Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
, verzoeker,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 november 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de intrekking van de erkenning van een verzoeker voor het uitvoeren van APK-keuringen door de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). De intrekking vond plaats naar aanleiding van een controle op 13 augustus 2013, waarbij geconstateerd werd dat de gegevens op het keuringsrapport niet overeenkwamen met de gegevens in het RDW-register. Verzoeker had wijzigingen aangebracht in het originele keuringsrapport, wat door de RDW werd gekwalificeerd als ondermijning van het toezicht en als een overtreding van categorie IV volgens de Toezichtbeleidsbrief.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn erkenning, die per 15 oktober 2013 voor zes maanden was ingetrokken. Hij voerde aan dat de wijziging van het keuringsrapport een fout was, maar dat hij verder een goede staat van dienst had. Tijdens de zitting op 20 november 2013 heeft verzoeker verklaard dat hij de wijzigingen had aangebracht om de eigenaar van het voertuig een correct rapport te geven. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de handeling van verzoeker, het wijzigen van het keuringsrapport, terecht als een overtreding van categorie IV is aangemerkt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sanctie van zes maanden intrekking van de erkenning niet onredelijk is, gezien het beleid van de RDW en de ernst van de overtreding. Verzoeker heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van het beleid wordt afgeweken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.