ECLI:NL:RBOVE:2013:3228

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2013
Publicatiedatum
13 december 2013
Zaaknummer
08.760186-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en verduistering van taxichauffeurs met gebruik van geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 12 december 2013, stond de verdachte terecht voor afpersing en verduistering van twee taxichauffeurs. De zaak kwam voort uit twee incidenten waarbij de verdachte, in de nacht van 12 juni 2012, een taxichauffeuse in Zwolle bedreigde met een mes en haar dwong tot afgifte van geld. De taxichauffeuse had de verdachte eerder in Utrecht opgepikt en tijdens de rit naar Zwolle had hij haar onder bedreiging van geweld gedwongen om geld aan hem te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de taxichauffeuse gedetailleerd en consistent was, en dat deze ondersteund werd door getuigenverklaringen en bewijsmateriaal, waaronder camerabeelden van het station in Zwolle.

Daarnaast was er een tweede incident op 23 juli 2012, waarbij de verdachte een andere taxichauffeur in Amersfoort op soortgelijke wijze benadeelde. De verdachte had de taxichauffeur om wisselgeld gevraagd en vervolgens het geld van hem gestolen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de aanklacht, maar achtte de afpersing en verduistering bewezen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de taxichauffeuse, voor de geleden schade van € 125,-. De rechtbank benadrukte de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers, die tijdens hun werk in gevaar waren gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.760186-13 (P)
Uitspraak: 12 december 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [1975] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M.C. Jongtien-Polfliet.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Zwolle met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [taxibedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- (te Utrecht) in een taxi (van [taxibedrijf 1] en bestuurd door die [slachtoffer 1]) heeft plaatsgenomen en/of (vervolgens)
- zich vanuit Utrecht naar en/of in de richting van Zwolle heeft laten vervoeren/brengen en/of (vervolgens)
- op de eindbestemming, althans in Zwolle een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gepakt en/of duidelijk zichtbaar heeft getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
- dat mes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp ter hoogte van de nek en/of hals van die [slachtoffer 1] heeft (vast)gehouden en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"geef mij mijn geld terug", althans woorden van gelijke aard of strekking;
Primair
hij op of omstreeks 23 juli 2012 te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (150 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [taxibedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 juli 2012 te Amersfoort opzettelijk een hoeveelheid geld (150 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [taxibedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als wisselgeld (naar aanleiding van de/een nog te betalen betaling van een taxirit), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde vrij te spreken en verdachte te veroordelen ten aanzien van hetgeen onder 1 en 2 subsidiair ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 onder meer acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen [1] .
De aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 12 juni 2012 waarbij zij onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Op dinsdag 12 juni 2012, omstreeks 00.15 uur stond ik met mijn taxi op het Vredeburg in Utrecht. Ik ben werkzaam als taxichauffeuse. Mijn taxi is voorzien van de volgende reclame: [taxibedrijf 1], telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Ik rijd in een Volvo V-50 voorzien van kenteken [kenteken]. (…) Er kwam een jongen naar mij toe en deze vroeg aan mij of ik nog aan het werk was. (…)Hij vroeg vervolgens aan mij wat een ritje naar Zwolle zou kosten. Ik
sprak met hem af dat hij mij 200 Euro zou betalen. Hij stapte vervolgens naast mij in de taxi aan de passagierszijde. Hij betaalde mij vervolgens 200 Euro. Hij betaalde mij contant met 4 briefjes van 50 Euro. Vervolgens ben ik met hem weggereden richting Zwolle. (…) Omstreeks 01.35 uur vertelde hij mij dat ik de afrit Zwolle-Zuid moest nemen. Hij vertelde dat hij op dit moment in hotel Strowis aan de Bootstraat in Utrecht verblijft. (…) Wij reden vervolgens naar het station in Zwolle. (…) Hij vertelde mij dat hij moest bellen. Hij vertelde dat hij niet met zijn eigen telefoon kon bellen, omdat dit traceerbaar was of iets dergelijks. Hierop zei hij dat hij op het station naar een telefooncel ging zoeken. Ik