Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[verdachte],
wonende te [woonplaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
TENLASTELEGGING
1. aanvraag d.d. 5 oktober 2007, procedure mw. [naam 2], terzake een beroepschrift tegen de gemeente Groningen (bijlage BB-04, latere toevoeging [nummer 2]);
2. aanvraag d.d. 21 april 2008, procedure [naam 3] tegen de IND (bijlage BB-05, latere toevoeging [nummer 3]);
3. aanvraag d.d. 12 maart 2008, procedure [naam 4] tegen de gemeente Groningen (bijlage BB-08, latere toevoeging [nummer 4]);
4. aanvraag d.d. 20 december 2007, procedure [naam 5] tegen de gemeente Breda (pagina 368 proces-verbaal, latere toevoeging [nummer 5]);
ingediend op naam van mr. [naam 6] (onder registratienummer [nummer 6]):
1. aanvraag d.d. 28 juli 2008, procedure [naam 7] tegen de gemeente Groningen
2. aanvraag d.d. 17 december 2007, procedure [naam 8] tegen de gemeentelijke Ombudsman (bijlage CC-07, latere toevoeging [nummer 8]);
ingediend op naam van mr. [naam 9] (onder registratienummer [nummer 9]):
1. aanvraag d.d. 2 november 2009, procedure [naam 10] tegen de IND (bijlage EE-02, latere toevoeging [nummer 10]),
VOORVRAGEN
Namens verdachte heeft zijn raadsman het verweer gevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging, omdat verdachte al (tweemaal) eerder is gestraft voor hetzelfde feit. Verdachte is door de tuchtrechter en de Raad voor de Rechtsbijstand ter verantwoording geroepen. Hij is driemaal geconfronteerd met een identieke beschuldiging. De verdediging verwijst hiertoe naar artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, de met die bepalingen samenhangende beginselen van een goede procesorde, artikel 4 lid 1 van Protocol 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 50 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
De opgelegde tuchtrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen kunnen niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Alleen als een tuchtrechtelijke uitspraak alle elementen heeft van een strafrechtelijke veroordeling, moet het strafrecht een stapje terug doen. Dat is hier niet aan de orde. Het verweer dient te worden verworpen.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door de Raad van Discipline en de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde maatregelen niet op één lijn gesteld worden met een sanctie op basis van een strafrechtelijke veroordeling. Niet alleen reeds omdat deze maatregelen niet zijn opgelegd in het kader van een strafrechtelijke procedure, maar eerst en vooral omdat het door de Hoge Raad ontwikkelde toetsingscriterium inzake artikel 68 Wetboek van Strafrecht de rechtbank in dit geval tot een andere conclusie leidt. De door de Hoge Raad ontwikkelde toetsingsmaatstaf heeft zowel een feitelijke als een juridische dimensie. Overtreding van voorschriften levert pas één feit op als de overtredingen niet alleen feitelijk nauw met elkaar samenhangen - dat staat in de onderhavige zaak wel vast - maar ook kan worden gezegd dat aan de dader van die overtredingen een verwijt van dezelfde strekking kan worden gemaakt, dat wil zeggen: als de overtreden voorschriften soortgelijke belangen beschermen. Naar het oordeel van de rechtbank verschillen de belangen die de door verdachte overtreden voorschriften beogen te beschermen, zodanig van elkaar dat daardoor sprake is van verschillende verwijten voor elk waarvan verdachte afzonderlijk ter verantwoording kon worden geroepen.
Ook overigens zijn er geen gronden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging in de weg staan.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
BEWEZENVERKLARING
te weten, de aanvraagformulieren:
- aanvraag d.d. 5 oktober 2007, procedure mw. [naam 2], terzake een beroepschrift tegen de gemeente Groningen;
- aanvraag d.d. 20 december 2007, procedure [naam 5] tegen de gemeente Breda;
- aanvraag d.d. 28 juli 2008, procedure [naam 7] tegen de gemeente Groningen;
- aanvraag d.d. 17 december 2007, procedure [naam 8] tegen de gemeentelijke Ombudsman;
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
STRAFBAARHEID van de VERDACHTE
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Beslissing
60 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.