5.1Feiten 1 en 2 in de eerste plaats
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 (onttrekking van minderjarigen aan het wettelijk gezag) en 2 in de eerste plaats (opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving). De officier van justitie heeft zijn standpunt ten aanzien van feit 1 gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaring van [dochter 1],
[getuige 1], [getuige 2] en de verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft zijn standpunt ten aanzien van feit 2 in de eerste plaats, gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van sporenonderzoek, inclusief fotomap, het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dacht dat hij toestemming had van zijn echtgenote, [slachtoffer], om de kinderen mee te nemen naar Syrië. [slachtoffer] heeft kort voor vertrek uit Haaksbergen tegen de kinderen gezegd: “ga maar snel anders mis je het vliegtuig”. Verdachte heeft ook het gezag over zijn minderjarige kinderen. Hij begrijpt dan ook niet waarom de officier van justitie stelt dat hij zijn eigen kinderen heeft ontvoerd. De raadsman bepleit subsidiair dat de onttrekking -mits bewezen- van korte duur is geweest, te weten precies één week.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder feit 2 in de eerste plaats wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen die zich in het onderhavige strafdossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Verdachte heeft, samen met zijn echtgenote [slachtoffer], het wettelijk gezag over hun drie minderjarige dochters [dochter 1], elf jaar, [dochter 2], negen jaar en [dochter 3], zeven jaar. Verdachte en [slachtoffer] zijn twaalf jaar getrouwd, als [slachtoffer] aan verdachte meedeelt dat ze wil scheiden. Verdachte wil voor de scheiding met zijn drie dochters op vakantie naar Londen. [slachtoffer] geeft toestemming aan verdachte om met de drie dochters naar Londen te gaan om vakantie te vieren. Verdachte zal met de kinderen op 23 juli 2013 naar Londen vliegen. [slachtoffer] verblijft vanaf 19 juli 2013 in Duitsland. Op 22 juli 2013 belt [slachtoffer] vanuit Duitsland met haar oudste dochter [dochter 1] in Haaksbergen. [slachtoffer] hoort tijdens dat gesprek dat verdachte, die op dat moment telefonisch contact heeft met een vriend in Londen, zegt: “zeg alsjeblieft niet tegen [slachtoffer] dat ik niet naar Londen met de kinderen ben gekomen”. [slachtoffer] is hierop meteen vanuit Duitsland naar de woning in Haaksbergen gereisd. Als [slachtoffer] in de woning komt is er niemand thuis. [slachtoffer] belt verdachte op en hij vertelt dat hij met de kinderen in Enschede is. Als verdachte thuis komt zegt [slachtoffer] dat ze niet wil dat hij met de kinderen op vakantie gaat, omdat ze denkt dat hij helemaal niet van plan is naar Londen te reizen. Hierop slaat verdachte [slachtoffer]. Hij pakt [slachtoffer] vast bij de armen en draait deze op haar rug. Verdachte legt [slachtoffer] neer op de grond en doet handboeien om haar armen. Vervolgens pakt verdachte tape en doet dat om de mond / het hoofd van [slachtoffer]. Verdachte maakt de voeten en bovenbenen van [slachtoffer] vast met touw. Verdachte maakt de armen van [slachtoffer] vast aan haar benen. Verdachte legt [slachtoffer] in de kelderkast. Verdachte maakt haar vast aan de waterleiding. Verdachte zegt tegen haar dat ze daar drie dagen blijft liggen of zelfs zeven dagen. Even later zegt hij weer dat er om 2.00 uur iemand langskomt om haar te bevrijden want dan is hij veilig. Verdachte gaat met de auto weg. Na enige tijd komt verdachte weer terug om [slachtoffer] los te maken. Hij zegt dat hij haar zo niet kan achterlaten. Verdachte maakt het tape los, knipt de tape uit haar haar, doet de handboeien af en knipt de touwen los. Verdachte zegt tegen [slachtoffer] dat hij met de kinderen naar Londen gaat. Dan hoort [slachtoffer] de stemmen van de kinderen. Verdachte zegt tegen [slachtoffer] dat ze niets tegen de kinderen mag zeggen en dat ze de politie niet mag bellen. [slachtoffer] knuffelt de kinderen en zegt dat ze goed naar hun vader (verdachte) moeten luisteren. [slachtoffer] ziet de Audi van [getuige 1] met daarin verdachte, de kinderen en [getuige 2] vertrekken. [slachtoffer] belt twee uur later met de politie om te melden dat verdachte de kinderen heeft ontvoerd. [slachtoffer] heeft aan verdachte alleen toestemming gegeven om met de kinderen naar Londen te gaan. De politie komt in de woning te Haaksbergen en ziet in de hal diverse stukken touw en stukken tape op de grond liggen. Aan één stuk tape zit een pluk haar vast.
