ECLI:NL:RBOVE:2013:2839

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
08.770146-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van pyrotechnische stoffen en wapens met levensgevaarlijke gevolgen

Op 21 november 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een grote hoeveelheid pyrotechnische stoffen, illegaal vuurwerk en verschillende wapens. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, die zich voornamelijk afspeelden in de gemeente Zwolle tussen 1999 en 2013. De verdachte had onder andere knalvuurwerk, een alarmpistool, en andere gevaarlijke stoffen en wapens in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze gevaarlijke stoffen en wapens had voorhanden gehad, wat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 dagen onvoorwaardelijk en 4 maanden voorwaardelijk geëist, met daarbij een taakstraf van 80 uur. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf op van 162 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uur. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op alcohol en drugs. De rechtbank motiveerde haar beslissing door te verwijzen naar de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de verdachte en zijn advocaat, en de officier van justitie was ook aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - meervoudige kamer
Locatie Zwolle
Parketnummer: 08.770146-13 (P)
Uitspraak: 21 november 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.F. Roza, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M. van Nes.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid
pyrotechnische stof(fen) en/of grondstof(fen) voor (een) pyrotechnische stof(fen) (te weten kaliumnitraat, zwavel, koolstof en magnesium) en/of springstof(fen) (te weten ammoniumnitraat) voorhanden heeft gehad en/of verworven en/of vervaardigd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2008 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland een wapen, te weten een alarmpistool (merk Röhm, type Vektor) en/of (pyrotechnische) munitie, te weten meerdere volmantelpatronen en/of patronen met knaleffect (knalpatronen) en/of patronen met fluiteffect (zogenaamde 'pfeifpatronen' en/of 'super ratter') en/of een hagelpatroon, van categorie II en/of categorie III, voorhanden heeft gehad;
3.
Hij in of omstreeks de periode van 01 april 2011 tot en met 18 april 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland, tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- een stuk knalvuurwerk (TGB Banger Tropic) en/of
- drie, althans een of meer stuks knalvuurwerk (Vlinder Pools CF 8026) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2010 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht (een zogenaamd stroomstootwapen), voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2011 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), van de categorie II onder 6°, voorhanden heeft gehad;
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 1999 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland (een) of meer wapen(s) (zogenaamde airsoft of BB-guns) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van een pistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) Walther, type P99 AS, kaliber 9x19mm en/of Feg, type B9R,kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 tot en met 6 ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich omtrent het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Feit 1
De rechtbank constateert dat op 18 april 2013 in verdachtes woning diverse vuurwerk-gerelateerde voorwerpen en stoffen in beslag zijn genomen. [2] Door de EODD werden in totaal 10 monsters uit de woning van verdachte veiliggesteld. [3] Uit een explosievenonderzoek blijkt dat de inbeslaggenomen stoffen, pyrotechnische stoffen en grondstoffen voor pyrotechnische stoffen, kaliumnitraat, zwavel, koolstofmagnesium, springstofen ammoniumnitraat, betroffen. [4] Verdachte heeft aangegeven deze stoffen te hebben aangeschaft teneinde daar vuurwerk en rookbommetjes van te maken. [5] In de vitrinekast van verdachte werd een geïmproviseerd explosief aangetroffen, welk explosief in verband met de gevaarzetting door de EOD is vernietigd. [6] De EOD heeft de inbeslaggenomen stoffen inclusief het geïmproviseerd explosief in een keer vernietigd en heeft hierbij voor wat betreft de veiligheidsmarges rekening gehouden met een volledig te ontruimen gebied van 50 meter. [7] Gezien de aard en de omvang van de aangetroffen en in beslag genomen goederen en stoffen, de omstandigheden waaronder deze in verdachtes woning zijn aangetroffen en de verklaring die de verdachte daarover heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk goederen en stoffen voorhanden heeft gehad, bestemd om daarmee brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen. Gelet op de aard van het aangetroffen geïmproviseerde explosief en de aard en grote hoeveelheid stoffen die verdachte aanwezig had, is de rechtbank van oordeel dat gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Derhalve is het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 tot en met 6
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
Feiten 2, 4, 5 en 6
- Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met als bijlage een lijst met inbeslaggenomen goederen [8] ;
- Kennisgevingen van inbeslagneming (artikel 94 Sv) [9] ;
- Proces-verbaal onderzoek wapen [10] ;
- De bekennende verklaringen van verdachte [11] ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 november 2013 [12] ;
Feit 3
- Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met als bijlage een lijst met inbeslaggenomen goederen [13] ;
- Kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) [14] ;
- Explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van betwist vuurwerk [15] ;
- De bekennende verklaringen van verdachte [16] ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 november 2013 [17] .