vertelde hem dat ik dacht dat telefooncellen niet meer bestonden. Vervolgens stapte hij uit de auto en liep richting de treinen. Ik liep met hem mee (…). Vervolgens kwam er een man aangelopen in een geel hesje. (…) Ik vermoed dat dit een medewerker van de NS of iets dergelijks was. Mijn klant vroeg vervolgens aan die man of hij zijn telefoon mocht gebruiken. De man vroeg of hij hier in Zwolle wilde bellen, waarop mijn klant aangaf dat dat het geval was. Mijn klant haalde een verfrommeld briefje uit zijn jaszak. Vermoedelijk stond hier een telefoonnummer op, want vervolgens toetste hij een nummer in. In eerste instantie was het nummer in gesprek. Vervolgens kreeg hij wel contact. Wij liepen vervolgens weer terug in de richting van mijn taxi.(…)
Vervolgens zijn wij een eind gereden en kwamen we uit in de Pieter Steijnstraat te Zwolle. In de Pieter Steijnstraat moest ik stoppen in een hofje. (…) Vervolgens zag ik dat hij, met zijn rechterhand, een mes uit zijn rechter jaszak haalde. (…) Volgens mij had het mes twee snijkanten. Mijn klant hield het mes aan de rechterkant van mij ter hoogte van mijn schouder/nek. Hij zei daarbij het volgende: “Geef me mijn geld terug!” Ik pakte zo snel mogelijk al mijn geld. Ik pakte het geld uit mijn jaszak en hield dit in zijn richting. Hij pakte met zijn linkerhand het geld aan, stapte uit, gooide de deur dicht en rende weg. (…) Ik heb daar nog ongeveer 20 minuten gestaan, om te bedenken wat ik moest doen. Vervolgens ben ik op zoek gegaan naar het politiebureau. Ik kon deze niet vinden. Vervolgens heb ik de politie gebeld.
De klant heeft waarschijnlijk 360 Euro van mij gestolen. (…)
Ik kan de klant als volgt omschrijven:
— blanke man
— normaal postuur
— ongeveer 2.00 meter lang
— hij vertelde dat hij 39 jaar oud was
— hij vertelde dat hij 100 kg woog
— licht blond, bijna wit haar
— korte stekels, achterover gekamd
— zwarte trainingsbroek, glimmende stof
— zwarte jas, heupmodel
— sportschoenen, kleur onbekend
— hij rookte (…) [2]
Het proces-verbaal bevindingen d.d. 12 juni 2012 waarin verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier en agent van Regiopolitie IJsselland, onder meer het volgende hebben verklaard:
(…) Op dinsdag 12 juni 2012 omstreeks 02.44 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2], de opdracht van de centralist van de meldkamer van de Regiopolitie IJsselland om te gaan naar de Burgemeester van Roijensingel te Zwolle. (…) Op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Burgemeester van Roijensingel aangekomen troffen wij komend vanuit de richting Stationsweg aan de rechterzijde een Taxi aan. (…) Ik, verbalisant [verbalisant 2], ben uitgestapt en naar de bestuurderszijde gelopen. Daar trof ik achter het stuur een huilende vrouw aan. Deze deelde mij in het kort mede dat zij was overvallen c.q. beroofd van haar geld onder bedreiging van een mes. Dit zou zijn gebeurd op de Pieter Steynstraat te Zwolle. Dit was voor de flat waarin perceel 109 was gelegen. Het feit was al ongeveer 20 a 25 minuten geleden gebeurd. De taxichauffeuse was erg overstuur en bleef maar huilen. (…) [3]
Het proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 3 september 2013 waarin [slachtoffer 1] onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) V: Die bewuste nacht van 12 juni 2012 ben je met de overvaller, enige tijd voor de overval, op verzoek van hem op het station in Zwolle geweest. We tonen je nu een aantal foto’s. Wat kun je hierover zeggen?
O: Wij tonen aangeefster foto’s van de bewakingscamera’s d.d. 12 juni 2012 van het station te Zwolle.
A: Ik ben de vrouw op de door U getoonde foto’s. De man bij mij op de foto’s is de man die mij in Zwolle overvallen heeft. (…) [4]
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2013 waarin verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk brigadier en hoofdagent van Regiopolitie IJsselland, onder meer het volgende hebben verklaard:
(…) Door mij, verbalisant, evenals door genoemde collega’s, werd de man op de bewakingscamera’s van het station in Zwolle d.d. 12 juni 2012, herkend als zijnde genoemde [verdachte]. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, vorm van zijn gelaat, alsmede zijn haardracht. (…) [5]
Het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 13 juni 2012 waarin [getuige 1] onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Ik ben als schoonmaker werkzaam bij CSU op het station te Zwolle. (…) Op dinsdag 12 juni 2012 was ik aan het werk. Het was bijna 01:30 uur. (…) Een man wilde bellen met mijn telefoon naar iemand in Zwolle. Bij hem was een vrouw, ze was netjes gekleed in een blauwe jas. (…) Het is het toestel dat ik nu bij mij heb. Ik zal u laten zien welke nummers hij heeft ingetypt en hoe laat dat was.
