ECLI:NL:RBOVE:2013:2798

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
08/996015-09
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld van een BV aan valsheid in geschrifte, verduistering en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een BV, die werd beschuldigd van valsheid in geschrifte, verduistering en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte BV schuldig was aan het opmaken van valse verantwoordingsformulieren voor het Persoonsgebonden Budget (PGB) en het verduisteren van meerdere geldbedragen. De feiten vonden plaats tussen 16 mei 2008 en 26 mei 2009, waarbij de BV samen met anderen zorgde voor de opmaak van verantwoordingsformulieren die niet overeenkwamen met de daadwerkelijk verleende zorg. De rechtbank stelde vast dat de BV in totaal tussen de € 133.152,- en € 271.434,- had verduisterd, en dat de verdachte ook betrokken was bij het witwassen van deze gelden door onroerend goed aan te kopen en geldleningen te verstrekken. De rechtbank veroordeelde de BV tot een geldboete van € 100.000,-. De rechtbank hield rekening met het faillissement van de BV en de lange duur van de procedure, wat leidde tot een strafvermindering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor de valsheid in geschrifte, maar ook voor de verduistering en het witwassen van de crimineel verkregen gelden, en dat de verdachte de zorgbehoevende cliënten in de steek had gelaten door hen niet de zorg te bieden die zij nodig hadden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996015-09
Datum vonnis: 18 november 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 november 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.H.J. Bollen en van hetgeen door [medeverdachte 1], in haar hoedanigheid van statutair directeur van verdachte in faillissement, en haar raadsman mr. J.I.M.G. Jahae, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft een vordering wijziging tenlastelegging gedaan. De raadsman heeft zich daartegen niet verzet. De rechtbank heeft de wijziging toegestaan. In de hieronder opgenomen tenlastelegging is de toegestane wijziging verwerkt.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, hierna ook wel te noemen “de BV”:
feit 1:in de periode van 16 mei 2008 tot en met 26 mei 2009 samen met anderen te Enschede verantwoordigingsformulieren PersoonsGebondenBudget Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (PGB-ABWZ) valselijk heeft opgemaakt;
feit 2:in de periode van 16 mei 2008 tot en met 26 mei 2009 samen met anderen in Enschede meerdere geldbedragen heeft verduisterd;
feit 3:in de periode van 16 mei 2008 tot en met 26 mei 2009 zich samen met anderen te Enschede schuldig heeft gemaakt aan het verhullen van de herkomst van crimineel verkregen geldbedragen (het zogeheten witwassen);
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
Zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 mei 2008
tot en met 26 mei 2009 te Enschede en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke
perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) één of meer verantwoordingsformulier(en) Persoons Gebonden Budget -
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (PGB-AWBZ), in gebruik bij de Stichting
Zorgkantoor Menzis,
en/of
één of meer verantwoordingsformulier(en) Persoons Gebonden Budget - Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (PGB-Wmo), in gebruik bij de Gemeente Enschede
en/of Menzis Zorg en Inkomen,
waaronder:
a. een verantwoordingsformulier PGB- AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven)
dat door of namens budgethouder [benadeelde 1] over de periode 01-07-2008 tot
en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 10.293,30 aan [verdachte] was
betaald;
(dossierpagina 454/455)
en/of
een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [benadeelde 2] over de periode 28-02-2008 tot
en met 30-06-2008 voor een bedrag van EUR 6.160,50 aan [verdachte] was
betaald;
(dossierpagina 564/565)
en/of
een verantwoordingsformulier PGB WMO-HH inhoudende (zakelijk weergegeven)
dat door of namens budgethouder [benadeelde 3] over de periode 01-01-2008
tot en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 4.430,63 aan [verdachte] was
betaald;
(dossierpagina 890/891)
en/of
een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [benadeelde 4] over de periode 01-01-2008 t/m
30-06-2008 voor een bedrag van EUR 5.445,70 aan [verdachte] was betaald;
(dossierpagina 1045/1046)
en/of
e)een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende (zakelijk weergegeven) dat
door of namens budgethouder [benadeelde 5] over de periode 01-07-2008 t/m
31-12-2008 voor een bedrag van EUR 10.282,55 aan [verdachte] was betaald;
(dossierpagina 1493/1494)
(elk) zijnde een geschrift bestemd om te dienen tot bewijs van het daarin
gestelde, althans van enig feit,(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft doen of laten opmaken en/of vervalsen
met het oogmerk om dat/die formulier(en) als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
hebbende bedoeld valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat op die/dat
formulier(en)
- ( een) ander(e) bedrag(en) was/waren vermeld dan waarvoor in werkelijkheid
zorg was verleend; en/of
- ( een) ander(e) zorgvorm(en) was/waren vermeld en/of aangekruist dan in
werkelijkheid was verleend; en/of
- ( een) valse en/of vervalste handtekening(en) was/waren gezet en/of
geplaatst, althans een ondertekening(en) was/waren geplaatst die door moesten
gaan voor die van de budgethouder(s);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 mei 2008
tot en met 26 mei 2009 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke
perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk één of meerdere geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag
gelegen tussen Euro 133.152,- en Euro 271.434,- of daaromstrent), in elk geval
enig goed,
geheel of ten dele toebehorende(n) aan één of meerder budgethouder(s) van
PGB-AWBZ en/of PGB-WMO gelden (waaronder [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5]
en/of [benadeelde 6]) en/of (stichting) Zorgkantoor (Menzis) en/of Menzis
Zorg en Inkomen en/of de gemeente Enschede
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s)
en welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) als een voorschot
(afkomstig van een PGB-AWBZ budget en/of een PGB-WMO budget) en/of als
gemachtigde en/of beheerder en/of vertegenwoordiger en/of budgethouder onder
zich had(den)
in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), (telkens)
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 mei 2008
tot en met 26 mei 2009 te Enschede en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke
perso(o)n(en) , althans alleen,
voorwerpen, te weten (totaal) EUR 271.434,- althans één of meer geldbedrag(en),
(telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
en/of omgezet
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) moest(en) vermoeden dat
bovenomschreven voorwerpen en/of geldbedragen(en) - onmiddellijk of middellijk
- afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 200.000,=.

