ECLI:NL:RBOVE:2013:3318

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
08/996024-06
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een BV wegens valse belastingaangiftes over een periode van twee jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap (BV) die werd beschuldigd van het indienen van valse belastingaangiften over de periode van juli 2004 tot en met juni 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de BV opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan, waardoor te weinig belasting is geheven. De officier van justitie had een geldboete van € 100.000 geëist, maar de rechtbank oordeelde dat het opleggen van een geldboete geen zin had, aangezien de BV inmiddels failliet was verklaard en ontbonden. Daarom heeft de rechtbank besloten om geen straf op te leggen, maar heeft wel een schuldigverklaring afgegeven.

De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 november 2009 en 2 december 2013 gevolgd, waarbij de vordering van de officier van justitie en de verdediging zijn gehoord. De tenlastelegging hield in dat de BV in de genoemde periode opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan, wat resulteerde in een te laag bedrag aan te betalen belasting. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft ook vastgesteld dat er geen redenen zijn om de strafbaarheid van de verdachte uit te sluiten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende twee jaar opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan, wat heeft geleid tot een aanzienlijk bedrag aan misgelopen belasting voor de Belastingdienst. Ondanks de ernst van de feiten heeft de rechtbank besloten om geen straf op te leggen, gezien de faillietverklaring van de BV en de ontbinding ervan.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996024-06
Datum vonnis: 16 december 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte BV],
gevestigd te [plaats 1], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 november 2009 en 2 december 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bollen en van hetgeen door [medeverdachte] in zijn hoedanigheid van statutair directeur van verdachte en de raadsvrouw van verdachte, mr. D.M. Drok, advocaat te ‘s Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte vanaf mei 2004 tot en met mei 2006 onjuiste aangiftes omzetbelasting heeft gedaan, waardoor te weinig belasting is geheven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode juli 2004 tot en met juni 2006, in de gemeente Almelo en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een of meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de
Omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte van de omzetbelasting over de maanden. mei 2004 tot en met juni 2005, september 2005 tot en met januari 2006 en maart 2006 tot en met mei 2006, althans over of een of meer van de maanden,
onjuist of. onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belasting/de Belastingdienst Oost/kantoor Almelo,
terwijl die feiten/dat feit er (telkens) tot strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in de aangiftebiljetten/het aangiftebiljet betreffende die of een of meer van die maanden en/of in de elektronische aangifte(n) betreffende die of een of meer van die maanden (telkens) een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting werd vermeld en/of een te hoog bedrag of ten onrechte een bedrag aan terug te vragen omzetbelasting werd vermeld;
(vindplaats aangiftebiljetten en uitdraaien van elektronische aangiften: bijlagen D/028 tot en met D/030, D/037 tot en met D/047, D/050 tot en met D/054 en D/056 tot en met 0/058).
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 100.000,=.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van mening dat hetgeen ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen dient te worden verklaard.
De verdediging heeft gesteld dat vrijspraak moet volgen, omdat verdachte geen opzet heeft gehad tot het doen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting. Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat er sprake is van een pleitbaar standpunt waardoor er geen opzet of grove schuld aanwezig kan worden geacht en de grond voor strafrechtelijke vervolging ontbreekt.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feitelijke gang van zaken
Vanaf april 2004 heeft medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder en feitelijk leidinggever van verdachte, op naam van verdachte van Duitse autohandelaren (onder meer [Duitse handelaar 1] en[Duitse handelaar 2]) jonge gebruikte auto's uit Duitsland ingekocht. Deze inkoop betrof auto's die oorspronkelijk waren gebruikt door ondernemers die de hen ter zake van de levering in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek hebben gebracht op de door hen af te dragen omzetbelasting. Bij doorverkoop van die auto’s dient de verschuldigde omzetbelasting berekend te worden over de verkoopprijs (zogenoemde btw-auto's).
De door [medeverdachte] ingekochte auto's werden eerst door de Duitse handelaren als een intracommunautaire levering tegen het nultarief voor de omzetbelasting gefactureerd aan een Spaanse vennootschap ([Spaanse handelaar 1], [Spaanse handelaar 2], [Spaanse handelaar 3] en [Spaanse handelaar 4]). Vervolgens werden de auto's door de betreffende
Spaanse vennootschap aan verdachte gefactureerd, inclusief omzetbelasting. De Spaanse vennootschap vermeldde op de factuur “IVA-includo”.
[medeverdachte] heeft de auto’s vervolgens op naam van verdachte met toepassing van de margeregeling doorverkocht aan autohandelaar [Nederlandse handelaar] te [plaats 2]
(hierna: [Nederlandse handelaar]). Dat houdt in dat de omzetbelasting niet over de verkoopprijs werd berekend maar over de winstmarge (zogenaamde marge-auto’s).
De op naam van verdachte ingekochte auto's zijn in Duitsland door de handelaar aan een transporteur overgedragen. Vervolgens zijn de auto’s in opdracht van [medeverdachte] rechtstreeks van Duitsland naar [Nederlandse handelaar] in Nederland vervoerd.
