ECLI:NL:RBOVE:2013:2884

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
C/08/147076 / KG RK 13-2881
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek tegen mr. Cornelissen in bestuursrechtelijke voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft verzoeker op 31 oktober 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Cornelissen in verband met twee lopende zaken waarin hij betrokken was. De wrakingsverzoeken zijn op 14 november 2013 in het openbaar behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J. de Bruin. De wrakingsgrond was onder andere dat de gelijktijdige behandeling van de voorlopige voorzieningen de rechtszekerheid zou schaden en dat mr. Cornelissen mogelijk contact had gehad met de gemeente, wat de schijn van partijdigheid zou wekken.

De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, heeft op 28 november 2013 de wrakingsverzoeken afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van mr. Cornelissen konden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker en zijn advocaat aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat mr. Cornelissen vooringenomen was. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De beslissing van de rechtbank is in het openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wrakingsprocedure correct is gevolgd en dat er geen schendingen van het wrakingsprotocol zijn aangetoond. De rechtbank heeft de verzoeken tot wraking dan ook afgewezen, waarmee mr. Cornelissen in zijn functie als rechter kon blijven functioneren in de betreffende zaken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/147076 / KG RK 13-2881
Beslissing van 28 november 2013
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
advocaat mr. P.J. de Bruin te Rotterdam,

1.De procedure

1.1.
Op 31 oktober 2013 heeft [verzoeker] in zaak die is geregistreerd onder ZWO 13 / 2374 WABOA PRM (verder: de eerste zaak) een verzoek tot wraking van mr. Cornelissen gedaan. Bij brief van 1 november 2013 heeft mr. de Bruin meegedeeld dat hij (ook) in deze zaak [verzoeker] zal bijstaan.
1.2.
Op 1 november 2013 heeft mr. de Bruin namens [verzoeker] voorts een wrakingsverzoek ingediend in de zaak die is geregistreerd onder nummer ZWO 13 / 2375 WABOA WCO (verder: de tweede zaak).
1.3.
Mr. Cornelissen heeft bij schrijven van 7 november 2013 gereageerd op de verzoeken tot wraking. Hij berust daar niet in.
1.4.
De wrakingsverzoeken zijn op 14 november 2013 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is [verzoeker], bijgestaan door zijn raadsman mr. de Bruin, verschenen. Mr. Cornelissen heeft laten weten niet te zullen verschijnen

2.De feiten

2.1.
De eerste zaak heeft betrekking op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ertoe strekkende te gebieden dat het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [plaats] (verder: de gemeente) handhavend zal optreden. Het verzoek dateert van 17 oktober 2013.
2.2.
De tweede zaak betreft een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ertoe strekkende te verbieden bouwwerkzaamheden aan te vangen voordat een bestemmingsplan definitief is vastgesteld. Het verzoek is namens [verzoeker] door mr. de Bruin op 18 oktober 2013 ingediend.
2.3.
In beide zaken is aan [verzoeker] en mr. de Bruin meegedeeld dat de behandeling daarvan zal plaatsvinden op 1 november 2013 om 15.00 uur. Vervolgens is bij brieven van 30 oktober 2013 aan partijen meegedeeld dat de behandeling van de zaken tot nader te bepalen datum zal worden aangehouden. Bij (fax)brieven van dezelfde dag is aan partijen meegedeeld dat de behandeling zal plaatsvinden op 7 november 2013 om 10.00 uur.
2.4.
Bij (fax)brieven van 5 november 2013 is aan partijen meegedeeld dat de verzoeken als genoemd onder 1.1 en 1.2 door de voorzieningenrechter zijn aangemerkt als wrakingsverzoeken en dat de behandeling van de verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen is uitgesteld in afwachting van een beslissing van de wrakingskamer.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
[verzoeker] heeft aan de verzoeken - samengevat en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat:
door de gelijktijdige behandeling van de voorlopige voorzieningen de rechtszekerheid wordt geschaad;
doordat de rechtbank poststukken niet aangetekend verzendt, met termijnen kan worden gerommeld;
tot verplaatsing van de behandeling van de voorlopige voorzieningen door mr. Cornelissen is beslist om de gemeente alsnog in staat te stellen om een verweerschrift in te dienen;
het er de schijn van heeft dat mr. Cornelissen achter de rug van [verzoeker] om contact heeft met de gemeente, hetgeen wordt bevestigd door de mededeling in de reactie van mr. Cornelissen op de wrakingsverzoeken dat hij bij de gemeente navraag heeft laten doen omtrent de voortgang van de bouw;
blijkens de door mr. Cornelissen gegeven schriftelijke reactie op de wrakingsverzoeken, hij contact heeft gehad met leden van de wrakingskamer, hetgeen in strijd is met, onder andere, artikel 6.4 van het wrakingsprotocol.
3.2.
Mr. de Bruin heeft aan de verzoeken - samengevat en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat de beslissing om de behandeling van voorlopige voorzieningen te verplaatsen moet zijn ingegeven om de gemeente alsnog in de gelegenheid te stellen om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft daarmee de bevoegdheid om zittingen te verplaatsen misbruikt en de schijn gewekt de belangen van de gemeente te willen dienen. Het is daarom wenselijk dat niet de rechtbank Overijssel deze zaak behandelt, maar een andere rechtbank.

