ECLI:NL:RBOVE:2013:3069

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
C/08/147749 / KG RK 13-3092
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke procedure

Op 19 november 2013 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door H. van den Noort namens een groep verzoekers tegen de rechters mrs. T.R. Hidma, W.K.F. Hangelbroek en L.M. Rijksen. Dit verzoek volgde op eerdere wrakingsverzoeken die door Van den Noort waren ingediend in verband met een andere zaak, geregistreerd onder nummer 08/147600 KG RK 13-3081. De wrakingskamer bestond uit de genoemde rechters, en de griffier was mr. G.W.G. Wijnands.

De verzoeker voerde aan dat de rechters niet onpartijdig konden oordelen, omdat mr. Wijnands deel uitmaakte van de wrakingskamer, terwijl hij volgens de verzoeker uitgesloten zou moeten zijn. De rechtbank oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er concrete feiten zijn die deze vrees onderbouwen. In dit geval waren er geen overtuigende argumenten gepresenteerd die de vrees voor partijdigheid konden staven.

De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. Dit besluit werd genomen om te voorkomen dat het wrakingsinstituut misbruikt zou worden door herhaaldelijke verzoeken zonder gegronde redenen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/147749 / KG RK 13-3092
Beslissing van 19 november 2013
in de zaak van

1.[verzoeker 1],wonende te [plaats 1],

2.
[verzoeker 2],
wonende te [plaats 2],
3.[verzoeker 3]
,wonende te [plaats 1],
4.
[verzoeker 4],
wonende te [plaats 1]
5.
[verzoeker 5],
wonende te [plaats 3],
6.
[verzoeker 6],
wonende te [plaats 1],
7.
[verzoeker 7],
wonende te [plaats 1],
8.
[verzoeker 8],
wonende te [plaats 1],
9.
[verzoeker 8],
wonende te [plaats 3],
10.
[verzoeker 10],
wonende te [plaats 1],
11.
[verzoeker 11],
wonende te [plaats 4],
12.
[verzoeker 12],
wonende te [plaats 1],
13.
[verzoeker 13],
wonende te [plaats 1],
14.
[verzoeker 14],
wonende te [plaats 5],
15.
[verzoeker 15],
wonende te [plaats 5],
16.
[verzoeker 16],
wonende te [plaats 4],
17.
[verzoeker 17],
wonende te [plaats 6],
18.
[verzoeker 18],
wonende te [plaats 1],
19.
[verzoeker 19],
wonende te [plaats 7],
20.
[verzoeker 20]
[verzoeker 20],
wonende te [plaats 5],
21.
[verzoeker 21],
wonende te [plaats 8],
22.
[verzoeker 22],
wonende te [plaats 9],
23.
[verzoeker 23],
wonende te [plaats 10],
24.
[verzoeker 24],
wonende te [plaats 11],
verzoekers tot wraking,
gemachtigde H. van den Noort te Amersfoort,

1.De procedure

1.1.
Op 16 november 2013 heeft Van den Noort het verzoek tot wraking gedaan van mrs. T.R. Hidma, W.K.F. Hangelbroek en L.M. Rijksen in hun hoedanigheid van lid van de wrakingskamer inzake het wrakingsverzoek dat Van den Noort heeft ingediend tegen mr. G.A. Versteeg (geregistreerd onder nummer 08/147600 KG RK 13-3081).

2.De feiten

2.1.
Van den Noort heeft namens verzoekers in de zaken Awb 13-211 tot en met Awb 13-234 herzieningsverzoeken op grond van artikel 8:119 Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend. Tegen “de behandelend rechters” heeft Van den Noort in deze zaken een wrakingsverzoek (verder: het eerste wrakingsverzoek) ingediend.
2.2.
Bij brief van 7 november 2013 heeft de griffier van de rechtbank aan Van den Noort bericht dat de mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 20 november 2013 en dat de wrakingskamer zal bestaan uit, onder andere, mr. Versteeg als rechter. Tevens is mr. G.W.G. Wijnands als griffier genoemd.
2.3.
Bij brief van 9 november 2013 heeft Van den Noort een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Versteeg en mr. G.W.G. Wijnands (verder: het tweede wrakingsverzoek).
2.4.
Bij brief van 14 november 2013 heeft de voorzitter van de wrakingskamer bericht dat het verzoek tot wraking van mr. Versteeg zal worden behandeld op 20 november 2013, voorafgaande aan de behandeling van het eerste wrakingsverzoek. In een separate brief is vermeld dat het tweede wrakingsverzoek zal worden behandeld door mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen. Tevens is meegedeeld dat het verzoek tot wraking van mr. Wijnands niet in behandeling zal worden genomen omdat slechts rechters kunnen worden gewraakt en mr. Wijnands die hoedanigheid mist.
2.5.
Bij brief van 16 november 2011 heeft Van den Noort tegen mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen het wrakingsverzoek ingediend waarop thans zal worden beslist (verder: het derde wrakingsverzoek).

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Van den Noort voert aan dat mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen aantonen dat “het wrakingsinstituut een theoretisch gedrocht is” hetgeen zou blijken uit de omstandigheid dat mr. Wijnands wederom deel uitmaakt van het instituut dat de rechterlijke onpartijdigheid dient te waarborgen terwijl deze mr. Wijnands om verschillende redenen zou moeten worden uitgesloten van enige betrokkenheid bij de behandeling van de wrakingsverzoeken.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
Uit de omstandigheid dat mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen zich niet hebben verzet tegen bijstand bij de behandeling van het tweede wrakingsverzoek door mr. Wijnands in zijn hoedanigheid van griffier kan niet worden afgeleid dat bij hen sprake is van (een gewekte schijn van) vooringenomenheid.
Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen vooringenomen zijn of waren tegen Van den Noort of op grond waarvan een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat of bestond, heeft Van den Noort verder niet aangevoerd en zijn ook niet gebleken. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
4.3.
Van den Noort heeft in andere procedures reeds meerdere wrakingsverzoeken ingediend zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Ook de onderhavige zaak betreft een derde wrakingsverzoek zonder dat enige goede grond voor wraking is gesteld of gebleken. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat Van den Noort geneigd is een wrakingsverzoek in te dienen tegen een ieder die heeft bijgedragen of zou kunnen bijdragen aan een hem onwelgevallige beslissing.
Dat leidt tot de conclusie dat Van den Noort het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer leden van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen, in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2.
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer leden van de wrakingskamer, bestaande uit mrs. Hidma, Hangelbroek en Rijksen, in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.O.M.van Aerde, M.L.J. Koopmans en C.H. de Haan in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2013.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.