8.2Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting is gebleken. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Ernst van het feit
Op vrijdag 12 april 2013 verblijft verdachte in de woning van zijn broer aan de [adres 1] te Borne. Agent [slachtoffer] komt verdachte aanhouden ter zake het overtreden van de schorsingsvoorwaarden. Verdachte wil rust en wil dat de politie weg gaat. Verdachte pakt een mes, opent de deur en steekt [slachtoffer] met het mes in zijn hoofd. [slachtoffer] komt te vallen en verdachte blijft meermalen insteken op het hoofd, in het gezicht, in de rug en in de arm van [slachtoffer].
[slachtoffer] zit machteloos op de grond als verdachte blijft steken. [slachtoffer] vreest voor zijn leven. Hij heeft onder andere een klaplong en een beschadigde speekselklier opgelopen. Gedurende maanden heeft hij in het geheel niet kunnen werken en zijn andere normale bezigheden niet kunnen doen. Daarnaast heeft het voorval grote psychische gevolgen gehad.
Persoon en persoonlijkheid van verdachte
Beide gedragsdeskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van schizofrenie van het paranoïde type en afhankelijkheid van cannabis. De diagnose schizofrenie is gebaseerd op het langdurig bestaan van een psychose.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit had verdachte verschillende wanen (vergiftigings-, grootheids-, benadelings- en beïnvloedingswanen), paranoïde wanen gericht op de psychiatrie (Mediant) en de politie.
Ten tijde van het tenlastegelegde was er bij verdachte sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld, waarbij er een toename van agressie lijkt te zijn geweest. De agressie kwam steeds voort uit de paranoïde waan met daaruit voortkomend angst voor de psychiatrie. In de psychiatrie zou verdachte gesepareerd en vergiftigd worden. De psychiatrie (Mediant) had vanuit die waan van betrokkene macht over hem en was uit op zijn ondergang. Verdachte werd ten tijde van het ten laste gelegde zodanig in beslag genomen en aangestuurd door zijn psychotische belevingen dat hij ten aanzien van het hem tenlastegelegde niet in staat was in vrijheid zijn wil te bepalen. De deskundigen concluderen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De deskundigen concluderen voorts dat verdachte geen enkel ziektebesef en -inzicht heeft. De deskundigen achten het risico op agressief gedrag vanuit zijn paranoïde wanen hoog en het recidiverisico groot indien verdachte niet adequaat wordt behandeld vanwege de psychotisch symptomatologie. De deskundigen achten het noodzakelijk dat verdachte na zijn detentie een klinische psychiatrische behandeling ondergaat en wordt ingesteld op anti-psychotische medicatie.
Volgens de deskundigen is verdachte tot op heden onvoldoende behandeld en blijft hij psychotisch. Verdachte heeft nooit een adequate dosis anti-psychotische medicatie gehad. De psychose heeft een reële kans in remissie te kunnen gaan als verdachte met anti-psychotische medicatie wordt behandeld. De deskundigen adviseren daarom dat verdachte moet worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis voor een periode van maximaal één jaar, welke opname het beste kan plaatsvinden op een Forensisch Psychiatrische Afdeling.
Maatregel
De rechtbank kan zich niet verenigen met het advies van de deskundigen dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zou moeten worden geplaatst. Zij overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft op 12 april 2013 het onderhavige feit gepleegd. Voorafgaand aan het plegen van dit feit is er bij verdachte al jarenlang sprake van psychische problemen. Het penitentiair dossier vermeldt reeds in 2010 dat er bij verdachte vermoedelijk sprake is van psychotische belevingen. Op 9 juli 2012 wordt verdachte met een inbewaringstelling opgenomen in Helmerzijde (Mediant) te Enschede. Op 10 juli 2012 ontsnapt verdachte, via het dak, uit Helmerzijde. Verdachte meldt zichzelf dezelfde avond weer. Op 14 juli 2012 meldt Helmerzijde wederom bij de politie dat verdachte is weggelopen. Verdachte keert diezelfde avond vrijwillig terug. Op 17 juli 2012 bedreigt verdachte zijn broertje met de dood. Wanneer de politie ter plaatse komt en zich kenbaar maakt, ziet de politie dat verdachte een vleesmes uit de keuken pakt en wegvlucht via de achtertuin. Later op de dag loopt verdachte aan de Kamperfoeliestraat met een mes te zwaaien. Wanneer de politie ter plaatse komt, is verdachte al vertrokken. Op 18 juli 2012 wordt verdachte aangehouden in Enschede naar aanleiding van een melding dat hij met een mes loopt te zwaaien voor het pand van Helmerzijde. Verdachte verzet zich niet en werkt mee aan zijn aanhouding. Op 25 juli 2012 meldt Helmerzijde opnieuw dat verdachte via het dak is ontsnapt. Verdachte wordt in Borne aangehouden zonder zich te verzetten. Verdachte wordt teruggebracht naar Helmerzijde. Verdachte wordt behandeld met anti-psychotische medicatie. In december 2012 heeft Mediant besloten om de behandeling te beëindigen omdat het redelijk goed zou gaan met verdachte. Verdachte heeft zijn medicatie afgebouwd en valt volgens de behandelaars desondanks niet terug in een psychose. Wel blijft verdachte cannabis gebruiken, maar dit is volgens de behandelaar van Mediant niet gerelateerd aan zijn psychoses. Mediant heeft tevens besloten om geen nazorgtraject uit te zetten, omdat verdachte hier niet voor gemotiveerd is. Na verdachte’s opname in Helmerzijde is hij gestopt met het innemen van medicatie en is hij niet meer in beeld bij de hulpverleners. Volgens de behandelaar van Mediant is er onder de oppervlakte bij verdachte nog steeds sprake van (megalomaan gekleurde) irreële gedachten, belevingen en opvattingen. Dit maakt dat verdachte onvoorspelbaar kan reageren.