Oordeel van de rechtbank met betrekking tot de onjuiste belastingaangiften
De rechtbank neemt het oordeel over van de belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden in zijn uitspraak d.d. 3 april 2013, op het hoger beroep van [verdachte BV] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem d.d. 28 augustus 2012 in het geding tussen [verdachte BV] en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Almelo. In deze belastingzaak ging het onder meer om de gegrondheid van de door de belastinginspecteur aan verdachte opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2004, 2005 en
2006, in verband met het door verdachte ten onrechte toepassen van de margeregeling.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de overige bevindingen tijdens het strafrechtelijk onderzoek, de Spaanse vennootschappen niet
de macht hebben gehad om als eigenaar over de auto's te beschikken. Redengevend hiervoor is dat:
- [medeverdachte] op naam van verdachte de auto's in Duitsland heeft gekocht;
- deze auto's vervolgens ongeveer tegelijkertijd door verdachte op naam van verdachte aan [Nederlandse handelaar] zijn verkocht;
- de auto’s in opdracht van [medeverdachte] door een transporteur in Duitsland in ontvangst zijn genomen en rechtstreeks van Duitsland naar Nederland (naar [Nederlandse handelaar]) zijn vervoerd;
- de werkzaamheden van de Spaanse vennootschappen slechts bestonden uit het – in opdracht van [medeverdachte] – opmaken van een factuur met toepassing van de margeregeling ten
name van verdachte en het overmaken aan de Duitse verkoper van het bedrag dat de betreffende Spaanse vennootschap van verdachte had ontvangen, en
- de bestelbonnen voor de Spaanse vennootschappen door [medeverdachte] werden opgemaakt en per fax naar Duitsland en Spanje werden verstuurd.
Aan de toepassing van de margeregeling door de Spaanse vennootschappen wordt dan niet toegekomen. Hieraan doet niet af dat verdachte, zoals [medeverdachte] heeft gesteld, de auto's bij de Spaanse vennootschappen heeft gekocht en ter zake betalingen aan de Spaanse vennootschappen heeft verricht, noch dat de Spaanse vennootschappen ter zake afhaalmachtigingen en facturen met toepassing van de margeregeling hebben opgemaakt. Koopovereenkomsten, betalingen, afhaalmachtigingen en/of factureringen van koopprijzen brengen immers, afzonderlijk noch tezamen, leveringen van auto's tot stand. Daarvoor is de overdracht van de macht om als een eigenaar over de auto's te beschikken vereist en tot een
zodanige overdracht waren de Spaanse vennootschappen, nu zij niet als eigenaar over de auto's hebben kunnen beschikken, niet in staat.
In hetgeen namens verdachte verder is aangevoerd en overgelegd vindt de rechtbank evenmin aanleiding tot een ander oordeel dan dat de Spaanse vennootschappen niet als eigenaar over de auto's hebben kunnen beschikken en mitsdien geen auto's hebben kunnen leveren.
Uit de vaststaande feiten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat Duitse handelaren de auto's aan verdachte hebben geleverd en dat verdachte de auto's heeft door geleverd aan [Nederlandse handelaar]. Deze transacties brengen mee dat verdachte ter zake van de intracommunautaire verwervingen van de auto's in Nederland omzetbelasting verschuldigd was, welke belasting zij overigens in mindering kon brengen op de omzetbelasting die zij op aangifte moest voldoen. Ter zake van de leveringen van de auto's aan [Nederlandse handelaar] diende verdachte op aangifte omzetbelasting te voldoen over het volle bedrag van de aan [Nederlandse handelaar] in rekening gebrachte vergoedingen, dus zonder toepassing van de margeregeling.
Er is naar het oordeel van de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen geen reden om aan te nemen dat niet Nederland, maar Spanje heffingsbevoegd was.
Aan dit oordeel doet, anders dan verdachte meent, niet af dat de Spaanse vennootschappen in de aan verdachte verzonden facturen de (Spaanse) margeregeling hebben toegepast. Aan Nederland komt derhalve het recht toe omzetbelasting te heffen.
Pleitbaar standpunt
In geval van een pleitbaar standpunt ontbreekt het voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit vereiste (voorwaardelijk) opzet. De pleitbaarheid van een standpunt moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld. Voor een geslaagd beroep op een pleitbaar standpunt is nodig dat:
1. verdachte op ondubbelzinnige wijze advies heeft ingewonnen bij een deskundige, dan wel 2. de kwestie op ondubbelzinnige wijze aan de belastinginspecteur heeft voorgelegd.
In geval van het inwinnen van advies bij een adviseur kunnen verschillende aspecten van belang zijn:
- de onafhankelijkheid, de onpartijdigheid en de specifieke deskundigheid van de adviseur;
- de complexiteit van de materie waarover advies wordt ingewonnen;
- de precieze inhoud van het advies.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen is aangevoerd onvoldoende is voor een doeltreffend beroep op de aanwezigheid van een pleitbaar standpunt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de verklaring van advocaat [advocaat], zoals die door de verdediging is overgelegd, slechts enkele algemene conclusies zijn verwoord, die bovendien niet rechtstreeks betrekking hebben op de vraag of de aan [medeverdachte] als bestuurder van verdachte verweten gedragingen wederrechtelijk waren.