4.De voorvragen

De raadsman heeft primair gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard nu - zakelijk weergegeven - verdachte op 10 december 2012 failliet is verklaard. Volgens de raadsman staat (vrijwel) vast dat het faillissement zal worden voorgedragen voor een opheffing wegens gebrek aan baten en dat strafvervolging dus zinloos is. Er is naar oordeel van de raadsman ook geen kans op een homologatieakkoord met de schuldeisers en de BV zal na de faillietverklaring ook niet worden voortgezet door middel van een andere rechtspersoon.
De rechtbank is van oordeel dat, nu nog niet vaststaat dat het faillissement zal worden opgeheven wegens gebrek aan baten, niet kan worden uitgesloten dat de BV op enigerlei wijze wordt voortgezet. De rechtbank acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in zijn vervolging
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verder geconcludeerd dat op grond van de in het strafdossier opgenomen bewijsmiddelen alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft subsidiair bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte de zogenoemde verantwoordigingsformulieren steeds correct heeft ingevuld. In die formulieren wordt gevraagd naar de gedeclareerde zorg en niet naar de verleende zorg. Op de formulieren zijn de bedragen en zorgsoorten ingevuld en aangekruist die corresponderen met de onderliggende declaraties, zodat van enige valsheid geen sprake is. Over de ten laste gelegde verduistering stelt de raadsman dat de opzet van de BV niet gericht was op de wederrechtelijke toe-eigening omdat zij in de veronderstelling verkeerde en mocht verkeren dat alle gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk was verleend.
De raadsman heeft tevens aangevoerd dat verdachte geen specifieke verhullingshandelingen heeft verricht, waarbij is geprobeerd geldbedragen uit het zicht te brengen of te houden, zodat van witwassen geen sprake is geweest. Ook voor dat onderdeel dient daarom vrijspraak te volgen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot de feiten 1 tot en met 3 het volgende.
Het PersoonsGebondenBudget (PGB) is een regeling die valt onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De AWBZ is in Nederland een verplichte, collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektenkostenrisico's. Verzekerd voor de AWBZ zijn alle ingezetenen van Nederland en niet-ingezetenen van Nederland die bepaalde inkomsten in Nederland genieten. De AWBZ is één van de zogenoemde volksverzekeringen.
De AWBZ kent in het kader van het PGB zogenoemde functiegerichte aanspraken namelijk;
• Huishoudelijke verzorging (in dit dossier ook afgekort als H en HH);
• Persoonlijke verzorging (P en PV);
• Verpleging (V en VP);
• Ondersteunende begeleiding (O, OB en OU als ondersteunende begeleiding in uren en VV, hetgeen ondersteunende begeleiding met vervoer inhoudt);
• Activerende begeleiding;
• Behandeling en
• (kortdurend) verblijf .
Op 1 januari 2007 werd de zorgfunctie huishoudelijke verzorging ondergebracht in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en vanaf die datum beslissen de gemeenten over deze vorm van zorg.
De cliënt, in het kader van het PGB budgethouder genoemd, dient een aanvraag in bij het Centrum voor Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ oordeelt of de cliënt de aangevraagde zorg nodig heeft en in welke mate. Hierbij specificeert het CIZ welke typen zorg er nodig zijn, de klasse en het aantal uren. De cliënt ontvangt de indicatiestelling in de vorm van een schriftelijk besluit en elektronisch wordt het (Regionale) Zorgkantoor op de hoogte gesteld van dit besluit.
Aan de hand van de indicatiestelling wordt door het Zorgkantoor vastgesteld wat het bruto PGB is, waar de cliënt recht op heeft. Hierop wordt de verschuldigde eigen bijdrage in mindering gebracht. Het zo berekende netto PGB wordt door het Zorgkantoor uitbetaald aan de cliënt. De eigen bijdrage wordt vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor bijzondere ziektekosten (CAK). Het CAK doet dit op basis van de geïndiceerde zorg en de inkomensgegevens van de cliënt. Het CAK heeft daarvoor toegang tot de gegevens van de Belastingdienst.