Noot verbalisant [verbalisant 3]: ik lees de volgende nummers op aanwijzing van de getuige uit zijn telefoon:
(..)
[telefoonnummer 2], dit nummer is om 01:20 uur ingetoetst;
(…) [6]
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 juni 2012, waarin [getuige 2] onder meer het volgende heeft verklaard:
Ik ben een medewerker van het Strowis Hotel te Utrecht. (…) Vorige week dinsdag 12 juni 2012 hoorde ik dat er politie uit Zwolle was geweest. Er was een visitekaartje afgegeven met daarop een signalement. Vervolgens heb ik contact opgenomen met de rechercheur (…) want ik sloeg aan op het signalement. Ik dacht namelijk, dat is die lange man die zich zondag hier heeft ingeschreven. Ik kon hem namelijk goed herinneren omdat hij op een vriend van mij (…) lijkt. (…) Deze man heeft zich ingeschreven onder de naam, [verdachte], NL, [1975]. Hij had geen ID kaart bij zich hoorde ik van mijn collega [collega]. Hij had wel een aangifte van de politie bij zich dat zijn ID kaart vermist werd. Zijn burgerservice nummer staat ook genoteerd in ons register dat is [burgerservicenummer]. (…) [7]
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 2 onder meer acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 29 juli 2012 waarbij hij onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Ik ben samen met een compagnon eigenaar van [taxibedrijf 2]. Op maandag 23 juli 2012 omstreeks 19.22 uur reed ik met de taxi voor bij Bar Life aan de Smetiusstraat te Nijmegen. (…) Ik stapte achter het stuur in de taxi en de man stapte ook in, hij stapte voor in op de passagiersstoel. Ik vroeg hem waar hij heen moest en hij zei dat hij naar Zwolle moest. Ik wist dat het een prijzige rit was, dus ik vroeg hem of hij geld bij zich had. Hij zei dat hij geld bij zich had en ik zag dat hij twee briefjes van 500,00 euro uit zijn rechterbroekzak voor pakte. Hij liet mij de briefjes voelen en bekijken en volgens mij waren ze echt. (…) Toen wij met de taxi onderweg waren naar Zwolle vroeg de man of hij met mijn mobiel even mocht bellen. Ik gaf hem mijn mobiel en hij belde eerst met dit nummer [telefoonnummer 2]. (…) Wij reden naar Amersfoort en toen we bijna bij de Mozartweg waren, zei ik tegen de man dat het 369,45 euro was. Ik zei tegen hem dat hij dat briefje van 500,00 euro vast moest geven, dan gaf ik hem 150,00 euro terug. Hij ging akkoord en zei ondertussen dat ik linksaf moest slaan. Ik pakte 150,00 euro uit de portemonnee en was tevens aan het sturen. Ik gaf hem de 150,00 euro en hij pakte deze aan. Ik zag dat hij met zijn rechterhand al in zijn broekzak zat, maar opeens opende hij zijn portier en liet hij zich uit de auto rollen. (…) Ik zag dat er nog wel een papier van gemeente Arnhem op straat lag in een plastic hoes. Deze waren van de man, want die had hij in de taxi al bij zich en was hij waarschijnlijk verloren toen hij uit de taxi rolde.
Op het papier staat een verklaring van vermissing van een reisdocument / rijbewijs.
Hier staan de volgende gegevens op:
[verdachte], geboren op [1975] te [geboorteplaats]. BSN: [burgerservicenummer]. Adres:
[adres]. (…) De man had dus een soort wisseltruc bij mij toegepast. Ik heb hem 150,00 euro gegeven als wisselgeld voor de 500,00 euro, maar die heb ik nooit gekregen. (…) Ik kan de man die mij bestolen heeft als volgt omschrijven:
- blank
- slank postuur
- leeftijd ongeveer 35 a 36 jaar oud
- ongeveer 1.80 / 1.85 meter lang
- blond kortgeknipt haar
- geen bril, baard of snor
- lichte kleur blouse
- lichte kleur nette broek
- sportieve schoenen (…) [8]
Het proces-verbaal verhoor aangever d.d. 16 september 2013 waarin [slachtoffer 2] onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) U toont mij een tweetal fotobladen met hierop een blonde man in een blauwe jas. U vraagt mij hierop te reageren.
