ECLI:NL:RBOVE:2013:319

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
07-650497-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennispleging op openbare plekken in Zwolle

Op 22 april 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van schennispleging op meerdere openbare plekken in Zwolle. De verdachte was ten laste gelegd dat hij zich opzettelijk oneerbaar had gedragen met ontbloot geslachtsdeel op vier verschillende data in juli en juni 2012. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 8 april 2013, waarbij de verdachte niet in persoon aanwezig was, maar werd verdedigd door zijn advocaat, mr. J.H. Rump. De officier van justitie, mr. R. Verheul, eiste een veroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de aangiften van vier verschillende vrouwen in overweging genomen, die allemaal verklaarden dat zij de verdachte hadden gezien terwijl hij zich aanstelde op een scooter. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met name op basis van de herkenning door de aangeefsters en de overeenkomsten in hun verklaringen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, zoals strafbaar gesteld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact die deze handelingen op de slachtoffers hadden gehad. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650497-12(P)
Uitspraak: 22 april 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden te Zwolle op 8 april 2013. De verdachte is niet in persoon verschenen. De verdachte is ter terechtzitting verdedigd door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 juli 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij de Werkerlaan, althans op/nabij het recreatieterrein Milligerplas, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij de Werkerlaan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
3.
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in/nabij het Westerveldsebos, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
hij op of omstreeks 20 juli 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in/nabij het Westerveldsebos, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat ter zake het onder 1 ten laste gelegde voldoende wettig bewijs is. Met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is er onvoldoende wettig bewijs om te kunnen zeggen dat het verdachte is geweest waar aangeefsters over spreken. Bij deze drie zaken heeft er geen herkenning plaatsgevonden.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
[aangeefster 1] heeft aangifte gedaan en verklaarde onder meer:
“(…) Woensdag 4 juli 2012 omstreeks 13:30 uur liep ik met mijn hond langs de Milligerplas te Zwolle. (…) Daar zag ik een man op een rode scooter rijden. (…) Ik keek en zag de man op zijn rug liggen. Ik zag dat de man zijn geslachtsdeel in zijn handen hield en zichzelf aftrok. (….)
De man zag er als volgt uit:
  • man;
  • tussen de 25 en 30 jaar oud;
  • 170-175 cm lang;
  • Turks Marokkaans uiterlijk/getint;
  • vol slank postuur, niet heel dik, maar ook geen normaal postuur;
  • op zijn hoofd droeg hij een donker kleurige pet.
  • In zijn nek had hij een tatoeage;
(…)” [2]
Op 26 september 2012 heeft er een fotobewijsconfrontatie met aangeefster [aangeefster 1] plaatsgevonden waarbij zij verdachte als diegene waarover zij in haar aangifte spreekt heeft aangewezen. [3]
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
[aangeefster 2] heeft aangifte gedaan en heeft onder meer verklaard:
“(…) Dinsdag 12 juni 2012 omstreeks 14:30 uur fietste ik over de Werkerlaan te Zwolle. (…) Daar zag ik een jongen op een scooter zitten. Ik zag dat de jongen z’n broek naar beneden had of net naar beneden deed. Ik zag dat zijn broek op zijn enkels hing. Ik zag dat de jongen zich aftrok. Hij zat aan zijn geslachtsdeel. Ik zag dat hij zijn geslachtsdeel in zijn handen hield. (…)
Signalement:
  • man;
  • ongeveer 30 jaar oud;
  • blank tot licht getint;
  • 160 tot 170 cm lang;
  • donker kort haar;
  • stevig figuur;
  • gekleed in een zwarte spijkerbroek;
  • zijn scooter was van het merk Peugeot en rood van kleur;
(…)” [4]
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
[aangeefster 3] heeft aangifte gedaan en heeft onder meer verklaard:
“(…) Op zaterdag 7 juli 2012 omstreeks 16:30 uur ben ik naar het Westerveldse bos gefietst om daar een boek te lezen. (…) Opeens kwam hij met de scooter aanrijden met zijn broek op zijn enkels. (…) Ik zag dat hij zich naar mij toedraaide en dat hij zich aan het aftrekken was. (…)
Ik kan de man op de scooter als volgt omschrijven:
  • heel licht getint persoon, een beetje zoals een Spanjaard;
  • hij had niet veel haar, maar hij was ook niet kaal;
  • volgens mij droeg hij een spijkerbroek maar ook dat weet ik niet zeker;
  • hij reed op een rode scooter;
(…)” [5]
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.
[aangeefster 4] heeft aangifte gedaan en heeft onder meer verklaard:
“(…) Op vrijdag 20 juli 2012 omstreeks 15:00 uur ben ik vanuit mijn woning gelegen aan de [adres 2] te Zwolle naar het Westerveldsebos gelopen. (…) Ik zag dat de jongen, op de rode scooter, door reed in de richting van het Westerveldsebos. Toen ik ook die richting op ging en op het schelpenpad liep, zag ik dat de jongen, op de rode scooter, op één van de twee bankjes zat. (…) Ik zag namelijk dat hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek had gehaald en zichzelf aan het aftrekken was. (…)” [6]
De verdachte heeft in alle vier zaken ontkend dat hij de jongen is geweest waar aangeefsters over spreken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde als volgt.