De cliënt/budgethouder sluit overeenkomsten af met mensen en/of instellingen die de zorg gaan leveren en betaalt hen vanuit het PGB . Periodiek moet de cliënt verantwoording afleggen over de besteding van het PGB. Wanneer iemand een indicatie heeft, dan kan het toegekende PGB ,in plaats van de soort van zorg waarvoor dat budget is toegekend, ook voor andere vormen van zorg worden ingezet . Dit betekent dat iemand die bijvoorbeeld een indicatie voor ondersteunende begeleiding heeft, zijn budget desgewenst ook kan inzetten voor persoonlijke verzorging. Door de budgethouder dient echter steeds de daadwerkelijk genoten zorg verantwoord te worden.
Uit het dossier en uit hetgeen de directeur [medeverdachte 1] van [verdachte] ter terechtzitting heeft verklaard, leidt de rechtbank af, dat verdachte haar bedrijfsadministratie voor wat betreft het opstellen van de verantwoordingsformulieren in de tenlastegelegde periode, grotendeels door de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft laten uitvoeren. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij de gegevens daarvoor aanleverde, waarna deze door [medeverdachte 2] administratief werden verwerkt. Daarna zette zij haar handtekening onder het formulier en stuurde [medeverdachte 2] de formulieren door naar de aangewezen instanties.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij vertrouwde op de mondelinge mededeling van verdachte dat de geïndiceerde uren ook daadwerkelijk waren verricht. Pas nadat zijn werkzaamheden door een collega werden overgenomen zag [medeverdachte 2] voor het eerst de urenbriefjes van de daadwerkelijk door de werknemers gemaakte uren. Het verdelen van het totaal aantal geïndiceerde uren, zonder deze werkbriefjes, was volgens [medeverdachte 2] dan ook altijd nattevingerwerk geweest en hij begreep toen dat de eerder gehanteerde verdeling niet klopte met de werkelijkheid.
Uit het dossier blijkt dat 140 mensen uit Enschede en directe omgeving, na aanvraag en toekenning van een PGB, zorg kregen van [verdachte]. Deze mensen hadden overwegend een Turkse achtergrond en waren de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig.
Door het verlenen/ondertekenen van machtigingen gaven cliënten verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] het beheer en de beschikking over het PGB die werd gestort op de bedrijfsrekening van verdachte. Tevens werd door het opgeven van het bedrijfsadres van verdachte aan het Zorgkantoor en/of de gemeente Enschede alle correspondentie naar verdachte verstuurd.
Door deze werkwijze, werd naast het PGB, tevens alle correspondentie met betrekking tot het PGB buiten het zicht van de cliënt gehouden. De cliënt had daardoor geen goed inzicht in het recht en/of de hoogte van het PGB.
Valsheid in geschrift
Naar het oordeel van de rechtbank kan het tenlastegelegde feit bewezen worden nu verdachte maatregelen ter voorkoming van de verboden gedraging achterwege heeft gelaten, hoewel zij daartoe wel bevoegd en gehouden was.
Verdachte beheerde en administreerde bedrijfsmatig PGB budgetten. Naar het oordeel van de rechtbank ben je als uitvoerende verantwoordelijk voor wat betreft de juiste kennis van toepasselijke regelingen en daarmee samenhangende verplichtingen. Het was dus verdachte’s verantwoordelijkheid dat de voor haar voor de cliënten ingevulde verantwoordigingsformulieren werden gebaseerd op de juiste onderliggende gegevens. Dit betekent dat zij verantwoordelijk was voor de inhoud van die formulieren.
Dit houdt onder meer in dat de budgethouder moet kunnen beschikken over ondertekende declaraties van de verleende zorg. Daarin moeten onder meer zijn opgenomen het aantal gewerkte- en betaalde uren, de tijden waarop is gewerkt, het uurtarief, de naam en het adres van de zorgverlener. De basis voor die declaratieformulieren vormt de zorgovereenkomst waarin staat welke zorg op welke dagen voor hoeveel uur tegen welk tarief verricht wordt. In de onderhavige zaak zijn bijna geen zorgovereenkomsten aangetroffen en als ze al werden aangetroffen, dan waren die onvolledig. De rechtbank houdt de BV hiervoor mede verantwoordelijk. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ter zitting verklaard dat de administratie een puinhoop was. Aangezien zij directeur en enig aandeelhouder was van de BV, kan het bij haar levende inzicht ook aan de BV worden toegerekend.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat van valsheid geen sprake was, omdat op de verantwoordigingsformulieren desgevraagd steeds correct de gedeclareerde zorg is ingevuld. De raadsman gaat er evenwel aan voorbij dat de declaratieformulieren al vals zijn ingevuld. Op de declaratieformulieren diende immers te worden aangegeven of zorg was verleend op welke dagen en tegen welk tarief. Hieruit volgt al dat alleen de daadwerkelijk verleende zorguren konden worden gedeclareerd.
Uit de verklaringen van de aangevers/getuigen komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat een:
- ander bedragen was vermeld dan waarvoor in werkelijkheid
zorg was verleend en
- andere (duurdere) zorgvorm(en) was/waren vermeld en/of aangekruist dan in
werkelijkheid was verleend.