Gelet op het voorgaande had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [medeverdachte] als bestuurder van verdachte gelegen om vooraf advies bij een onafhankelijke deskundige in te winnen, dan wel vooroverleg met de belastinginspecteur te plegen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat het een noch het ander is gebeurd. Evenmin heeft [medeverdachte] ervoor gekozen om de aangiften van verdachte te doen vergezellen van een duidelijke toelichting op de feiten en het ter zake door hem ingenomen standpunt. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de financieel adviseur van verdachte, getuige [getuige 1], geen BTW deskundige is en zich bovendien kritisch heeft uitgelaten over de opgezette constructie.
De rechtbank verwerpt het verweer.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode juli 2004 tot en met juni 2006 in Nederland, opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte van de omzetbelasting over de maanden mei 2004 tot en met juni 2005, september 2005 tot en met januari 2006 en maart 2006 tot en met mei 2006, onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belasting/de Belastingdienst Oost/kantoor Almelo,
terwijl die feiten er telkens tot strekten dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid hierin bestaan, dat in de aangiftebiljetten betreffende die maanden telkens een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting werd vermeld of een te hoog bedrag of ten onrechte een bedrag aan terug te vragen omzetbelasting werd vermeld.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Enerzijds rekent de rechtbank het verdachte aan dat zij de geldende regelingen terzake de belastingheffing heeft ontdoken. Verdachte heeft twee jaar lang opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan. Verdachte deed dit door geen of een te laag belastbaar bedrag op te geven en door een te hoog bedrag aan voorbelasting te claimen. Dit heeft er toe geleid dat de Belastingdienst in totaal een bedrag van ongeveer € 730.460,= aan omzetbelasting is misgelopen. Door het indienen van onjuiste belastingaangiften heeft verdachte het vertrouwen beschaamd dat de Belastingdienst stelt in bedrijven op het moment dat zij aangifte doen.
Anderzijds is verdachte na aanvang van de vervolging failliet verklaard en is verdachte per 29 november 2010 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel in verband met de ontbinding van verdachte op diezelfde datum. Onder deze omstandigheden heeft het naar het oordeel van de rechtbank geen zin om aan verdachte een geldboete op te leggen.
De rechtbank zal dan ook volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24 en 57 Sr en 68 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de FIOD/ECD met nummer 37593. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring die de
medeverdachte [medeverdachte]ter terechtzitting van 2 december 2016 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de marge auto’s uit Spanje alleen door verkocht aan [Nederlandse handelaar] in [plaats 2]. Dit bedrijf was bereid mij vooraf te betalen en ik had wegens andere werkzaamheden geen tijd om andere klanten te zoeken.
Ik zocht de auto’s op via het internet. Ik kocht de auto’s in Duitsland.
Het waren allemaal leaseauto’s.
Ik kocht de auto’s en maakte een opdracht om de kopen voor de Spaanse firma. Ik maakte dan ook een factuur. Deze factuur stuurde ik weer naar Spanje. Ook het geld stortte ik in Spanje. Zij betaalde de factuur aan Duitsland. Dat moest zo lopen vanwege de BTW. Omdat de auto’s van exclusief BTW naar marge-auto’s veranderen. Maar dat doen de Spanjaarden. Ik kreeg dan de factuur terug dat de auto was veranderd van een BTW auto in een marge auto. De Spanjaarden verdienden ongeveer gemiddeld 300 Euro aan een auto en ik ook.
De blanco formulieren moeten meegestuurd zijn. Ik verstuurde nooit een bestelbon rechtstreeks naar Duitsland.
2.
Een proces-verbaal van verhoor van 30 januari 2007 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (VO2-01), voor zover inhoudende de verklaring van de
medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Wie heeft de aandelen van [verdachte BV] in handen?
Antwoord gehoorde:
Ik heb die aandelen in handen, voor ik geloof 93 procent. De overige 7 procent is in handen van een zekere meneer [aandeelhouder], ergens in Zeeuws Vlaanderen.
Vraag verbalisanten:
Kunt u aangeven wie de feitelijke leiding heeft van [verdachte BV] over de jaren 2004 tot en met heden?
Antwoord gehoorde:
De feitelijke leiding, dat ben ik. Ik ben de enige die het bedrijf bestuurt. Verder maak ik gebruik van een boekhoudster die op urenbasis werkt. Die is niet bij mij in dienst. Ze krijgt van mij alle gegevens, en ze boekt alles in wat er in te boeken is. Ze geeft de BTW aan, de loonbelasting en de ICT. Ze komt op een vaste dag in de week. Er is nog heel wat te doen in zo'n klein bedrijfje.
Vraag verbalisanten:
We tonen gehoorde een aantal maandaangiften omzetbelasting ten name van [verdachte BV] over de periode 2004 tot en met mei 2006.
Vragen gehoorde wie deze biljetten heeft ingevuld, ingezonden en ondertekend.
