekend.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging sterk rekening gehouden met de persoonlijke
omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud het
reclasseringsrapport d.d. 25 oktober 2013. Uit deze rapportage blijkt onder meer dat er
geen criminogene factoren zijn, dat verdachte zich schuldbewust toont, dat hij getrouwd is en
drie kinderen heeft en dat zijn huwelijk ten gevolge van onderhavig feit onder spanning
staat. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte
– als gevolg van de door de verdediging omschreven omstandigheden - zijn baan dreigt te
verliezen met alle persoonlijke gevolgen voor hem en zijn gezin van dien. De rechtbank
houdt er rekening mee dat verdachte door de gevolgen van het delict reeds sterk wordt
getroffen en dat dit door hem als leed wordt ervaren.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte voorts rekening
gehouden met de omstandigheid dat hij blijkens de inhoud van het uittreksel justitiële
documentatie d.d. 25 juni 2013 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, alsmede met het
feit dat hij ter terechtzitting doorleefd spijt heeft betoond.
Gelet op alle specifieke omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden
van de verdachte zoals hiervoor beschreven acht de rechtbank een werkstraf de
meest passende strafmodaliteit. Op grond van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek
van Strafrecht is deze strafmodaliteit voor zaken als de onderhavige echter niet meer
mogelijk.
Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op
te leggen, maar lager dan door de officier van justitie geëist.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om een onvoorwaardelijke geldboete op te leggen. De
rechtbank overweegt daarbij dat een geldboete voor een delict als het onderhavige in het
algemeen niet de meest aangewezen strafmodaliteit is, maar dat de rechtbank daartoe thans
– vanwege de bijzondere persoonlijke omstandigheden – toch besluit, omdat het betere
alternatief, te weten een werkstraf, juridisch niet tot de mogelijkheden behoort.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b,14c, 23, 24, 24c van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.250,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en door de verdachte niet weersproken. De hoogte van de schade is aldus genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.250,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

Beslissing

Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van €
2.500,--bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], woonplaats bekend bij het Openbaar Ministerie, van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderd en vijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
20 maart 2013 (de dag dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd) tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.250,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Y. Cenik, voorzitter, mrs. F. Koster en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2013.
Mr. Y. Cenik, voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie eenheid Oost-Nederland, team mensenhandel, onder dossiernummer BHV 2013-22783 (onderzoek KALKOEN), opgemaakt op 11 juni 2013.
2.Dossierpagina’s 225 tot en met 229
3.Dossierpagina’s 230 tot en met 246
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 november 2013.