Daarmee staat de valsheid van de declaratieformulieren vast. Omdat (alleen) deze valse declaratieformulieren de basis vormden voor de verantwoordingsformulieren, staat daarmee ook vast dat laatstgenoemde formulieren vals zijn.
Voorts heeft de raadsman in zijn algemeenheid gesteld dat verdachte in werkelijkheid veel meer uren zorg heeft verleend dan uit de verklaringen van de aangevers/getuigen blijkt nu bepaalde vormen van zorg zoals het invullen van papieren werd gezien als een vriendendienst en niet als zorg. Ook uit de verklaringen die de getuigen hebben afgelegd bij de rechter-commissaris blijkt dat meer zorg is verleend door verdachte, dan uit administratieve bescheiden naar voren komt. De raadsman heeft gesteld dat de hoeveelheid geld die wél is ontvangen, maar waarvoor geen zorg is geleverd, daarom niet van die omvang is geweest, zoals door de opsporingsambtenaren van de SIOD is berekend.
De rechtbank volgt die redenering niet omdat de SIOD in zijn berekeningen, met de door de raadsman genoemde zorguren, voor zover deze aannemelijk zijn geworden, rekening heeft gehouden en deze heeft verdisconteerd. Ook dan resteert evenwel een substantieel verschil tussen de gedeclareerde zorguren en de daadwerkelijk verleende zorguren.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd. Zij heeft dat gedaan met een ander, omdat een rechtspersoon zelf immers niet kan handelen.
Verduistering
De raadsman heeft gesteld dat de opzet van zijn cliënt niet gericht was op de wederrechtelijke toe-eigening nu zij in de veronderstelling verkeerde dat alle zorg wel degelijk was verleend.
De rechtbank is van oordeel dat voor verduistering sprake moet zijn van wederrechtelijke toe-eigening als zodanig over het geld wordt beschikt dat voldoende duidelijk is dat het geld tegen de gemaakte afspraken in wordt beheerd, teruggave onmogelijk is gemaakt of aanmerkelijk is bemoeilijkt.
In het onderhavig geval werden met behulp van vals opgemaakte verantwoordingsformulieren PGB , bij de budgetverlener de indruk gewekt dat het hele budget daadwerkelijk voor zorg was aangewend, terwijl het juiste bedrag aan verstrekte hulp, het juiste aantal verleende zorguren en de soort zorghulp niet valt te achterhalen doordat verdachte verzuimde (op een juiste wijze) haar administratie te voeren. Verdachte heeft vervolgens eigenmachtig over deze gelden, die nadrukkelijk voor zorg bedoeld waren, beschikt door er andere zaken en diensten van te betalen. Aldus heeft verdachte over geldbedragen beschikt waarop ze geen recht had, waardoor er naar het oordeel van de rechtbank ook sprake is van verduistering.
Witwassen
De raadsman heeft gesteld dat er geen sprake is geweest van verhullingshandelingen omdat via bankafschriften of verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] nagegaan kan worden waaraan de verschillende bedragen zijn besteed.
De rechtbank merkt in dit verband op dat voor bewezenverklaring van witwassen sprake moet zijn van gedragingen die meer omvatten dan het enkele voorhanden hebben van die gelden en die gericht zijn op of het karakter hebben van een daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die gelden (Hoge Raad 8 januari 2013, LJN BX6910).
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte
door het plegen van valsheid in geschrift en verduistering in het bezit is gekomen van aanzienlijke geldbedragen waarover zij, in de persoon van haar statutair directeur, alleen kon beschikken. Verdachte, althans haar statutair directeur, heeft zo blijkt uit het dossier onder meer, een stuk grond in Duitsland aangekocht, een appartement in Turkije gekocht, een bedrijfspand in Enschede gekocht en een bedrag van € 200.000,= geleend aan, naar haar zeggen, toenmalige echtgenoot, die in Turkije verblijft. Door aldus te handelen heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank, samen met haar medeverdachte, schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, nu haar gedragingen mede gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Niet alleen heeft zij het doen voorkomen dat legaal verdiende winsten werden geïnvesteerd in onroerende zaken en een geldlening, maar ook moet bedacht worden dat het lastiger wordt de herkomst van het geld te traceren, indien en zodra de aangekochte onroerende zaken (inclusief waardestijging) weer worden verkocht en de verstrekte geldlening (al dan niet vermeerderd met rente) wordt ingelost.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 tot en met het sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 16 mei 2008 tot en met 26 mei 2009 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander,
verantwoordingsformulieren PersoonsGebondenBudget -
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (PGB-AWBZ), in gebruik bij de Stichting
Zorgkantoor Menzis,
en
verantwoordingsformulieren PersoonsGebondenBudget - Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (PGB-Wmo), in gebruik bij de Gemeente Enschede
en Menzis Zorg en Inkomen,
waaronder:
a. een verantwoordingsformulier PGB- AWBZ inhoudende zakelijk weergegeven
dat door of namens budgethouder [benadeelde 1] over de periode 01-07-2008 tot
en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 10.293,30 aan [verdachte] was
betaald;
en
een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende zakelijk weergegeven dat
door of namens budgethouder [benadeelde 2] over de periode 28-02-2008 tot
en met 30-06-2008 voor een bedrag van EUR 6.160,50 aan [verdachte] was
betaald;
en
een verantwoordingsformulier PGB WMO-HH inhoudende zakelijk weergegeven
dat door of namens budgethouder [benadeelde 3] over de periode 01-01-2008
tot en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 4.430,63 aan [verdachte] was
betaald;
en
een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende zakelijk weergegeven dat
door of namens budgethouder [benadeelde 4] over de periode 01-01-2008 t/m
30-06-2008 voor een bedrag van EUR 5.445,70 aan [verdachte] was betaald;
en
een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende zakelijk weergegeven dat
door of namens budgethouder [benadeelde 5] over de periode 01-07-2008 t/m
31-12-2008 voor een bedrag van EUR 10.282,55 aan [verdachte] was betaald;
elk zijnde een geschrift bestemd om te dienen tot bewijs van het daarin
gestelde, telkens valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die formulieren als echt en onvervalst te gebruiken,
hebbende bedoeld valselijk opmaken telkens hierin bestaan, dat op die formulieren
- andere bedragen waren vermeld dan waarvoor in werkelijkheid
zorg was verleend; en
- andere zorgvormen waren vermeld en aangekruist dan in werkelijkheid waren verleend;
2.
