ECLI:NL:RBOVE:2013:3001

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
07.440066-08
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor een verstandelijk beperkte vrouw met psychische stoornissen

Op 3 december 2013 heeft de Rechtbank Overijssel, afdeling Strafrecht, uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een verstandelijk beperkte vrouw, geboren in 1971, die momenteel verblijft in FPC Veldzicht te Balkbrug. De vrouw was ter beschikking gesteld bij arrest van het gerechtshof te Arnhem op 22 april 2010, met een bevel tot verpleging van overheidswege. De termijn van de terbeschikkingstelling was ingegaan op 25 oktober 2011 en zou eindigen op 25 oktober 2013, tenzij verlengd. Het openbaar ministerie heeft op 25 september 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de termijn met twee jaar, wat tijdig was. Tijdens de zitting op 19 november 2013 werd de vrouw gehoord, evenals haar raadsman en een getuige-deskundige van de kliniek. De kliniek adviseerde om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, gezien de kwetsbaarheid van de vrouw en haar psychische toestand, waaronder een in remissie zijnde psychotische stoornis en een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank overwoog dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisen dat de maatregel wordt verlengd, omdat er nog geen gronden zijn voor beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank concludeerde dat de behandeling van de vrouw meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar en dat een verlenging met twee jaar gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in acht genomen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht – Strafraadkamer
Locatie Zwolle
Parketnummer : 07.440066-08
Uitspraak : 3 december 2013
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene],

geboren op [1971] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in FPC Veldzicht te Balkbrug,
hierna te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 22 april 2010 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof bij arrest van 25 oktober 2011 wat betreft de oplegging van vorenbedoelde maatregel in stand gehouden. De termijn van de terbeschikkingstelling is ingegaan op 25 oktober 2011. Deze terbeschikkingstelling eindigt behoudens nadere voorziening op 25 oktober 2013.
Het openbaar ministerie heeft op 25 september 2013 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met 2 jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
Het onderzoek in raadkamer heeft plaatsgevonden op 19 november 2013.
In raadkamer zijn in het openbaar gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen,
  • de officier van justitie, mr. J.P. Scheffer,
  • E. Otte, hoofd behandelaar verbonden aan Veldzicht, als getuige-deskundige.
Op 21 augustus 2013 is door de kliniek rapport en advies uitgebracht omtrent de eventuele verlenging van de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Geadviseerd is om deze maatregel voor de duur van 2 jaar te verlengen.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor de duur van 2 jaar.
Betrokkene en haar raadsman hebben in raadkamer primair verzocht de maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van 1 jaar te verlengen en daarbij, gelet op het bepaalde in artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering, de definitieve beslissing over verlenging van de dwangverpleging voor drie maanden aan te houden teneinde de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te onderzoeken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de positieve ontwikkelingen die betrokkene doormaakt en het getaxeerde recidiverisico een dergelijk onderzoek rechtvaardigen. Voorts heeft de raadsman verwezen naar de pro justitia rapportage uit 2008, die in het kader van de onderliggende strafzaak over de persoon van betrokkene is opgemaakt, waarin is geadviseerd een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat, gezien het feit dat de deskundigen toentertijd een terbeschikkingstelling met voorwaarden afdoende achtten, thans, nadat betrokkene al enige tijd behandeld is, een terbeschikkingstelling met voorwaarden zeker in aanmerking zou moeten komen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de duur van de verlenging te beperken tot één jaar.