Verdachte heeft op 22 juli 2013 vier vliegtickets (enkele reis) gekocht naar Turkije. Verdachte is met zijn drie kinderen naar het vliegveld in Keulen gegaan en heeft daar het vliegtuig naar Turkije genomen. Op het vliegveld hoort [getuige 2] voor het eerst dat verdachte en de kinderen naar Turkije gaan en dat ze niet, zoals het plan was, naar Londen zullen gaan. In Turkije aangekomen is verdachte met zijn drie kinderen naar Syrië doorgereisd. In het vliegtuig heeft verdachte aan de kinderen verteld dat ze naar Syrië gaan in plaats van Londen. Verdachte vertelt [dochter 1] dat ze voor altijd in Syrië zouden blijven.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wilde scheiden en dat hij zijn gezin en huwelijk wilde proberen te redden door met zijn schoonouders in Syrië te gaan praten. Ook heeft hij verklaard te hebben gehoopt dat [slachtoffer] achter hen aan zou reizen, zodat haar ouders haar misschien zouden kunnen ompraten.
Op 29 juli 2013 is verdachte, tegen wie een Europees Aanhoudingsbevel was uitgevaardigd, bewogen door de politie om samen met zijn drie dochters vrijwillig terug te keren naar Nederland. Verdachte heeft hieraan meegewerkt. Gedurende de terugreis naar Nederland gingen de kinderen heel natuurlijk met hun vader om. Op het vliegveld in Amsterdam zijn de kinderen herenigd met hun moeder [slachtoffer].
feit 1
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [slachtoffer], op het moment van meenemen van de drie dochters, [dochter 1], [dochter 2] en [dochter 3], door verdachte op 22 juli 2013, gezamenlijk het wettig gezag over hun drie kinderen uitoefenden.
Onder “onttrekken” in de zin van artikel 279 Sr moet volgens de Hoge Raad worden verstaan: elk doen verkeren van de minderjarige buiten het wettig gezag. Het ‘onttrekken’ kan zowel bestaan uit het wegvoeren als uit het onttrokken houden van deze minderjarigen aan het wettig gezag. Degene die samen met een ander het gezag over minderjarigen uitoefent kan desondanks deze minderjarigen aan het gezag van die ander onttrekken als één der gezagdragers de kinderen zonder toestemming van de andere gezagsdrager, laat verblijven op een voor de andere gezagsdrager onbekende verblijfplaats en/of de minderjarigen in strijd met eerder gemaakte afspraken niet aan de andere gezagsdrager afgeeft.
Omdat verdachte gedurende de periode van 22 juli 2013 tot en met 30 juli 2013 op een voor [slachtoffer] onbekende plek in Syrië heeft verbleven met de drie kinderen en hij hier geen toestemming voor had van [slachtoffer], heeft verdachte aldus zijn drie dochters onttrokken aan het gezag van [slachtoffer]. Verdachte onthield [slachtoffer] immers aldus de mogelijkheid om op enigerlei wijze haar gezag over haar drie dochters [dochter 1], [dochter 2] en [dochter 3] uit te oefenen.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde, het onttrekken van drie minderjarigen aan het wettelijk gezag.
feit 2 in de eerste plaats
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit 2 in de eerste plaats heeft gepleegd, met dien verstande dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer] daarbij heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling. De gebezigde bewijsmiddelen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.