zij in de periode van 16 mei 2008 tot en met 26 mei 2009 in de gemeente Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen (tot een totaalbedrag
gelegen tussen Euro 133.152,- en Euro 271.434,-),
toebehorende aan meerdere budgethouders van PGB-AWBZ en PGB-WMO-gelden waaronder [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en stichting Zorgkantoor Menzis en Menzis Zorg en Inkomen en de gemeente Enschede,
welke goederen verdachte en haar mededader als een voorschot afkomstig van een PGB-AWBZ-budget en een PGB-WMO-budget en als gemachtigde en beheerder en vertegenwoordiger en budgethouder onder zich hadden, telkens wederrechtelijk zich hebben toegeëigend;
3.
zij in de periode van 16 mei 2008 tot en met 26 mei 2009 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen, telkens heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl zij, verdachte en haar mededader moesten vermoeden dat
bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 tot en met sub 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225 lid 1, 321 lid 1 en 420bis lid 1 van het wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: Medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft, met behulp van haar mededader, bijna twee jaar lang zorguren gedeclareerd waarop zij geen recht had. Deze gelden heeft zij vervolgens verduisterd en geprobeerd de criminele herkomst ervan te verhullen. Door zo te handelen hebben verdachte en haar mededader misbruik gemaakt van zorgafhankelijke mensen die vertrouwen hadden in [medeverdachte 1] en haar BV. Deze personen hebben niet de zorg ontvangen die ze nodig hadden. Daarnaast zijn zij ook blootgesteld aan een financieel risico omdat de budgetverlener, het geld dat niet is besteed aan daadwerkelijke zorg, in beginsel van hen kan terugvorderen. Voorts is er sprake van misbruik gemeenschapsgeld waarbij verdachten geen oog hebben gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de regeling van de PGB’s en de mensen die met behulp daarvan juist op een adequate manier in hun zorgbehoefte konden voorzien. Fraude met sociale voorzieningen kan uiteindelijk gevolgen hebben voor het op hetzelfde niveau voorbestaan van dergelijke voorzieningen. Gelet hierop en gelet op de omvang van het fraudebedrag zou een geldboete zoals gevorderd in beginsel op zijn plaats zijn geweest.
Echter, de rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat ook rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Op 26 mei 2009 hebben diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Op die datum heeft verdachte’s vervolging een aanvang genomen. De zaak is op 6 juni 2011 voor de eerste keer ter terechtzitting behandeld. Op die datum is de zaak - op verzoek van de verdediging - terugverwezen naar de rechter-commissaris in verband met het verhoor van getuigen en het onderzoek ter terechtzitting is toen voor onbepaalde tijd geschorst.
De volgende zitting heeft pas op 10 december 2012 plaatsgevonden en de inhoudelijke behandeling heeft op 4 november 2013 plaatsgevonden en er wordt op 18 november 2013 uitspraak gedaan. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt ruim vier jaren en de overschrijding van de redelijke termijn (van twee jaren) bedraagt iets meer dan twee jaren. Een deel van deze overschrijding is toe te schrijven aan de omstandigheid dat op verzoek van de verdediging getuigen gehoord moesten worden door de rechter-commissaris, maar dat laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat sprake is van een overschrijding van die termijn, die voor ongeveer 18 maanden voor rekening van het openbaar ministerie komt. De rechtbank zal, rekening houdend met die overschrijding een strafvermindering toepassen.
Daarnaast verkeert verdachte in staat van faillissement, die in de toekomst wellicht zal worden opgeheven bij gebrek aan baten, zodat een op te leggen boete, deels beoogt te voorkomen dat de BV zonder belemmering voor andere activiteiten kan worden gebruikt, maar voor een ander deel een symbolisch karakter heeft. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de boete vaststellen op € 100.000,= (zegge: honderdduizend euro).