Antwoord gehoorde:
Degene die nog met de hand ingevuld zijn, die aangiften over het jaar 2004, heeft mijn boekhoudster ingevuld en ik heb ze ondertekend. De aangiften vanaf januari 2005 tot en met mei 2006 heb ik ingediend via de computer op mijn kantoor. Het gaat hier om de aangiften omzetbelasting die door [verdachte BV] zijn ingediend. Dat kan ik niet ontkennen.
Vraag verbalisanten:
Wie is er volgens u verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de maandaangiften omzetbelasting ten name van [verdachte BV] over periode 2004 tot en met mei 2006 die u getoond zijn?
Antwoord gehoorde:
Ik ben natuurlijk verantwoordelijk voor wat in die aangiften staat.
Vraag verbalisanten:
Zijn in deze aangiften omzetbelasting de auto's opgenomen die uit Duitsland kwamen en via Spanje gefactureerd werden?
Antwoord gehoorde:
Daar is uitsluitend over de marge de BTW betaald. Uitsluitend over mijn bruto-verdiensten heb ik de omzetbelasting opgegeven.
Vraag verbalisanten:
Was u op de hoogte van het feit dat de auto's uit Duitsland exclusief omzetbelasting naar Spanje gefactureerd werden?
Antwoord gehoorde:
In eerste instantie niet, maar later wel. Dat kon ik zien aan de papieren die ik kreeg. Je kon daar aan zien wie de vorige eigenaar geweest was. Op een Duitse Fahrzeugbrief staan alle vorige eigenaars. Tegenwoordig staat trouwens uitsluitend de laatste eigenaar erop vermeld. Als de eigenaar een bedrijf is geweest, dan gaat het om een BTW auto. Dat staat heel duidelijk op de Fahrzeugbrief. Toen ik de eerste Fahrzeugbrieven binnenkreeg, wist ik pas dat het om BTW auto's ging. Die Fahrzeugbrieven gaan eerst naar Spanje, want Spanje is uiteindelijk de koper van de auto. Ik kreeg die Fahrzeugbrief vervolgens weer uit Spanje opgestuurd, waarna ik pas kon zien dat het om BTW auto's ging. Daar kan een week, veertien dagen of zo tussen zitten. Vaak was het zo dat de leverancier pas na ontvangst van het geld de auto's kon betalen van waar die leverancier de auto's vandaan had. Uiteindelijk wist ik binnen één a twee weken dat het om een BTW-auto ging.
Wat in Spanje gebeurt, weet ik niet. Ik weet niet hoe het daar gedaan wordt, anders zou
ik het zelf in Spanje kunnen doen. Ik weet alleen dat de auto's als BTW-auto uit Duitsland
weggaan en bij mij als marge-auto weer binnenkomen.
Het moet over Spanje lopen vanwege de BTW. Omdat de auto's van exclusief BTW naar marge-auto's veranderen. Maar dat doen de Spanjaarden. Het voordeel is dat ik over een marge-auto geen BTW in rekening hoef te brengen. Hoe ze dat in Spanje doen, ik zou het niet weten. Je mag niet zomaar een BTW-auto in een marge-auto veranderen. Dat weet ik wel. Ik weet niet wat daar gebeurt in Spanje. Maar omdat ik weet dat die auto's in Spanje van BTW-auto's in marge-auto's veranderen, laat ik ze via Spanje lopen. Dat is mijn voordeel. De auto's zijn dan wat goedkoper. Die bedrijven hebben een officieel BTW nummer. Ik heb ook uittreksels van die Spaanse firma's.
[Spaanse handelaar 2] koopt auto's in Duitsland, en vragen vervolgens om een factuur. Ze
vragen via mij, aan Duitsland om een factuur. Ik spreek beter Duits dan de Spanjaarden. Ik stuur een formulier aan [Spaanse handelaar 2], en aan de leverancier, waarop staat wat er op de facturen moet komen te staan. Ik bestel de auto in Spanje. Dat heb ik dan van [Spaanse handelaar 2] gehoord, dat ze een bepaalde auto hebben. Die auto's heb ik in Duitsland gevonden. Vervolgens vraag ik aan [Spaanse handelaar 2], of zij die auto's willen kopen. Ik stuur vervolgens een bestelbon van [Spaanse handelaar 2] aan de dealer, maar die bon gaat ook naar [Spaanse handelaar 2]. Ik maak eigenlijk voor [Spaanse handelaar 2] de bestelbon aan de Duitse dealer. Dat doe ik voor hun. Dat is makkelijke voor de Spanjaarden om alles te controleren. Ik zie auto's voor een bepaalde prijs staan. Ik geef dat door aan [Spaanse handelaar 2], die verder onderhandelt met de Duitse handelaar. Daar ben ik niet bij betrokken. Ik weet niet hoe de prijs verder tot stand komt. Ik zie de facturen tussen de Duitse dealer en [Spaanse handelaar 2] natuurlijk niet. Ik zie alleen de facturen IVA-includo van [Spaanse handelaar 2] aan [verdachte BV]. Ik weet natuurlijk wel voor welk bedrag de auto's op Internet hebben gestaan, dat kan iedereen zien.