4.Het standpunt van mr. Cornelissen

4.1.
In zijn reactie laat mr. Cornelissen weten dat hij, anders dan verwacht, in verband met andere verplichtingen in de week voorafgaande aan 1 november 2013 niet in de gelegenheid was om de dossiers voorafgaande aan de zitting te bestuderen en dat hij het niet juist vond om onvoorbereid de zitting in te gaan. Hij merkt voorts op dat hij een juridisch medewerker heeft laten informeren hoe het stond met de voortgang van de bouw. Die bleek niet zodanig dat een telefonische schorsing of inzet van een andere rechter noodzakelijk was.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid kan worden afgeleid.
5.2.1.
Uit de onder 3.1 onder 1 en 2 genoemde omstandigheden valt niet af te leiden dat mr. Cornelissen vooringenomen is geweest.
5.2.2.
Gelet op de reactie van mr. Cornelissen bestaat evenmin aanleiding te veronderstellen dat hij de behandeling heeft verplaatst om de gemeente alsnog in de gelegenheid te stellen een verweerschrift in te dienen en de gemeente aldus te bevoordelen. Concrete feiten of omstandigheden waaruit de juistheid van de veronderstelling van [verzoeker] en mr. de Bruin kan worden afgeleid zijn gesteld noch gebleken.
5.2.3.
Ook is - behalve de navraag door de juridisch medewerker over de voortgang van de bouw, waarover in 5.2.4 meer - niet gebleken van contacten tussen mr. Cornelissen dan wel door hem geïnstrueerde juridisch medewerkers en de gemeente. [verzoeker] stelt wel dat achter zijn rug om - samengevat - zaken worden ‘bedisseld’ met de gemeente maar hij heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit dat kan worden afgeleid. Van vooringenomenheid is in dit opzicht dan ook niet gebleken.
5.2.4.
Uit de navraag die de juridisch medewerker omtrent de voortgang van de bouw heeft gedaan, kan evenmin worden afgeleid dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
Bij voorlopige voorzieningen in bestuursrechtzaken bestaat het - op de algemene instructiebevoegdheid van de voorzieningenrechter gebaseerde - gebruik om, indien de stukken daarvoor aanleiding geven, bij een van de partijen informatie in te winnen omtrent de spoedeisendheid van het verzoek. Daarmee wordt voorkomen dat de behandeling van de voorlopige voorziening zinledig wordt omdat de handeling waartegen in het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt opgekomen reeds is geschied. Indien het antwoord op de navraag geen aanleiding geeft tot het treffen van een onmiddellijke - in vele gevallen telefonisch uitgesproken - voorziening in afwachting van de behandeling van de oorspronkelijk gevraagde voorlopige voorziening, bestaat in de meeste gevallen evenmin aanleiding om die informatie direct met alle andere belanghebbenden te delen, gelet op de spoedeisendheid, de eenvoud van het antwoord op de navraag en de omstandigheid dat niet vooruit wordt gelopen op de inhoud van de voorlopige voorziening.
Mr. Cornelissen heeft in lijn met deze gebruikelijke werkwijze gehandeld en daaruit valt dan ook niet een gebrek aan onpartijdigheid af te leiden. Daar komt bij dat de navraag [verzoeker] niet in een nadeliger positie heeft kunnen brengen dan indien die navraag niet was gedaan. Van vooringenomenheid is in dit opzicht dan ook niet gebleken.
5.2.5.
Van een schending van § 6.4 van het wrakingsprotocol is ook geen sprake. Zoals beschreven in § 8.4 van het wrakingsprotocol heeft de griffier van de wrakingskamer aan de gewraakte rechter verzocht om een reactie. Deze reactie is aan het dossier toegevoegd en aan [verzoeker] en mr. de Bruin gezonden. Het aan (de griffier van) de wrakingskamer doen toekomen van een schriftelijke reactie betreft geen contact als bedoeld in § 6.4 van het wrakingsprotocol.
5.3.
Geconcludeerd moet worden dat geen van de voorgestelde gronden tot toewijzing van de wrakingsverzoeken leiden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de verzoeken tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.L.J. Koopmans, F. Koster en A. Oosterveld in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.W.G. Wijnands en in openbaar uitgesproken op 28 november 2013.
De voorzitter is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.
De beschikking is derhalve mr. F. Koster en de griffier ondertekend.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.