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 7], wonende te [woonplaats] aan de [adres 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De gestelde schade is door de benadeelde partij niet onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[benadeelde 2] wonende te [woonplaats] aan de [adres 3], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De gestelde schade is door de benadeelde partij niet onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter
De heer [aangever 2] als gemachtigde optredende voor de gemeente Enschede, gevestigd te 7500 AA Enschede, Postbus 20, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De gestelde schade is door de benadeelde partij niet onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het sub1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1, sub 2 en sub 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboete van € 100.000,= (zegge: honderdduizend euro);
schadevergoeding
- bepaalt dat de voornoemde benadeelde partijen in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
A.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Regiopolitie Twente, Rechercheteam cluster Oost, met nummer 09-001515. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
B.
1.
Een geschrift zijnde een verantwoordingsformulier PGB- AWBZ inhoudende dat door of namens budgethouder [benadeelde 1] over de periode 01-07-2008 tot en met 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 10.293,30 aan [verdachte] was betaald;
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] e.v [benadeelde 1], d.d. 8 september 2009, zakelijk weergegeven, inhouden als verklaring van de getuige:
Ik doe aangifte namens mijn schoonmoeder [benadeelde 1] voornoemd ter zake oplichting contra zorgverlener [verdachte] te Enschede, lees [medeverdachte 1], ten nadele van mijn schoonmoeder.
Voor anderhalf jaar terug sprak mijn man een vriend die hem vroeg waarom hij zijn moeder altijd begeleidde naar het ziekenhuis. Hij deelde mijn man mede dat zijn moeder daarvoor hulp kon krijgen. Mijn man, ik en mijn schoonouders wisten dit niet. De vriend van mijn man, [betrokkene 1], was, naar later bleek, werkzaam in de zorg bij [verdachte] te Enschede. Hierop heeft [betrokkene 1] een bezoek gebracht aan mijn ouders. Volgens mijn schoonmoeder was daar [medeverdachte 1] ook bij aanwezig. [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] hebben mijn ouders uitgelegd dat zij zonder kosten voor mijn ouders hulp konden krijgen voor de begeleiding van mijn schoonmoeder. Ook kon zij huishoudelijke hulp krijgen. [medeverdachte 1] zou alles regelen. Vanaf voornoemde periode, juli 2007, heeft mijn schoonmoeder de volgende hulp gehad. Elke week op een dinsdag kwam er huishoudelijke hulp via Livio voor 3 uur. Zij kwamen van 9 uur en maakten schoon tot 12 uur. Dit betrof alleen maar huishoudelijke werkzaamheden. Wat ik vreemd vond was dat er om de paar maanden iemand anders huishoudelijke hulp kwam verlenen. Ik hoor van U dat [verdachte] over de periode 2008 zorg heeft gedeclareerd voor elke week 1 uur huishoudelijk hulp. Ik vind dit vreemd omdat ik niet anders weet dat mijn schoonmoeder elke week 3 uur hulp heeft gehad. Dat heeft zij mij verklaard.
Ik hoor van U dat mijn schoonmoeder over het jaar 2008 meer zorg zou moeten hebben gehad via [verdachte] omdat zij hiervoor een declaratie hebben ingeleverd bij het zorgkantoor. Zij zou persoonlijke verzorging moeten hebben gehad alsmede verpleging. Ik heb hierover met mijn schoonmoeder gesproken doch deze vorm van zorg heeft nooit plaats gevonden.
3.
Een geschrift zijnde een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende dat door of namens budgethouder [benadeelde 2] over de periode 28-02-2008 tot en met 30-06-2008 voor een bedrag van EUR 6.160,50 aan [verdachte] B.V was betaald en dat de soort hulpverlening heeft bestaan uit persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding dagdelen.
4.
Het proces-verbaal van aangifte ter zake oplichting/valsheid in geschrifte van [familielid benadeelde 2], d.d. 8 september 2009, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de aangeefster:
Ik doe aangifte namens mijn schoonmoeder [benadeelde 2] voornoemd, ter zake oplichting contra zorgverlener [verdachte] te Enschede, lees [medeverdachte 1], ten nadele van mijn schoonmoeder.
Uit dit bezoek bleek dat [verdachte] een aanvraag had ingediend voor huishoudelijke hulp, ondersteunende begeleiding en persoonlijke verzorging. Zoals ik reeds heb aangegeven heeft mijn moeder wel huishoudelijke hulp en ondersteunende begeleiding gekregen via [verdachte] doch mijn schoonmoeder kan niet precies aangeven hoeveel. Wij kunnen dus ook niet aantonen dat mijn schoonmoeder te weinig uren heeft gekregen. Dit omdat wij geen enkel papier van [verdachte] thuis hebben waarop enige verantwoording van uren staat vermeld. Wel kan ik en mijn schoonmoeder met recht zeggen dat zij geen enkele persoonlijke verzorging heeft genoten via [verdachte]. Mijn schoonmoeder had dit op dat moment wel nodig. Mijn schoonvader en haar eigen dochter hebben de persoonlijke verzorging aan haar gegeven die zij op dat moment nodig had. Nogmaals, van [verdachte] heeft zij dit nooit gehad.
5.
Een geschrift zijnde een verantwoordingsformulier PGB WMO-HH inhoudende dat door of namens budgethouder [benadeelde 3] over de periode 01-01-2008 t/m 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 4.430,63 aan [verdachte] was betaald.