Het eerste contact met [Nederlandse handelaar] om het op deze manier te doen was op mijn initiatief. Ik wist uit Frankrijk hoe dat ging. Ik weet niet meer precies wat ik [Nederlandse handelaar] verteld heb, maar hij wilde niet weten hoe het zat. Hij wilde met Spanje niets te maken hebben, en wilde ook geen geld naar Spanje overboeken. Maar dat hoefde ook niet. Hij kreeg gewoon een keurige Nederlandse marge-factuur van [verdachte BV] Hoe [verdachte BV] het deed, zal hem worst wezen, eigenlijk net zo als ik met die Spaanse firma's Als dat al zo lang gebeurd, dan zal het wel goed wezen.
[Spaanse handelaar 1] in Spanje verdient hier per auto ongeveer 500 Euro. Die auto gaat niet naar Spanje. Die Spanjaarden moeten alleen een marge factuur maken. Daar krijgen ze die 500 Euro voor. Dat is toch lekker verdiend? Ook de geldstroom loopt over Spanje.
Maar ze hoeven alleen een overboeking te doen. Hun verdienen er meer aan als ik. Dus de verandering van BTW auto naar marge auto, gebeurd uitsluitend door de factuur aan te passen. In Nederland zou ik dat zelf niet durven doen. In Nederland zou de fiscus dat binnen een jaar doorhebben. Hoe het in Spanje gaat, weet ik niet.
Ik weet al dat [Spaanse handelaar 1] op die CMR staat. Dat wil [Duitse handelaar 1] zo hebben. Dat is voor het eerst dat ik het zo zie. De chauffeur denkt dat hij naar Spanje moet, maar wordt verteld dat hij richting Nederland moet. Ik denk door [Duitse handelaar 1]. lk vertel hem dan, ga maar naar [plaats 2], dan krijg je 50 Euro. Die chauffeur heeft mijn telefoonnummer van [Duitse handelaar 1], en belt mij dan als hij de grens over is. Vervolgens vertel ik hem waar hij in Nederland naar toe moet. Dat was alleen maar [Nederlandse handelaar], dus op het laatst wist de chauffeur de weg wel. [Duitse handelaar 1] wil waarschijnlijk dat er een Spaans koper of ontvanger op de CMR staat, omdat zij aan Spanje factureren. Bij [Nederlandse handelaar] zal die bon afgetekend zijn. Deze bon, waar ik de doorslag van zie, zal opgemaakt zijn door de betreffende transporteur, in opdracht van [Duitse handelaar 1]. Ik denk dat ook [Duitse handelaar 1] wel weet dat die auto's niet echt naar Spanje gaan.
Ik maak die bestelbon van [Spaanse handelaar 2] voor [Duitse handelaar 2] bij mij in [woonplaats] op. Dat doe ik zodat die Spanjaarden het IBAN nummer en de SWIFT code hebben en dergelijke. Dat is makkelijker voor die Spanjaarden. Ik spreek beter Duits. Als jullie mij vragen of dit niet vreemd is, dan zeg ik dat het inderdaad geen normale handelswijze is.
Ik doe dat voor elke bestelling die ik in Duitsland gedaan heb als service voor [Spaanse handelaar 2]. Ook voor [Spaanse handelaar 3] heb ik dat gedaan. Ook voor [Spaanse handelaar 1] verrichte ik die service. Nogmaals, het is niet de gewone gang van zaken. Daardoor verliep het sneller, anders kwam je weer onder op de stapel bij die Spanjaarden. Ze hebben daar eigenlijk gewoon een bedrijf in het veranderen van facturen van BTW auto's in marge auto's. Die Spanjaarden krijgen van mij opdracht wat ze op de bestelbon naar Duitsland moeten zetten. Ik laat die Spanjaarden voor mij die auto op papier kopen. Ik weet ook de prijs die ik op de bestelbon zet. Dat is de inkoopprijs van [Spaanse handelaar 2]. Die heb ik op het internet gevonden. Ik heb niet over die prijs onderhandeld met [Duitse handelaar 2]. Het is inderdaad vreemd dat die inkoopprijs op die bon staat. Als u mij vraagt waarom ik dan niet gewoon de IBAN nummers of de BIC code als service doorgeef dan zeg ik dat ook had gekund. Voor wat betreft die auto's die ik via Spanje laat lopen, bepaal ik wat er op die bestelbon moet komen te staan naar de firma [Duitse handelaar 2]. Stel je voor dat ik aan die Spanjaarden mondeling doorgeef welke auto ze voor mij moeten kopen bij [Duitse handelaar 2], als ze zich dan vergissen in chassisnummer, dan krijgen zij de verkeerde auto. Vervolgens krijg ik dan ook de verkeerde auto, en heb ik een probleem. Daarom help ik die Spanjaarden. Als ik de bestelbon om alle problemen te voorkomen zelf naar Duitsland zou sturen, en niet op naam van [Spaanse handelaar 2], dan heb ik een BTW probleem. Dan is het geen marge auto meer. Daarom maak ik die bestelbonnen op onder de naam van [Spaanse handelaar 2], en verstuur die per fax zowel naar Spanje, als ook naar Duitsland. Dan weet zowel Duitsland als Spanje precies over welke auto het gaat. Dat is nu eenmaal mijn werkwijze.