Ik zeg U dat dit de man is die in Amersfoort geld van mij gestolen heeft in mijn taxi en waarvan ik aangifte deed.
Ik herken deze man voor de volle 100%. Ik herken hem aan zijn mond en haardracht. Ik heb met deze man een paar uur in mijn taxi gezeten en hem dus goed gezien.
NOOT VERBALISANTEN.
Wij, verbalisanten, toonden aangever [slachtoffer 2] de foto’s van verdachte [verdachte], welke afkomstig zijn van de bewakingscamera’s van het Stayokay te Amsterdam. Beide fotobladen zijn gevoegd. (…) [9]
Bewijsoverwegingen feit 1 en 2; schakelsteunbewijs
Volgens de raadsman is er onvoldoende wettig bewijs voorhanden ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de kern van het onder 1 ten laste gelegde, te weten de afpersing van de taxichauffeur [slachtoffer 1]. Ook voor het onder 2 ten laste gelegde, te weten de diefstal of verduistering van geld van de taxichauffeur [slachtoffer 2] is er volgens de raadsman sprake van onvoldoende wettig bewijs. Er zou een te ver verwijderd verband bestaan tussen de aangiften en het steunbewijs. Wat betreft de onder 1 ten laste gelegde afpersing heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting een alternatief scenario geschetst waarin aangeefster niet betaald zou hebben gekregen door verdachte en vervolgens een beroving zou hebben verzonnen. Het aanwezige steunbewijs zou niet voldoende discriminerend zijn ten aanzien van het alternatieve scenario. De omstandigheid van een relatief groot tijdsverloop tussen de vermeende beroving en het bellen van de politie door aangeefster zou in dat verband eveneens te denken geven.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of de verklaringen van aangevers voldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal, met andere woorden de vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering is voldaan, zich niet in algemene zin laat beantwoorden, maar een beoordeling vergt van het concrete geval (zie HR 13 juli 2010, LJN BM2452 en ECLI:NL:HR:2012:BS7910). De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
De politie trof aangeefster [slachtoffer 1] (feit 1) in de bewuste nacht huilend aan. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft zeer gedetailleerd verklaard over hetgeen zich heeft afgespeeld in haar taxi en daarbuiten, voorafgaand aan de rit en op het station van Zwolle.
Deze verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank onder meer steun in de verklaring van de medewerker van de schoonmaakdienst, getuige [getuige 1], wiens telefoon verdachte heeft geleend tijdens de onderbreking van de rit op het station van Zwolle om daarmee te bellen naar (onder meer) nummer [telefoonnummer 2].
Aangever [slachtoffer 2] (feit 2) heeft eveneens zeer gedetailleerd verklaard over hetgeen is voorgevallen tijdens een taxirit. Aangever [slachtoffer 2] heeft bij een (enkelvoudige) fotoconfrontatie verdachte herkend alszijnde de klant, welke zijn geld had afgenomen. Weliswaar dient terughoudendheid betracht te worden bij het gebruik van een fotoconfrontatie voor het bewijs, maar in het onderhavige geval wordt de herkenning van verdachte ondersteund door de volgens aangever [slachtoffer 2] door verdachte buiten de taxi achtergelaten aangifte van vermissing van ID op naam van verdachte.
Voorts gebruikt de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 en 2 voormelde bewijsmiddelen over en weer als schakelsteunbewijs. De bewijsmiddelen zijn namelijk over en weer redengevend voor het bewijs van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en zien op bewezenverklaring van niet alleen soortgelijke maar ook in sterke mate daarop gelijkende strafbare feiten. Meer in het bijzonder is ten aanzien van beide feiten sprake geweest van het afhandig maken van geld van een taxichauffeur, was in beide gevallen sprake van een rit naar Zwolle, heeft in beide gevallen de dader gebruik gemaakt van een telefoon van een ander en is met die geleende telefoon (onder meer) in beide gevallen gebeld naar hetzelfde telefoonnummer, te weten [telefoonnummer 2].
