ECLI:NL:RBOVE:2013:3070

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
C/08/147600 / KG RK 13-3081
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen leden van de wrakingskamer

Op 20 november 2013 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker H. van den Noort heeft op 9 november 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen G.A. Versteeg, lid van de wrakingskamer, in verband met een eerder ingediend wrakingsverzoek. Van den Noort heeft gesteld dat de afwijzing van zijn eerdere wrakingsverzoek onterecht was, omdat mr. Versteeg deel uitmaakte van de wrakingskamer die deze afwijzing heeft gedaan. Tijdens de zitting op 20 november 2013 zijn zowel Van den Noort als mr. Versteeg niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukt dat er een vermoeden van onpartijdigheid bestaat, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. Van den Noort heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van mr. Versteeg zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het wrakingsverzoek ongegrond is en wijst het af.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van Van den Noort tegen de leden van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. Hidma, Hangelbroek en Versteeg, niet meer in behandeling zal worden genomen. Dit besluit is genomen omdat Van den Noort in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend zonder voldoende onderbouwing, wat erop wijst dat hij het wrakingsmiddel misbruikt voor andere doeleinden dan waarvoor het is bedoeld. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/147600 / KG RK 13-3081
Beslissing van 20 november 2013
in de zaak van

1.[verzoeker 1],wonende te [plaats 1],

2.
[verzoeker 2],
wonende te [plaats 2],
3.
[verzoeker 3],wonende te [plaats 1],
4.
[verzoeker 4],
wonende te [plaats 1]
5.
[verzoeker 5],
wonende te [plaats 3],
6.
[verzoeker 6],
wonende te [plaats 1],
7.
[verzoeker 7],
wonende te [plaats 1],
8.
[verzoeker 8],
wonende te [plaats 1],
9.
[verzoeker 9],
wonende te [plaats 3],
10.
[verzoeker 10],
wonende te [plaats 1],
11.
[verzoeker 11],
wonende te [plaats 4],
12.
[verzoeker 12],
wonende te [plaats 1],
13.
[verzoeker 13],
wonende te [plaats 1],
14.
[verzoeker 14],
wonende te [plaats 5],
15.
[verzoeker 15],
wonende te [plaats 5],
16.
[verzoeker 16],
wonende te [plaats 4],
17.
[verzoeker 17],
wonende te [plaats 6],
18.
[verzoeker 18],
wonende te [plaats 1],
19.
[verzoeker 19],
wonende te [plaats 7],
20.
[verzoeker 20]
[verzoeker 20],
wonende te [plaats 5],
21.
[verzoeker 21],
wonende te [plaats 8],
22.
[verzoeker 22],
wonende te [plaats 9],
23.
[verzoeker 23],
wonende te [plaats 10],
24.
[verzoeker 24],
wonende te [plaats 11],
verzoekers tot wraking,
gemachtigde H. van den Noort te Amersfoort,

1.De procedure

1.1.
Op 9 november 2013 heeft Van den Noort het verzoek tot wraking gedaan van G.A. Versteeg in zijn hoedanigheid van lid van de wrakingskamer inzake een eerder, op 22 oktober 2013, ingediend wrakingsverzoek.
1.2.
Mr. Versteeg heeft laten weten geen aanleiding te zien te reageren op het wrakingsverzoek.
1.3.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter terechtzitting van 20 november 2013. Van den Noort noch mr. Versteeg zijn verschenen.

2.De feiten

2.1.
Van den Noort heeft namens verzoekers in de zaken Awb 13-211 tot en met Awb 13-234 herzieningsverzoeken ingediend op grond van artikel 8:119 Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze zaken heeft Van den Noort een wrakingsverzoek (verder: het eerste wrakingsverzoek) ingediend.
2.2.
Bij brief van 7 november 2013 heeft de griffier van de rechtbank aan Van den Noort bericht dat de mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 20 november 2013 en dat de wrakingskamer zal bestaan uit, onder meer, mr. Versteeg als rechter. Tevens is mr. G.W.G. Wijnands als griffier genoemd.
2.3.
Bij brief van 9 november 2013 heeft Van den Noort een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Versteeg en mr. Wijnands (verder: het tweede wrakingsverzoek).
2.4.
Bij brief van 14 november 2013 heeft de voorzitter van de wrakingskamer bericht dat het verzoek tot wraking van mr. Versteeg zal worden behandeld op 20 november 2013, voorafgaande aan de behandeling van het eerste wrakingsverzoek. In een separate brief is vermeld dat het tweede wrakingsverzoek zal worden behandeld door mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen. Tevens is meegedeeld dat het verzoek tot wraking van mr. Wijnands niet in behandeling zal worden genomen, omdat slechts rechters kunnen worden gewraakt en mr. Wijnands niet de hoedanigheid van rechter heeft.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Van den Noort voert aan dat een eerder wrakingsverzoek dat hij heeft ingediend en dat is behandeld door een wrakingskamer waar mr. Versteeg onderdeel van uitmaakte, ten onrechte is afgewezen. Dat blijkt, zo stelt hij, uit de omstandigheid dat nadat hij een wrakingsverzoek had ingediend tegen mr. L.M. Tobé, deze rechter is vervangen door mr. Elderman.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
Uit de omstandigheid dat mr. Versteeg eerder onderdeel heeft uitgemaakt van een wrakingskamer die een wrakingsverzoek van Van den Noort heeft afgewezen, kan geen vooringenomenheid worden afgeleid.
(Andere) concrete feiten of omstandigheden waaruit volgt dat mr. Versteeg vooringenomen is of was ten opzichte van Van den Noort of op grond waarvan een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat of bestond, heeft Van den Noort niet aangevoerd en zijn ook niet gebleken. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
4.3.
Van den Noort heeft in andere procedures reeds meerdere wrakingsverzoeken ingediend zonder concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat Van den Noort wrakingsverzoeken indient tegen een ieder die heeft bijgedragen of zou kunnen bijdragen aan een hem onwelgevallige beslissing.
Dat leidt tot de conclusie dat Van den Noort het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer leden van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. Hidma, Hangelbroek en Versteeg, in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2.
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer leden van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. Hidma, Hangelbroek en Versteeg, in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. T.R. Hidma, W.K.F. Hangelbroek en L.M. Rijksen in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2013.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.