ECLI:NL:RBOVE:2013:3022

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
3 december 2013
Zaaknummer
C-08-143150 - HA ZA 13-592
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil omtrent bestemming as van overleden zoon

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, ging het om een geschil over de bestemming van de as van een overleden zoon. De eiseres in de hoofdzaak, aangeduid als [A], had een rechtszaak aangespannen tegen de besloten vennootschap Yarden Uitvaartfaciliteiten B.V. en een derde partij, [B], die zich in het incident voegde. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord en incidentele conclusies. De rechtbank had eerder in een vonnis van 22 augustus 2013 bepaald dat zij onbevoegd was en verwees de zaak naar het team handel en kanton.

In het incident vorderde [B] om zowel in de hoofdzaak te mogen tussenkomen als zich te voegen. Hij stelde dat zijn belangen deels samenvielen met die van Yarden, die zich op het standpunt stelde dat [A] niet beschikkingsbevoegd was over de as. De rechtbank constateerde echter dat [B] ten tijde van het incident alleen kennis had genomen van de dagvaarding en niet van de conclusie van antwoord van Yarden, waardoor zijn vordering tot voeging werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [B] voldoende belang had aangetoond voor zijn tussenkomst in de hoofdzaak, aangezien zijn vorderingen betrekking hadden op de bestemming van de as, wat ook onderwerp was van de vorderingen van [A].

De rechtbank besloot dat geen van de partijen als in het ongelijk gestelde partij kon worden beschouwd, en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De zaak werd vervolgens opnieuw op de rol gezet voor beraad over een comparitie. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M. Willemse op 6 november 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/143150 / HA ZA 13-592
Vonnis in incident van 6 november 2013
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats 1],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.T. Harbers te Emmen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YARDEN UITVAARTFACILITEITEN B.V.,
statutair gevestigd te Almere, h.o.d.n. YARDEN UITVAARTCENTRUM CREMATORIUM EN BEGRAAFPLAATS STEENBRUGGE,
gevestigd te Diepenveen,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. K. Rutten te Utrecht,
en
[B],
wonende te[plaats 2],
eiser in het incident,
advocaat mr. F.J.B.A. Duijnstee te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A], Yarden en [B] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst, tevens houdende een zelfstandige eis van [B]
  • de conclusie van antwoord in incident tevens houdende een zelfstandige eis van [A]
  • het vonnis van 22 augustus 2013 van de kantonrechter van deze rechtbank, waarin hij zich ambtshalve onbevoegd heeft verklaard met verwijzing van de zaak in de stand, waarin deze zich bevindt, naar het team handel en kanton, kamer voor handelszaken, van deze rechtbank
  • de incidentele conclusie van antwoord van Yarden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[B] vordert dat hem wordt toegestaan zowel in de hoofdzaak tussen te komen als zich daarin te voegen. [B] heeft daartoe aangevoerd dat zijn positie en belang deels samenvalt met het belang van Yarden. [B] leidt uit de dagvaarding af dat Yarden zich op het standpunt stelt dat [A] niet beschikkingsbevoegd is over de as. Aangezien [B] zich achter dit standpunt van Yarden schaart wil hij zich voegen in de hoofdzaak.
Deels heeft [B] gesteld een eigen en zelfstandige positie te hebben tegenover [A]. Dit betreft de sub IV gevorderde verklaring voor recht. [B] wenst hiervoor tussen te komen in het geding. Bij zijn incidentele conclusie heeft [B] reeds zelfstandige vorderingen ingesteld, teneinde te komen tot een afwikkeling van de asverstrooiing.
2.2.
[A] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van [A] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
Yarden heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.4.
De rechtbank constateert vooraleerst dat [B] ten tijde van het opwerpen van het incident alleen kennis had genomen van de dagvaarding en niet van de conclusie van antwoord van Yarden. Het standpunt van Yarden, zoals [B] dat heeft afgeleid uit de dagvaarding, komt echter niet overeen met haar standpunt zoals verwoord in de conclusie van antwoord. Immers, Yarden heeft zich ten aanzien van de vordering tot afgifte van de urn (vordering sub I) bereid verklaard hieraan te voldoen. Verder heeft Yarden zich gerefereerd ten aanzien van de sub III gevorderde verklaring voor recht. Bij deze stand van zaken heeft [B] geen belang bij voeging in de hoofdzaak aan de zijde van Yarden, zodat zijn vordering tot voeging zal worden afgewezen. De verweren van [A] die zien op de voeging, dan wel de samenloop van de voeging met de tussenkomst, behoeven geen bespreking meer.
2.5.
Voor wat betreft de vordering tot tussenkomst overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan [A] heeft gesteld, kan tussenkomst ook worden toegestaan als de tussenkomende partij een vordering wenst in te stellen tegen een van beide partijen in plaats van tegen beide partijen.
Dat er in deze procedure geen plaats is voor de door [B] in te stellen zelfstandige vorderingen jegens [A] omdat hij deze al in kort geding aan de voorzieningenrechter heeft voorgelegd, zoals [A] heeft aangevoerd, kan niet worden gevolgd. De kort gedingprocedure strekt naar haar aard tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening in spoedeisende zaken en staat los van de bodemprocedure. Het staat [B] dan ook vrij om in een bodemprocedure zijn vorderingen nogmaals aan de rechter voor te leggen.
De door [B] ingestelde zelfstandige vorderingen zien op de bestemming van de as, hetgeen ook onderwerp van de vorderingen sub I, II en IV van [A] in de hoofdzaak is. [B] heeft dan ook voldoende belang aangetoond bij zijn tussenkomst in de hoofdzaak. De incidentele vordering tot tussenkomst zal dan ook worden toegewezen.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat [B] toe in de hoofdzaak tussen te komen,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 november 2013voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013.