Ik weet dat het om een BTW auto gaat, die ik, althans [verdachte BV] naar [Nederlandse handelaar] als marge auto factureer. Maar volgens mij kan dat omdat ik van die Spanjaarden gewoon een factuur IVA includo krijg. Die Spanjaarden hebben mij dit aangeboden, en ik heb gedurende een paar jaar gebruikt gemaakt van die constructie. Dat wordt in Frankrijk dagelijks gedaan. Ik ben daar achter gekomen door mijn Franse bedrijf. Ik spreek dan met die Spanjaarden af dat ik hun een factuur doe toekomen, waarna hun een factuur aan mij moeten maken, IVA includo. Hun zeggen dat dat mag.
Ik bepaal wat die Spaanse firma inkoopt, dat moet ook wel, want ik heb die auto dan al verkocht. [Nederlandse handelaar] heeft dan zelfs al betaald. Ik heb al eerder gezegd dat ik die auto's in Duitsland uitzoek. Die Spaanse firma kan die auto ook alleen aan mij verkopen. Ik heb hem immers al betaald, daarom moest [Nederlandse handelaar] van tevoren betalen.
Nogmaals ik heb die auto's dan al verkocht aan [Nederlandse handelaar], vanwege de exclusiviteit. Ik bepaal gewoon. Ik weet ook de prijs die [Spaanse handelaar 2] aan mij rekent van tevoren. Voor het veranderen van die auto in een marge auto en het doorsluizen van het geld rekenen ze ongeveer 500 tot 700 Euro. Dat vind ik goed betaald, voor het maken van een factuur en een overboeking.
Ik weet niet wat die originele facturen of briefhoofden van [Spaanse handelaar 2] in mijn administratie doen, en inderdaad heb ik zelf die bestelbonnen van Spanje aan Duitsland gemaakt, als service.
Al die bedrijven hadden die service nodig, waar ik het al eerder over had. Ik heb inderdaad al die bestelbonnen opgemaakt in de veronderstelling dat de werkwijze van die Spaanse firma's correct was.
De auto's zijn rechtstreeks van Duitsland naar Nederland gegaan. Dat zijn die auto's die op papier over Spanje gegaan zijn. Ik kan ze moeilijk zelf transporteren.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van 31 januari 2007 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (VO2-02), voor zover inhoudende de verklaring van de
medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Ik doe wel van alles voor die Spanjaarden, maar dat doe ik als service. Ik laat die auto's inderdaad via Spanje lopen om van BTW-auto’s marge-auto's te laten maken, maar dat doen die Spanjaarden. Ik heb een constructie gevonden in Spanje, die ik voor Nederland gebruikt heb. Die auto's lopen alleen over Spanje om de BTW te ontduiken. Dat hebben die Spanjaarden uitgevonden. Die hebben mij gezegd: “wij kunnen dat, wij mogen dat.” Ik heb de constructie alleen in Nederland geïntroduceerd.
4.
Een proces-verbaal van verhoor door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (G1-1), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige
[getuige 2], zakelijk weergegeven:
Verbalisanten:
Kunt u aangeven op welk moment tijdens het door u ingestelde boekenonderzoek u het vermoeden kreeg dat er met betrekking tot de auto's die via Spanje ingevoerd zouden zijn met gebruikmaking van de zogenaamde margeregeling er mogelijk sprake was van een strafbaar feit?
Gehoorde:
Ik heb van de controle een journaal bijgehouden, waarin ik kan zien dat dit vermoeden op het einde van de controle is ontstaan.
Het fiscale onderzoek is gestart teneinde de intracommunautaire leveringen aan [verdachte BV] te controleren. Het eerste bezoek op het controleadres vond plaats op 13 januari 2006. Op 9 maart 2006 komt voor het eerst de handel in marge auto's in Nederland aan de orde. Op 16 maart 2006 vertelt de heer [medeverdachte] zonder dat ik erom vraag dat hij in Duitsland auto's zoekt, BTW auto's die tegen het 0% tarief worden verkocht naar Spanje, en door Spanje als marge auto aan [verdachte BV] worden verkocht.
De volgende dag heb ik met mijn portable kopieerapparaat kopieën gemaakt van in- en verkoopfacturen en overige documenten teneinde na te gaan wanneer een auto in Duitsland wordt gekocht, op papier naar Spanje gaat en dergelijke. Na onderzoek daarvan bleek hoe de handel in elkaar stak. Het ging in feite helemaal niet om marge auto's uit Spanje, maar om auto's die hij zelf in Duitsland uitgezocht had, en waarvan hij dus wist dat het niet ging om marge auto's. Die auto's bleken volgens de vrachtnota's rechtstreeks van Duitsland naar Nederland te gaan.
5.
