In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Overijssel, betreft het een bevoegdheidsincident tussen Wärtsilä Netherlands B.V. en Société Energie Meaux. Wärtsilä Netherlands, eiseres in de hoofdzaak, heeft gevorderd dat de vordering van Energie Meaux tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad in verband met een brand op 25 december 2005 is verjaard. De brand vond plaats in de elektriciteitscentrale die door Wärtsilä NSD France S.A. was gebouwd en geleverd aan Energie Meaux. Wärtsilä Netherlands stelt dat de vordering verjaard is, omdat Energie Meaux al in 2006 op de hoogte was van de schade en de aansprakelijke persoon. Subsidiair betwist Wärtsilä Netherlands de onrechtmatigheid van haar handelen en het causaal verband met de schade.
In het incident vordert Energie Meaux dat de rechtbank haar uitspraak aanhoudt totdat de bevoegdheid van de Tribunal de Grande Instance te Parijs is vastgesteld. Energie Meaux heeft eerder een dagvaarding uitgebracht tegen Wärtsilä Netherlands en andere vennootschappen bij de Franse rechtbank, wat volgens haar betekent dat er al een procedure aanhangig is over hetzelfde onderwerp. Wärtsilä Netherlands heeft echter verweer gevoerd en betoogd dat de hoofdprocedure eerder is aangebracht dan de Franse procedure, waardoor de Nederlandse rechtbank bevoegd is.
De rechtbank Overijssel oordeelt dat de EEX-Vo van toepassing is en dat zij in beginsel bevoegd is. De rechtbank besluit echter om de beslissing over de aanhouding aan te houden totdat het Tribunal de Grande Instance te Parijs zich heeft uitgesproken over het aanhoudingsverzoek van Wärtsilä Netherlands. De zaak wordt verwezen naar de rol van 18 december 2013 voor verdere behandeling, afhankelijk van de uitspraak van de Franse rechtbank.