ECLI:NL:RBOVE:2013:3099

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 november 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
08-760094-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige man voor woninginbraak en poging tot inbraak in Zwolle

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 november 2013 uitspraak gedaan tegen een 18-jarige man, die werd beschuldigd van woninginbraak en poging tot inbraak in Zwolle. De verdachte werd bijgestaan door mr. A. Foppen, terwijl mr. E.J. Heus als officier van justitie optrad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 28 april 2013 samen met anderen een woning in Zwolle wilde inbreken, maar dat de uitvoering van dit misdrijf niet was voltooid. Daarnaast werd hem verweten dat hij in de periode van 27 tot en met 28 april 2013 goederen had weggenomen uit een andere woning. Ook was er een aanklacht voor de diefstal van een kentekenplaat van een bromfiets op 16 april 2013. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van de kentekenplaat, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Echter, de rechtbank achtte de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, op basis van de aangiften en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen scooter gelast, die was gebruikt bij de inbraken, en de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte gelast, omdat dit niet van misdrijf afkomstig was. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 08/760094-13(P)
Uitspraak: 25 november 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1995 te Zwolle,
wonende te [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden te Zwolle op 11 november 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Foppen, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. E.J. Heus.

TENLASTELEGGING

De verdachte is – na wijziging tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 april 2013 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of enig (ander) goed van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en/of één of meer van zijn mededader(s) naar voormelde woning is/zijn gegaan en/of de voordeur met een breekvoorwerp heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2013 tot en met 28 april 2013 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen
- een hoeveelheid sieraden (te weten 6(zes) ringen en/of 2 (twee) broches en/of een goudkleurige ketting en/of een goudkleurige armband) en/of
- 1 (een) pakje sigaretten, merk Pall Mall en/of
- een hoeveelheid 2(twee) euromuntstukken en/of

, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

3.
hij op of omstreeks 16 april 2013 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (brom/snorfiets)kentekenplaat, kleur blauw ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak gevraagd ten aanzien van hetgeen onder 3 ten laste is gelegd wegens het ontbreken van wettig bewijs. Zij heeft de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd gelet op de twee aangiften en de bekennende verklaring van verdachte.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken nu dit niet bewezen kan worden. Naast de aangifte ligt er niets in het dossier waaruit betrokkenheid van verdachte blijkt.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
Feit 1
- De verklaring van aangever [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1] [2] ;
- De bekennende verklaring van verdachte [3] ;
Feit 2
- De verklaring van aangever [slachtoffer 3] [4] ;
- Bijlage weggenomen goederen [5] ;
- De bekennende verklaring van verdachte [6] .
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
Op 17 april 2013 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van diefstal van een kentekenplaat van zijn bromfiets. Aangever heeft daartoe verklaard dat hij van een buurman heeft gehoord dat er twee donkere mannen op een bromfiets of scooter langsreden en de kentekenplaat van zijn bromfiets hebben afgerukt. [7] Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij dit misdrijf [8] en naast de verklaring van aangever bevindt zich naar het oordeel van de rechtbank niets in het dossier waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 april 2013 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1]) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of enig (ander) goed van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, en zijn mededader naar voormelde woning is/zijn gegaan en de voordeur met een breekvoorwerp heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 27 april 2013 tot en met 28 april 2013 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen
- een hoeveelheid sieraden (te weten 6(zes) ringen en/of 2 (twee) broches en een goudkleurige ketting en/of een goudkleurige armband) en
- 1 (een) pakje sigaretten, merk Pall Mall en
- een hoeveelheid 2(twee) euromuntstukken,

in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;

