ECLI:NL:RBOVE:2013:2966
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over wangedrag en misbruik van toevoeging in kort geding
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde. Eiser had eerder een vonnis verkregen waarin gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 675,- en tot afgifte van bepaalde goederen aan eiser. Eiser vorderde in dit kort geding dat gedaagde de executie van het eerdere vonnis zou staken en de goederen zou afgeven, alsook dat het door gedaagde gelegde executoriale eigenbeslag zou worden opgeheven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het leggen van eigenbeslag door gedaagde niet gerechtvaardigd was, aangezien eiser zijn verplichtingen uit het eerdere vonnis had nagekomen. De rechter merkte op dat de procedure tussen partijen onterecht was geëscaleerd en dat beide partijen en hun advocaten zich schuldig maakten aan chicaneren. De voorzieningenrechter besloot het beslag op te heffen en bepaalde dat iedere partij zijn eigen kosten diende te dragen, waarbij hij de rol van de Raad voor de Rechtsbijstand in het geheel aanstipte. De uitspraak benadrukte de noodzaak van een zorgvuldige omgang met rechtsbijstand en het vermijden van onnodige procedures.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de houding van beide partijen, die hadden gekozen voor een juridische strijd in plaats van het uitvoeren van het vonnis, niet alleen onterecht was, maar ook een verspilling van overheidsgelden. De rechter wees het meer of anders gevorderde af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.