6.
Een geschrift zijnde een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende dat door of namens budgethouder [benadeelde 4] over de periode 01-01-2008 t/m 30-06-2008 voor een bedrag van EUR 5.445,70 aan [verdachte] was betaald en dat de soort hulpverleningen heeft bestaan uit persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding in uren en ondersteunende begeleiding in dagdelen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [benadeelde 4], d.d. 3 november 2009, zakelijk weergegeven, inhouden als verklaring van de getuige:
Wij, verbalisanten, tonen de getuige meerdere 'verantwoordingsformulieren' en bijbehorende `declaratieformulieren PGB', code Z-7.4.1 t/m Z-7.4.7, over de perioden: 20-10-2006 t/m 31-12-2008
Vraag:Zijn de uren die staan vermeld op voornoemde `declaratieformulieren PGB' daadwerkelijk aan zorg aan u verleend in voornoemde perioden door [betrokkene 2]/[verdachte]?
Antwoord:
"U zegt mij dat ik deze periode van 2006 tot en met 2008€ 15.509 aan PGB-gelden heb ontvangen, dat zou kunnen.
U vraagt mij of de zorg tijdens onze vakanties in Turkije in de jaren 2006 tot en met 2009 werd stopgezet, dat is niet het geval. [medeverdachte 1] heeft tegen ons gezegd dat zij extra zorg zou verlenen op het moment dat wij terugkwamen van vakantie. Dat heeft ze in 2007 wel gedaan, maar in 2008 heeft zij na onze terugkomst van vakantie geen extra zorg aan ons verleend.
De uren die zijn gedeclareerd in de periode dat wij in Turkije verbleven, zijn niet verleend. Maar dat is de verantwoordelijkheid van [medeverdachte 1]."
8.
Een geschrift zijnde een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ inhoudende dat door of namens budgethouder [benadeelde 5] over de periode 01-07-2008 t/m 31-12-2008 voor een bedrag van EUR 10.282,55 aan [verdachte] was betaald en dat de soort hulpverleningen heeft bestaan uit persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding in uren en ondersteunende begeleiding in dagdelen en vervoer.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [benadeelde 5], d.d. 21 september 2009, zakelijk weergegeven, inhouden als verklaring van de getuige:
Toen ik in Turkije was heeft iemand van [verdachte] mijn planten verzorgd. Toen ik terug was hebben ze mijn huis een grote schoonmaak gegeven.
10.
Het proces-verbaal verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 2], d.d. 9 september 2009, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de medeverdachte:
Het werkte zo dat [medeverdachte 1] wilde dat er voor het maximaal mogelijke bedrag, het bedrag uit het toekenningsbesluit, werd gedeclareerd. Het ging dan zo dat ik het maximale toegekende budget uit het toekenningsbesluit deelde door de uurtarieven die staan voor bijvoorbeeld verpleging en huishoudelijk hulp. Deze uren verdeelde ik dan over de dagen uit de periode waarover verantwoording werd afgelegd. De dagelijkse leiding lag in handen van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] was de directeur. Ik weet alleen dat [medeverdachte 1] degene was die dus de beslissingen nam en de werkopdrachten gaf binnen [verdachte]. Verder nam niemand beslissingen binnen [verdachte].
De verantwoordingsformulieren PGB/AWBZ waren in de periode van eind 2006 tot en met oktober 2008, gebaseerd op de door mij ontworpen en ingevulde excelformulieren genaamd "declaratieformulier PGB". Deze declaratieformulieren PGB waren niet gebaseerd op onderliggende urenbriefjes van cliënten, maar op het maximale toegekende PGB-budget. Dit toegekende PGB-budget werd door mij in opdracht van [medeverdachte 1] vertaald naar uren.
Ik heb de verantwoordingsformulieren opgemaakt en de bijbehorende exceloverzichten "declaratieformulier PGB" ingevuld. Ik heb al verklaard dat ik ben afgegaan op het woord van [medeverdachte 1], namelijk dat alle uren die ik invulde op deze overzichten ook daadwerkelijk geleverd zijn aan zorg. Kortom, dat het totaal aantal uren klopte. Het verdelen van dit totaal aantal uren over de verantwoordingsperiode, over de dagen, dat was “nattevingerwerk” van mij. Ik wist ten tijde van het invullen van dit exceloverzicht "declaratieformulier PGB" dat de verdeling van de uren over de dagen niet klopte, dit niet conform de waarheid was.
11.
Het proces-verbaal verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 3], d.d. 15 oktober 2009, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de medeverdachte:
Ik moest dan een verantwoordingsformulier van een klant erbij pakken. Vervolgens pakte ik een toekenning erbij. Hierna keek ik dan wat er al eerder verantwoord was. Vervolgens keek ik op de toekenning wat er nog aan het restant over kwam van het toegekende budget.
Op de interne formulieren vulde ik de weeknummers in, daarna de uren die op de toekenning vermeld staan, vervolgens de code van de toegekende zorg; automatisch komt er een bedrag uitrollen. Dit alles wordt vergeleken met het restant van het te verantwoorden PersoonsGebondenBudget. Bij grote afwijkingen verander je de uren tot het restant bedrag PGB ongeveer gelijk wordt.