Sinds de beëindiging van de opname is er geen contact meer geweest tussen de reclassering en verdachte. Verdachte reageert niet op brieven van de reclassering en komt zijn afspraken bij JusTact niet na.
Op 21 februari 2013 bedreigt verdachte de begeleider van zijn broertje met de dood. Verdachte wordt medegedeeld dat hij opnieuw een inbewaringstelling krijgt. Op 22 februari 2013 meldt Helmerzijde dat verdachte is weggelopen van de gesloten afdeling. Hierdoor kan de inbewaringstelling niet worden bekrachtigd.
Op 27 maart 2013 meldt Mediant dat verdachte geen hulpverlening wenst. Verdachte zou maatschappelijk ten onder gaan vanwege zijn psychiatrische aandoening. Verdachte veroorzaakt overlast en kan een gevaar zijn voor zijn omgeving. Signalen uit de omgeving van de verdachte worden zorgelijker en maken dat Mediant de verdachte graag wil laten beoordelen voor een Rechterlijke Machtiging.
Op 28 maart 2013 dient verdachte te worden aangehouden op bevel van de officier van justitie ter zake het niet houden aan de schorsingsvoorwaarden.
Op 12 april 2013 heeft verdachte het ten laste gelegde feit gepleegd terwijl hij in een psychose verkeerde. Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 november 2013 verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gestoken met een mes op zijn hoofd. Verdachte begrijpt niet goed waarom hij [slachtoffer] gestoken heeft en zegt dat hij wel gek lijkt. Verdachte verklaart dat hij bang is voor de politie omdat zij hem steeds weer terugbrengen naar Mediant. Verdachte meent dat de politie fouten maakt, de politie haalt verdachte en zijn broertje door elkaar. Verdachte heeft naar eigen zeggen geen psychische problemen. Zijn broertje heeft naar zijn mening psychische problemen en moet worden behandeld in Mediant.
Beide deskundigen concluderen dat het verdachte aan ziektebesef en -inzicht ontbreekt. Ter terechtzitting van 29 november 2013 heeft verdachte tevens verklaard dat hij niet aan schizofrenie lijdt. Verdachte wil geen medicijnen slikken omdat hij geen psychoses heeft.
Volgens de deskundigen zou een juiste dosering van anti-psychotische medicatie essentieel zijn voor het afwenden van het recidiverisico.
Volgens de deskundigen zijn er bij verdachte sprake van psychotische symptomen, zonder toezicht wel middelengebruik (cannabis), impulsiviteit, een gebrek aan empathie en vijandigheid naar iedereen die verdachte‘s overtuigingen (wanen) in twijfel trekt. Onder invloed van de psychose lijken de sociale en relationele vaardigheden verminderd en is de zelfredzaamheid beperkt, dusdanig dat er sprake is van maatschappelijke teloorgang.
De attitude ten opzichte van behandeling is slecht. Verdachte wijst behandeling tot op heden pertinent af. Onder deze omstandigheden en gelet op het feit dat eerdere opnames en hulpverlening niet hebben geleid tot een gewenst resultaat, verdachte geen ziektebesef en –inzicht heeft en verdachte geen medicijnen wil slikken, acht de rechtbank, gelet op hetgeen de deskundigen hierover hebben geconcludeerd, dit zeer zorgelijk en risicoverhogend
Tegen deze achtergrond volgt de conclusie van de deskundigen, dat ter voorkoming van recidive kan worden volstaan met een opname in een psychiatrisch ziekenhuis, naar het oordeel van de rechtbank niet logisch uit de bevindingen van deze deskundigen. Met name de verwachting dat het mogelijk moet zijn verdachte (onder dwang) binnen één jaar zodanig in te stellen op medicatie dat de psychotische belevingen verdwenen zullen zijn, lijkt niet op feiten van dit concrete geval te zijn gebaseerd. De deskundigen gaan ervan uit dat verdachte nog niet eerder medicamenteus is behandeld, maar dat is onjuist. Verdachte zit al jaren in het psychiatrische circuit, is zelfs in de tweede helft van 2012 al enkele maanden behandeld met
anti-psychotische medicatie. Desalniettemin heeft verdachte in psychotische toestand het bewezenverklaarde, bijzonder agressieve en gewelddadige, feit gepleegd. Gelet hierop is de rechtbank er niet van overtuigd dat het herhalingsgevaar afdoende wordt bezworen met de voorgestelde maatregel. De rechtbank kiest daarom ter afwending van het herhalingsgevaar voor oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de noodzakelijke bescherming van de maatschappij, alleen langs die weg kan worden zeker gesteld.
Concluderend
De door de deskundigen geadviseerde maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis acht de rechtbank onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank dient het belang dat niet opnieuw willekeurige personen slachtoffer worden van een door verdachte gepleegd (levens)delict, te prevaleren. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr gevolgd door een voortzetting in het kader van de Wet Bopz, doet aan dit belang onvoldoende recht.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank TBS met dwangverpleging opleggen. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar. Op het door verdachte begane feit staat naar de wettelijke omschrijving een straf van meer dan vier jaar. Ten tijde van dit
feit bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege. De rechtbank wijst in dit verband op de ernst van het gepleegde feit, de grote kans op herhaling, de ernst van de geestesziekte van verdachte en de eerdere mislukte behandelingen daarvan.
De rechtbank overweegt dat TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake onder meer van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), te weten poging tot doodslag. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.