Een proces-verbaal van verhoor door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (G02-01), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige
[getuige 1], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten:
Wat kunt u verklaren over de door [medeverdachte] gebruikte constructie waarbij BTW auto's via Spaanse ondernemingen gefactureerd worden en daarbij veranderen in marge-auto's?
Antwoord gehoorde:
Mij is bekend dat op een gegeven moment. Ik geloof vanaf 2003 dat [medeverdachte] bij me kwam dat hij auto's kon kopen in Spanje als marge auto. Die auto's zocht hij uit als BTW auto, die door Spanje vervolgens werd ingekocht. Het leek mij sterk dat die auto's zomaar van BTW auto in marge auto's konden veranderen. [medeverdachte] had in Spanje gehoord dat er voor Spanje, Portugal en dergelijke een uitzondering zou gelden van de zesde richtlijn. Ik weet niet of dat echt zo is, maar [medeverdachte] had dat doorgekregen van die Spaanse ondernemingen. Er zou ook een controle geweest zijn in Spanje, waarbij de Spaanse leverancier geen problemen had gekregen. Ik ben geen BTW deskundige, en het lijkt me sterk dat je van een BTW auto een marge auto kunt maken. Ik denk zelf dat de Spaanse fiscus het wel goed vindt, want die krijgen nu BTW over de marge, terwijl ze normaal niets zouden krijgen. Ik heb tegen [medeverdachte] gezegd, dat volgens mij het probleem in Spanje ligt. Er komt een marge factuur uit Spanje, en ik weet niet hoe je daar weer een BTW factuur van moet maken.
Toen ik gebeld ben door [medeverdachte] dat er een probleem was met de FIOD heb ik tegen [medeverdachte] gezegd van ga nog eens achter die Spanjaarden aan. Dan krijg je vervolgens uit Spanje een kopie van de zesde richtlijn, waar ik geen uitzondering in zag. Er kwam geen goed onderbouwd verhaal uit Spanje wat de uitzonderingspositie zou verklaren. Ik heb toen tegen [medeverdachte] gezegd, het klopt niet, stop ermee. Er kwam niets uit Spanje waar uit viel af te leiden dat alles in orde zou zijn. Ik denk dat ik half november tegen [medeverdachte] gezegd heb dat hij ermee moest stoppen, omdat ik geen onderbouwing kreeg.
Als je kijkt naar de laatste jaren is bij [medeverdachte] elke auto via Spanje is gelopen. Dan kun je zo'n auto makkelijk in de markt zetten. Als je de BTW erover moet betalen, zijn die auto's veel duurder. Als ik dit nu allemaal zie, trek je de negatieve aandacht wel naar je toe. Hij doet wel erg veel werkzaamheden voor een partij waar je juridisch geen band mee hebt. Als ik dit allemaal zie, dan had ik mijn standpunt dat [medeverdachte] er mee moest stoppen wel eerder naar voren gebracht. Het was voor [medeverdachte] het gat in de markt om de auto's aantrekkelijk aan te kunnen bieden.
Een aantal zaken komen nu naar voren, die blanco facturen uit Spanje, die bestelbonnen en die inkoopfacturen van die Spaanse firma's waardoor ik nu ook wel zie dat het niet goed zit. Tot nu toe heb ik deze zaken echter niet gezien. Die bevinden zich in zijn auto dossiers. Die had ik niet ter inzage. Ik had dan in een eerder stadium al aan de bel getrokken. Ik had dan getracht om meer onderbouwing en bevestiging te krijgen. Die heb ik nu niet gekregen, dus die bevestiging had ik ook niet eerder gekregen.
Ik had dan wel eerder aan [medeverdachte] kunnen adviseren om er maar mee te stoppen. Het belang van [medeverdachte] was dat hij de auto's kon afzetten op deze manier. Als er 19 procent BTW op zou zitten, dan zou [medeverdachte] aanmerkelijk minder makkelijk de auto's kunnen verkopen.
Vraag verbalisanten:
Wie is er volgens u verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de maandaangiften Omzetbelasting ten name van [verdachte BV] over periode 2004 tot en met mei 2006?
Antwoord gehoorde:
Dat is [medeverdachte] zelf. Hij doet daar ook de administratie. Ik heb daar geen zicht op.
Vraag verbalisanten:
Wie heeft volgens u de feitelijk leiding van [verdachte BV] over de periode 2004 tot en met heden?
Antwoord gehoorde:
Dat is ook [medeverdachte]. Dat is niet zo moeilijk. Ik heb altijd uitsluitend met [medeverdachte] te maken als het gaat om de bedrijfsvoering van [verdachte BV].
6.
Een geschrift als bedoeld in art. 344 lid 1 onder 1º Sv, te weten uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden van 3 april 2013 op het hoger beroep van [verdachte BV] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 augustus 212 in het geding tussen [verdachte BV] en de Inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Almelo.
7.
