ECLI:NL:RBOVE:2013:3368
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Omgevingsvergunning voor spoorwegemplacement te Zwolle; beroep gedeeltelijk gegrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend aan ProRail B.V. voor het veranderen van een spoorwegemplacement op het perceel Stationsplein 16 te Zwolle. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle op 16 oktober 2012 en was ter inzage gelegd van 18 oktober 2012 tot en met 29 november 2012. ProRail B.V. heeft tegen de vergunning beroep ingesteld, waarbij zij zich heeft laten vertegenwoordigen door verschillende gemachtigden, waaronder mr. W. Zwier. De rechtbank heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan het geding, en het beroep is behandeld op de zitting van 20 september 2013.
De rechtbank heeft overwogen dat de omgevingsvergunning voorschriften bevatte ter bescherming van het milieu, en dat de wijziging van het spoorwegemplacement vergunningplichtig was. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen verschillende voorschriften in de vergunning, waaronder die met betrekking tot afvalwater, geluid, veiligheid en bodembescherming. Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de tekst van enkele voorschriften, terwijl andere voorschriften door de rechtbank zijn vernietigd omdat deze niet deugdelijk gemotiveerd waren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorschriften 7.3, 7.4 en 7.8 bij de omgevingsvergunning geen toegevoegde waarde hadden en heeft deze vernietigd. Voorts heeft de rechtbank de voorschriften 3.10 en 8.2 aangepast op basis van de overeenstemming tussen partijen. Het beroep tegen de voorschriften 8.3 en 12.2 is ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de voorschriften in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 944,--, en heeft bepaald dat het griffierecht van € 310,-- aan eiseres moet worden vergoed.