Van het 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
1.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
- een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren met aftrek van de dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
- een werkstraf voor de duur van 150 uren te vervangen door 75 dagen hechtenis;
- teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen scooter.
De officier van justitie heeft in haar eis de positieve lijn waarin verdachtes leven zich op dit moment lijkt te bevinden de doorslag laten geven, al is zij van mening dat er nog onverminderd zorgen zijn om de handel en wandel van verdachte. Hij woont op dit moment bij zijn moeder in de wijk Holtenbroek terwijl daar mensen wonen van wie hij afstand zou moeten nemen. Gezien de impulsiviteit van verdachte kan dit tot onwenselijke situaties leiden en dit is de allerlaatste kans voor verdachte.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf maximaal voor de duur van de voorlopige hechtenis, te weten 2,5 maand, op te leggen. Daarnaast is een voorwaardelijke straf niet noodzakelijk aangezien verdachte al een voorwaardelijke straf heeft met daaraan verbonden jeugdreclasseringstoezicht.
Met betrekking tot het beslag heeft de raadsvrouw bepleit teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag, omdat niet is gebleken dat het van een misdrijf afkomstig is. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen scooter.
Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander een woninginbraak gepleegd en eenmaal gepoogd om in een woning in te breken. Woninginbraken veroorzaken niet alleen veel schade en ongerief, maar ook gevoelens van onveiligheid bij de betrokkenen. Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 september 2013 is gebleken dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van meerdere woninginbraken. Deze eerdere veroordeling op 28 maart 2013 – precies een maand vóór de onderhavig gepleegde strafbare feiten – heeft verdachte er niet van weerhouden de strafbare feiten te plegen en zich weer schuldig te maken aan (poging tot) woninginbraken. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit het adviesrapport d.d. 1 oktober 2013, opgemaakt door M. Fokken, jeugdreclasseerder Bureau Jeugdzorg Overijssel, blijkt onder meer dat verdachte in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis voorwaarden en afspraken gesteld zijn. Bij verdachte is gebleken dat hij recidiveert zodra de controle wegvalt en hij ruimte krijgt om zijn eigen gang te gaan. Verdachte heeft moeite om de focus te houden en hij heeft bijna geen sociaal netwerk dat hem hierbij zou kunnen ondersteunen, wat inhoudt dat verdachte zelf de volledige controle draagt. Met behulp van de huidige externe controle en begeleiding van de hulpverlening lijkt verdachte dit de afgelopen maanden redelijk goed op te pakken. Hij lijkt zich in te zetten om ingezette interventies positief af te ronden en zijn leven positief in te vullen. Hij lijkt op de goede weg te zijn.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het van groot belang is voor verdachte dat hij zijn dagelijkse structuur kan behouden nu het ingezette traject met de hulpverlening zijn vruchten af lijkt te werpen. Verdachte heeft reeds enige tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht en in het kader van een andere voorwaardelijk opgelegde straf heeft verdachte al verplicht jeugdreclasseringscontact. In het kader van dit contact zijn meerdere interventies opgestart. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 76 dagen voorwaardelijk met aftrek van de dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis met daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf van 150 uren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf stelt de rechtbank een proeftijd van drie jaren om gedurende een lange periode controle op verdachte te houden en daardoor het recidivegevaar te beperken.

Beslag

De rechtbank is van oordeel dat de op de kennisgeving van inbeslagneming vermelde scooter, merk Piaggio, kleur rood, kenteken [kenteken], moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Immers hebben verdachte en zijn medeverdachte zich met deze scooter vervoerd naar en van de woningen waar de (poging tot) inbraken zijn gepleegd.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende op de kennisgeving van inbeslagneming vermelde geldbedrag, ter hoogte van € 1.177,45, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

Toegepaste wetsartikelen

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 33a, 57 van het Wetboek van Strafrecht.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 331,30 gevoegd in het strafproces.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij niet bewezen heeft geacht gevraagd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 4], af te wijzen.

Het standpunt van de verdediging

Gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde verzoekt de raadsvrouw de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] af te wijzen.

Het oordeel van de rechtbank

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 331,30 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit. Daarom zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslissing

Ten aanzien van de tenlastelegging

Het onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
150 dagen.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot
76 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van
drie jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
150 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.

Beslag

De rechtbank verklaart verbeurd de inbeslaggenomen scooter van het merk Piaggio, kleur rood, met het kenteken [kenteken].
De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 1.177,45 aan verdachte.

Schadevergoeding

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. L.J. Bosch, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04HW 2013055042, opgemaakt en gesloten op 9 juli 2013.
2.Proces-verbaal aangifte, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] op 29 april 2013, pagina 85, 86.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 11 november 2013.
4.Proces-verbaal aangifte, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] op 29 april 2013, pagina 94, 95, 96.
5.Bijlage weggenomen goederen, pagina 97, 98, 99.
6.Zie voetnoot 3.
7.Proces-verbaal aangifte, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] op 17 april 2013, pagina 105.
8.Zie voetnoot 3.