U vraagt mij of het mij nooit is opgevallen dat het volledige bedrag werd gedeclareerd.
Dit moest ik zo doen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ik moest dit zo doen omdat [medeverdachte 1] niets wilde terugbetalen aan PGB-gelden. Er werd dus ook de maximale zorg gedeclareerd terwijl mensen bijvoorbeeld op vakantie waren.
12.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], d.d. 29 oktober 2009, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van aangever:
Ik ben werkzaam bij Menzis. Mijn functie is Teammanager PGB. Ik doe namens Menzis aangifte van valsheid in geschrift en verduistering gepleegd door [medeverdachte 1] en/of haar ondernemingen [betrokkene 2]/[verdachte]. In de periode 1 januari 2006 tot en met het eerste half jaar van 2009 zijn er door of namens haar verantwoordingen gedaan bij ons Zorgkantoor die niet juist waren.
Op deze verantwoordingen werden hogere bedragen aan verleende zorg vermeld dan feitelijk was verricht. Ook werden vormen van zorg verantwoord die in zijn geheel niet hebben plaatsgevonden. Indien [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 2]/[verdachte] op de verantwoordingsformulieren en de bij de intensieve controle verstrekte declaraties de juiste gegevens had vermeld dan hadden de bedragen, die wij hebben vastgesteld op de eindafrekening aanzienlijk lager uitgevallen. Aangezien betaalde voorschotten die aan zorg worden verleend terugbetaald dienen te worden.
13.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], d.d. 29 oktober 2009, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van aangever:
Ik ben als clustermanager werkzaam bij de gemeente Enschede. Ik doe namens de gemeente Enschede aangifte van valsheid in geschrift en verduistering gepleegd door [betrokkene 2]/[verdachte] en/of [medeverdachte 1]. In de periode 1 januari 2006 tot en met het eerste half jaar van 2009 zijn er door of namens haar verantwoordingen gedaan bij het Zorgkantoor Menzis. Ook zou het zijn voorgekomen dat verantwoordde huishoudelijke zorg in zijn geheel niet heeft plaatsgevonden. Indien [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 2]/[verdachte] op de verantwoordingsformulieren en de bij de intensieve controle verstrekte declaraties aan het Zorgkantoor de juiste gegevens had vermeld, dan had het door ons ingeschakelde Menzis zorgkantoor een deel van de betaalde voorschotten voor ons teruggevorderd. Per saldo is er dan dus teveel PGB uitbetaald.
14.
Geschriften, zijnde toekenningsbeschikkingen persoonsgebonden budget, ten name van [benadeelde 1].
15.
Een geschrift, zijnde een toekenningsbeschikking persoonsgebonden budget, ten namen van [benadeelde 2], waarin is opgenomen dat het toegekende PGB in voorschotten wordt uitbetaald op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [verdachte] te Enschede.
16.
Een geschrift zijnde een volmacht waarin [benadeelde 2], aan [medeverdachte 1] (gevolmachtigde), toestemming verleend om het PGB te betalen op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] van gevolmachtigde.
17.
Een geschrift (bijlage D-055-01), zijnde een nadeelberekening [betrokkene 2]/[verdachte] inhoudende:
[geschrift verwijderd]
18.
Een geschrift (bijlage D-055-02), zijnde een nadeelberekening [betrokkene 2]/[verdachte] inhoudende:
[geschrift verwijderd]
19.
Een geschrift zijnde een incassomachtiging waarbij [benadeelde 1] de zorgaanbieder machtigt om haar persoonsgebonden budget over te maken naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v [verdachte]
20.
Een geschrift zijnde een incassomachtiging waarbij [familielid benadeelde 6] de zorgaanbieder machtigt om het persoonsgebonden budget over te maken op de bankrekening van [verdachte].
21.
Geschriften, zijnde toekenningsbeschikkingen persoonsgebonden budget, ten name van [benadeelde 5].
22.
Een geschrift zijnde een volmacht waarin [benadeelde 5], aan [medeverdachte 1] (gevolmachtigde), toestemming verleend om het PGB te betalen op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] van gevolmachtigde.
23.
Geschriften, zijnde toekenningsbeschikkingen persoonsgebonden budget, ten name van [benadeelde 6], waarin is opgenomen dat het toegekende PGB in voorschotten wordt uitbetaald op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [verdachte] te Enschede.
24.
Een geschrift, zijnde een volmacht, waarin [benadeelde 6], aan [medeverdachte 1] (gevolmachtigde), toestemming verleend om het PGB te betalen op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] van gevolmachtigde.
25.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 oktober 2009, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1]:
Mijn persoonlijke bezittingen bestaan uit mijn woning op de [adres 4] te [woonplaats]. Verder heb ik een vakantiewoning in [plaats] in Turkije. Ik heb ook nog een grondstuk in Duitsland. Daarnaast heb ik namens [betrokkene 2] en later [verdachte] geld uitgeleend aan [betrokkene 3] (ter grootte van € 200.000). Tenslotte heeft [verdachte] een banktegoed van circa € 200.000,--.