Geschriften voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik gebeld ben door [medeverdachte] dat er een probleem was met de FIOD heb ik tegen [medeverdachte] gezegd van ga nog eens achter die Spanjaarden aan. Dan krijg je vervolgens uit Spanje een kopie van de zesde richtlijn, waar ik geen uitzondering in zag. Er kwam geen goed onderbouwd verhaal uit Spanje wat de uitzonderingspositie zou verklaren. Ik heb toen tegen [medeverdachte] gezegd, het klopt niet, stop ermee. Er kwam niets uit Spanje waar uit viel af te leiden dat alles in orde zou zijn. Ik denk dat ik half november tegen [medeverdachte] gezegd heb dat hij ermee moest stoppen, omdat ik geen onderbouwing kreeg.
Als je kijkt naar de laatste jaren is bij [medeverdachte] elke auto via Spanje is gelopen. Dan kun je zo'n auto makkelijk in de markt zetten. Als je de BTW erover moet betalen, zijn die auto's veel duurder. Als ik dit nu allemaal zie, trek je de negatieve aandacht wel naar je toe. Hij doet wel erg veel werkzaamheden voor een partij waar je juridisch geen band mee hebt. Als ik dit allemaal zie, dan had ik mijn standpunt dat [medeverdachte] er mee moest stoppen wel eerder naar voren gebracht. Het was voor [medeverdachte] het gat in de markt om de auto's aantrekkelijk aan te kunnen bieden.
Een aantal zaken komen nu naar voren, die blanco facturen uit Spanje, die bestelbonnen en die inkoopfacturen van die Spaanse firma's waardoor ik nu ook wel zie dat het niet goed zit. Tot nu toe heb ik deze zaken echter niet gezien. Die bevinden zich in zijn auto dossiers. Die had ik niet ter inzage. Ik had dan in een eerder stadium al aan de bel getrokken. Ik had dan getracht om meer onderbouwing en bevestiging te krijgen. Die heb ik nu niet gekregen, dus die bevestiging had ik ook niet eerder gekregen.
Ik had dan wel eerder aan [medeverdachte] kunnen adviseren om er maar mee te stoppen. Het belang van [medeverdachte] was dat hij de auto's kon afzetten op deze manier. Als er 19 procent BTW op zou zitten, dan zou [medeverdachte] aanmerkelijk minder makkelijk de auto's kunnen verkopen.
Vraag verbalisanten:
Wie is er volgens u verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de maandaangiften Omzetbelasting ten name van [verdachte BV] over periode 2004 tot en met mei 2006?
Antwoord gehoorde:
Dat is [medeverdachte] zelf. Hij doet daar ook de administratie. Ik heb daar geen zicht op.
Vraag verbalisanten:
Wie heeft volgens u de feitelijk leiding van [verdachte BV] over de periode 2004 tot en met heden?
Antwoord gehoorde:
Dat is ook [medeverdachte]. Dat is niet zo moeilijk. Ik heb altijd uitsluitend met [medeverdachte] te maken als het gaat om de bedrijfsvoering van [verdachte BV].
6.
Een geschrift als bedoeld in art. 344 lid 1 onder 1º Sv, te weten uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden van 3 april 2013 op het hoger beroep van [verdachte BV] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 augustus 212 in het geding tussen [verdachte BV] en de Inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Almelo.
7.
Geschriften voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
D/028 Aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] mei 2004 [verdachte BV] bedrag te betalen € 1.530,-
D/029 Aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak juni 2004 [verdachte BV] bedrag te betalen € 7.878,-
D/030 Aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak juli 2004 [verdachte BV] bedrag te betalen € 3.546,-
D/037 Aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak augustus 2004 [verdachte BV] bedrag te betalen € 1.870,-
D/038 Aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak september 2004 [verdachte BV] bedrag te betalen € 1.908,-
D/039 Aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak oktober 2004 [verdachte BV] bedrag te betalen € 2.584,-
D/040 Aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak november 2004 [verdachte BV] bedrag te betalen € 15.726,-
D/041 Kopie aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak december 2004 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 1.179,-
D/042 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak januari 2005 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 407,-
D/043 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak februari 2005 [verdachte BV] bedrag te betalen € 2.604,-
D/044 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak maart 2005 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 3.108,-
D/045 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak april 2005 [verdachte BV] bedrag te betalen € 6.530,-
D/046 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak mei 2005 [verdachte BV] bedrag te betalen € 193,-
D/047 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak juni 2005 [verdachte BV] bedrag te betalen € 1.645,-
D/048 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak juli 2005 [verdachte BV] bedrag te betalen € 227,-
D/049 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak augustus 2005 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 265,-
D/050 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak september 2005 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 3062,-
D/051 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak oktober2005 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 264,-
D/052 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak november 2005 [verdachte BV] bedrag te betalen € 281,-
D/053 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak december 2005 [verdachte BV] bedrag te betalen € 1.817,-
D/054 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak januari 2006 [verdachte BV] bedrag te betalen € 5.047,-
D/055 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak februari 2006 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 641,-
D/056 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak maart 2006 [verdachte BV] bedrag te betalen € 12.516,-
D/057 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak april 2006 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 876,-
D/058 Kopie digitale aangifte Omzetbelasting aangiftenr. [aangiftenummer] tijdvak mei 2006 [verdachte BV] bedrag teruggevraagd € 417,-.