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 tot en met 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, ter voorbereiding van het misdrijf opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is, een (grote) hoeveelheid
pyrotechnische stof(fen) en/of grondstof(fen) voor (een) pyrotechnische stof(fen) (te weten kaliumnitraat, zwavel, koolstof en magnesium) en/of springstof(fen) (te weten ammoniumnitraat) voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 01 april 2008 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, een wapen, te weten een alarmpistool (merk Röhm, type Vektor) en (pyrotechnische) munitie, te weten meerdere volmantelpatronen en/of patronen met knaleffect (knalpatronen) en een hagelpatroon, van categorie II en/of categorie III, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 01 april 2011 tot en met 18 april 2013 in de gemeente Zwolle, opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- een stuk knalvuurwerk (TGB Banger Tropic) en
- drie stuks knalvuurwerk (Vlinder Pools CF 8026) voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 01 april 2010 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht (een zogenaamd stroomstootwapen), voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode van 01 april 2011 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), van de categorie II onder 6°, voorhanden heeft gehad;
6.
hij in de periode van 01 april 1999 tot en met 17 april 2013 in de gemeente Zwolle, wapens (zogenaamde airsoft of BB-guns) van categorie I onder 7°, te weten nabootsingen van een pistool, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met een Walther, type P99 AS, kaliber 9x19mm en/of Feg, type B9R, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1 tot en met 6 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
Feit 1
Opzettelijk voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen, bestemd om daarmee brand stichten dan wel een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Met betrekking tot het wapen:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot de munitie:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Feit 3
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer,strafbaar gesteld bij artikel 1a van de Wet op de Economische delicten.
Feit 4
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Feit 5
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Feit 6
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden:
o een meldplicht bij het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering te Zwolle;
o een drugs- en alcoholverbod zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
o andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende, te weten verdachte wordt verplicht in te stemmen met informatie uitwisseling met het netwerk aan instanties rond verdachte, zolang de reclassering dit nodig acht, verdachte wordt verplicht om zich te laten begeleiden door een instelling voor budgetbeheer en zich te houden aan afspraken met en aanwijzingen van deze instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en verdachte wordt verplicht om zich te laten begeleiden door een (of meer) instelling(en) voor opvoedings- en gezinsproblemen en zich te houden aan afspraken met en aanwijzingen van deze instelling(en), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis;
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de door de officier van justitie geëiste straf op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 24 september 2013;
een reclasseringsrapport over de persoon van verdachte d.d. 12 juli 2013, opgesteld door Reclassering Nederland;
de overige stukken in het persoonsdossier van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

Beslag

Wegens het ontbreken van een beslaglijst zal de rechtbank geen beslissing nemen omtrent het beslag.

Beslissing

Het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 tot en met 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
162 dagen.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot
120 dagen,
nietworden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van twee jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich binnen 3 dagen na de uitspraak zal melden bij het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaar zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- de verdachte zich zal houden aan andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende, te weten verdachte wordt verplicht in te stemmen met informatie uitwisseling met het netwerk aan instanties rond verdachte, zolang de reclassering dit nodig acht, verdachte wordt verplicht om zich te laten begeleiden door een instelling voor budgetbeheer en zich te houden aan afspraken met en aanwijzingen van deze instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en verdachte wordt verplicht om zich te laten begeleiden door een (of meer) instelling(en) voor opvoedings- en gezinsproblemen en zich te houden aan afspraken met en aanwijzingen van deze instelling(en), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
80 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2013.
Mr. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer 04ZWN13002 KLAPPER, opgemaakt en gesloten op 5 juli 2013.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met als bijlage een lijst met inbeslaggenomen goederen (pagina 27-30); Kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) (Pagina 33-37)
3.Proces-verbaal sporenonderzoek (pagina 87-107)
4.Explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van mogelijke grondstoffen of onderdelen voor explosieven in een woning aan de [adres] in Zwolle op 17 april 2013 (pagina 139-150)
5.De verklaring van verdachte afgelegd bij de politie (pagina 75) en het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 7 november 2013
6.Proces-verbaal sporenonderzoek (pagina 100)
7.een schrijven van het Ministerie van Defensie, Explosieven Opruimingsdienst Defensie, Commandogroep, d.d. 4 november 2013
8.Pagina 27-30
9.Pagina 58-66
10.Pagina 331-334
11.Pagina 74-78
12.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 7 november 2013
13.Pagina 27-30
14.Pagina 38-57
15.Pagina 309-325
16.Pagina 74-78
17.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 7 november 2013