[aangeefster 1] heeft aangifte gedaan van schennispleging en ze heeft enige tijd later verdachte, middels een fotobewijsconfrontatie, herkend als de dader zoals uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
Aangeefster [aangeefster 1] spreekt onder meer over een jongen op een rode scooter en een tatoeage in zijn nek, alsmede “Turks Marokkaans uiterlijk/getint”. De andere drie aangeefsters, [aangeefster 2], [aangeefster 3] en [aangeefster 4], spreken eveneens over een jongen op een rode scooter en een (licht) getint uiterlijk. Verdachte heeft bij de politie verklaard op meerdere, verschillende scooters te hebben gereden, onder meer op een rode scooter. [7] Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij ongeveer 1.73 meter lang is en dat iemand hem wellicht aan zijn tatoeage aan de rechterkant van zijn hals, zijnde een zwarte panter, als bijzonder kenmerk zou kunnen herkennen. Verdachtes moeder is van Turkse afkomst en zijn vader is van Nederlandse afkomst. [8]
In de maanden juni 2012 en juli 2012 is er door meerdere personen, onder andere aangeefsters zoals hiervoor genoemd, melding gedaan over een schennispleger op een rode scooter. Naar aanleiding van deze meldingen en aangiftes en de daarbij opgegeven signalementen kwam verdachte als mogelijke dader naar voren en is zijn foto opgenomen in de briefing bij de politie. [9] Op 24 juli 2012 is [verbalisant 1] in hardloopkleding naar de Milligerplas te Zwolle gegaan vanwege deze schennisplegingen. Omstreeks 15:30 uur zag zij een man op een rode scooter rijden die zij heeft herkend als verdachte. Ze herkende hem onder meer aan de opvallende tatoeage in zijn nek. Verdachte is bij de gelegenheid naast de hardlopende verbalisant gaan rijden en heeft haar aangesproken. In het gesprek dat daarop volgde, vroeg verdachte naar de ervaringen van de verbalisant met het naaktstrand en de sauna. [10]
Gelet op de aangiftes met daarin de gegeven signalementen en bijzonderheden, alsmede de periode waarin en lokaties waar alle ten laste gelegde feiten zijn gepleegd is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 04 juli 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij het recreatieterrein Milligerplas, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
2.
hij op 12 juni 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij de Werkerlaan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
3.
hij op 07 juli 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in/nabij het Westerveldsebos, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
hij op 20 juli 2012 te Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in/nabij het Westerveldsebos, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Van het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
Feit 1, 2, 3, 4: (telkens)
Schennis van de eerbaarheid op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een werkstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd bij een strafoplegging enkel een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van schennis van de eerbaarheid door zich onder andere bij een recreatieplas af te trekken. Daarbij zijn meerdere vrouwen met deze handelingen van verdachte geconfronteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het voor willekeurige voorbijgangers erg gênant is en soms zelfs beangstigend kan zijn om geconfronteerd te worden met iemand die dergelijke handelingen voor hun ogen verricht. Verdachte heeft met zijn handelingen geen enkele rekening gehouden met de gevoelens van de vrouwen en heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoefte van dat moment. De rechtbank neemt hem dit kwalijk.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 27 februari 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet onherroepelijk is veroordeeld ter zake soortgelijke delicten en wel ter zake andersoortige delicten.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 16 januari 2013 van de politierechter te Arnhem ter zake van tweemaal schennis van de eerbaarheid en schuldheling is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf, een werkstraf, voor de duur van 60 uren noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

Toegepaste wetsartikelen

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Ten aanzien van de tenlastelegging

Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
60 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. A. Flos en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2013.
Mrs. A. Flos en M. Aksu zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04RE 2012091194 opgemaakt op 24 oktober 2012.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 juli 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], pagina 30.
3.Proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie d.d. 26 september 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], pagina 38, 39, 40.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 24 juli 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], pagina 23, 24.
5.Proces-verbaal aangifte d.d. 9 augustus 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], pagina 49, 50.
6.Proces-verbaal aangifte d.d. 25 juli 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5], pagina 53.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 2 augustus 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] en [verbalisant 7], pagina17, alinea 6.
8.Zie voetnoot 7, pagina 16, alinea 5, 7 en 14.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8], pagina 32.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2012, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], pagina 56, alinea 4, 5.