Bovendien betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] (feit 1) volgt, dat de klant die haar heeft gedwongen tot afgifte van geld zou hebben gezegd te hebben verbleven in het Strowis, terwijl een medewerker van het Strowis heeft verklaard dat verdachte zich aldaar heeft gelegitimeerd met een aangifte vermissing ID. Vervolgens heeft aangever [slachtoffer 2] (feit 2) – anderhalve maand later - verklaard dat de klant die geld van hem heeft afgenomen een aangifte vermissing ID heeft achtergelaten, welke stond op naam van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het voorgaande voldaan aan het wettelijk bewijsminimum, nu de door aangevers gereleveerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan maar daarbuiten voldoende steun vinden
Hoewel de bewijsmiddelen strikt genomen ten aanzien van hetgeen onder 1 ten laste is gelegd enige ruimte laten voor het door de raadsman ten aanzien van feit 1 geschetste alternatieve scenario welke de afpersing niet zou behelzen, heeft de verdachte dat scenario niet toegelicht - verdachte heeft gebruikt gemaakt van zijn zwijgrecht -, noch heeft zijn raadsman feiten of omstandigheden aangevoerd welke dat scenario aannemelijk hebben gemaakt. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding gezien te twijfelen aan de aangifte van [slachtoffer 1], waarbij het tijdsverloop tussen de vermeende afpersing en het uiteindelijk door aangeefster bellen van de politie niet zodanig is dat de rechtbank daarin aanleiding ziet te twijfelen aan aangeefsters verklaring. Zij verklaart immers eerst ongeveer 20 minuten te hebben gewacht en vervolgens vergeefs te hebben gezocht naar het politiebureau alvorens de politie te bellen.
Gelet op al het voorgaande overweegt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijspreken.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 12 juni 2012 te Zwolle met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [taxibedrijf 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- (te Utrecht) in een taxi (van [taxibedrijf 1] en bestuurd door die [slachtoffer 1]) heeft plaatsgenomen en vervolgens
- zich vanuit Utrecht naar Zwolle heeft laten brengen en vervolgens
- op de eindbestemming in Zwolle een mes heeft gepakt en duidelijk zichtbaar heeft getoond en voorgehouden en vervolgens
- dat mes ter hoogte van de nek die [slachtoffer 1] heeft gehouden en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"geef mij mijn geld terug";
Subsidiair
hij op 23 juli 2012 te Amersfoort opzettelijk een hoeveelheid geld (150 euro), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [taxibedrijf 2], welke hoeveelheid geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten als wisselgeld (naar aanleiding van de nog te betalen betaling van een taxirit), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Van het onder 1 en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
1.
Afpersing,
strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
subsidiair
Verduistering,
strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest en betaling van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf of de vordering van de benadeelde partij.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en verduistering van geld van twee taxichauffeurs, waarbij hij één van hen heeft bedreigd met een mes. Door zo te handelen heeft verdachte twee mensen die bezig waren met hun werk schade berokkend en vrees aangejaagd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank eveneens in strafverzwarende zin rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van vermogens- en geweldsdelicten. Eind 2009 is verdachte voor het plegen van soortgelijke feiten de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De eis van de officier van justitie acht de rechtbank passend.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 125,- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende, weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 125,-. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Beslissing
Het onder 2 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.

Schadevergoeding

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 125,- (zegge: honderdvijfentwintig euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 125,-, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2013.
Mr. Aksu is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, onderdeel uitmakende van het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, team Zwolle-Oost, onder dossiernummer PL04ZC 2012051297, opgemaakt op 23 september 2013.
2.Pagina’s 10, bladen 1 tot en met 3, opgemaakt door [verbalisant 2], agent Regiopolitie IJsselland
3.Pagina’s 14, blad 1
4.Pagina’s 11, inclusief fotobijlage, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 5], beide brigadier Regiopolitie IJsselland
5.Pagina 2, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], brigadier en hoofdagent van Regiopolitie IJsselland.
6.Pagina’s 15, bladen 1 en 2, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 3], hoofdagent en brigadier van Regiopolitie IJsselland
7.Proces-verbaal van getuige d.d. 19 juni 2012 opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 3], medewerker en hoofdagent van Regiopolitie IJsselland.
8.Pagina’s 12, opgemaakt door [verbalisant 7], hoofdagent Politie Gelderland-Zuid
9.Pagina’s 13 inclusief fotobladen, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 5], beide brigadier Regiopolitie IJsselland