OVERWEGINGEN

De rechtbank dient op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek
van Strafrecht te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De vordering is op 25 september 2013 en derhalve tijdig ingediend.
De rechtbank overweegt op grond van het advies van de kliniek en het verhandelde ter zitting, waaronder de door de getuige-deskundige, E. Otte, gegeven toelichting op het advies, als volgt.
Betrokkene wordt in diagnostische zin beschreven als een 40-jarige verstandelijk beperkte en kwetsbare vrouw bij wie sprake is van een in remissie zijnde psychotische stoornis NAO en een posttraumatische stressstoornis. Voorafgaand aan de terbeschikkingstelling heeft betrokkene twee psychiatrische opnames in verband met een psychotische decompensatie doorgemaakt. Een en ander was het gevolg van spanningen, overvraging en overbelasting in de huiselijke sfeer, waaronder de voortdurende strijd met haar toenmalige partner over de kinderen. Uiteindelijk hebben de chronische overvraging, stress en gevoelens van machteloosheid tot het indexdelict geleid.
Betrokkene is op 28 februari 2012 in het kader van de onderhavige terbeschikkingstelling opgenomen in Veldzicht op afdeling Noord 2. Betrokkene heeft tot op heden blijk gegeven van een gemotiveerde behandelhouding. In de loop van het verblijf is een positieve ontwikkeling op gang gekomen en is gebleken dat betrokkene profiteert van een gestructureerd behandelklimaat waarin begeleiding en ondersteuning belangrijk zijn. De behandeling is onder andere gericht op traumaverwerking en het vergroten van betrokkenes assertiviteit. Waargenomen wordt dat betrokkene het geleerde en besprokene binnen de diverse therapieën mondjesmaat weet in te passen in haar gedragsrepertoire.
Vanaf 2012 praktiseert betrokkene begeleide verloven, waarbij betrokkene zich begeleidbaar en controleerbaar opstelt. Wel valt de afhankelijke opstelling van betrokkene in de richting van de sociotherapie op. Daarbij kan zij gemakkelijk in paniek raken als zaken onverwachts niet lopen zoals bedoeld of gewenst. In dergelijke situaties lijkt zij over onvoldoende copingvaardigheden te beschikken. Het is tevens de vraag of betrokkenes positieve attitude ten opzichte van de behandeling blijvend zal zijn wanneer het delict centraal komt te staan, aangezien zij moeite heeft hierover te praten.
Hoewel de psychiatrische bemoeienissen tot voor kort tot een minimum beperkt waren gebleven en betrokkene redelijk stabiel is geweest, is ter zitting gebleken dat er in oktober 2013 bij betrokkene van een dreigende psychische decompensatie sprake is geweest. De getuige-deskundige heeft aangegeven dat overbelasting van betrokkene, als gevolg van een te vol programma, daarvan een mogelijke oorzaak is.. Als gevolg van deze omstandigheid is de medicatie van betrokkene aangepast en zal de behandeling weer opgestart moeten worden, waarbij het evenwicht tussen betrokkenes draagkracht en draaglast moet worden hervonden. De behandeling van betrokkene heeft volgens de getuige-deskundige desondanks geen vertraging opgelopen en ook heeft de terugval geen invloed op het recidivegevaar. Wel kan uit deze terugval worden afgeleid dat er bij betrokkene van een bijzondere kwetsbaarheid sprake is.
Er zijn thans volgens de getuige-deskundige genoeg termen aanwezig om onbegeleid verlof aan te vragen, mogelijk dat dit een gecombineerde aanvraag zal zijn tot onbegeleid en transmuraal verlof. De bedoeling zal dan zijn dat betrokkene middels een intern en vervolgens extern resocialisatieverblijf zal worden toegeleid naar begeleid wonen.
De kans op gewelddadig gedrag wordt binnen Veldzicht als gering ingeschat, hetgeen ook geldt in het geval van begeleide verloven. Buiten Veldzicht, in de vrije maatschappij, wordt de kans op recidive momenteel ingeschat als matig. Hierbij wordt gedacht aan een situatie waarbij er sprake is van een onevenwichtige (intieme) relatie waarbij betrokkene onvoldoende in staat is haar grenzen te bewaken en haar beperkte draagkracht wordt overschreden. In een dergelijke situatie neemt de kans op een psychotische decompensatie en op bedreigend dan wel gevaarlijk gedrag toe. Daarnaast is het onduidelijk hoe betrokkene op dit moment bij onmiddellijke terugkeer in de vrije maatschappij om zal gaan met eventueel contact met haar ex-partner en kinderen, gezien de emotionele lading die hieromtrent nog steeds bij betrokkene aanwezig is.
De kliniek heeft geconcludeerd dat, wil er sprake zijn van een haalbare en maatschappelijk verantwoorde terugkeer in de maatschappij met een tot aanvaardbaar proporties teruggedrongen recidivegevaar, het reëel is te veronderstellen dat betrokkene geruime tijd begeleid, gesteund en gecontroleerd wordt binnen het dwingende kader van de terbeschikkingstelling. De kliniek acht het van belang om nauwlettend te toetsen bij geleidelijk afnemende externe controle of betrokkene in staat blijkt om naar draagkracht zelfstandig en op eigen initiatief voor haar stresserende situaties op een toereikende wijze het hoofd te bieden en daarbij tevens het overzicht te behouden op de diverse leefgebieden. De duur van de behandeling, inclusief resocialisatie, zal volgens de kliniek nog in totaal meer dan een jaar in beslag nemen. De kliniek heeft derhalve geadviseerd de periode van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen onverkort eisen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt verlengd. Een voorwaardelijke beëindiging, zoals door de raadsman primair is bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank thans niet aan de orde en derhalve is er geen aanleiding de mogelijkheden daartoe nader te laten onderzoeken. De rechtbank overweegt daarbij dat de vraag of sprake is van het vereiste recidivegevaar en dus of verlenging aan de orde is, dient te worden beantwoord op grond van de actuele stand van zaken en rapportages en niet op grond van een oude rapportage uit 2008. Hoewel betrokkene een positieve ontwikkeling doormaakt, is zoals reeds overwogen, de actuele stand van zaken en rapportage in aanmerking genomen, onverkort sprake is van een dusdanig recidivegevaar dat een verlenging van de maatregel in de rede ligt.
De rechtbank ziet voorts onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van één jaar, zoals door de raadsman van betrokkene subsidiair is bepleit. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar, de terbeschikkingstelling in principe verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar. De rechtbank stelt vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen, mede gelet op het feit dat betrokkene nog met de resocialisatie dient aan te vangen en het indexdelict nog nauwelijks ter sprake is gekomen. Een verlenging van de maatregel met één jaar zou bij betrokkene in dit geval ten onrechte de verwachting kunnen wekken dat er mogelijk binnen het jaar wel gronden aanwezig zouden kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk zouden kunnen maken. De rechtbank zal aldus de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar verlengen.
De rechtbank stelt tenslotte vast dat op de vordering tot verlenging niet uiterlijk twee maanden na de dag van indiening van de vordering kon worden beslist, zoals bepaald in artikel 509t lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, ten gevolge van de omstandigheid dat het zittingsrooster van de rechtbank een eerdere behandeling van de vordering in raadkamer niet toeliet. Gezien het specifieke karakter van de terbeschikkingstelling, te weten het beveiligen van de maatschappij, en het feit dat betrokkene door de termijnoverschrijding kennelijk niet in haar verdediging is geschaad nu daarover geen verweer is gevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding hieraan enige consequentie te verbinden.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 509o, 509p, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

De rechtbank verlengt de termijn gedurende welke
[betrokkene]voornoemd ter beschikking is gesteld, met bevel dat zij van overheidswege zal worden verpleegd, met twee jaar.
Aldus gegeven door mr. J. de Ruiter-Kok, voorzitter, en mrs. F. van der Maden en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2013.